W
Recensent: |
H. 'JoJo'
de V. |
Waardering: |
|
|
'Robert
Walter's 20th Congress'. Het lijkt de aankondiging voor een bijeenkomst
van een Amerikaanse politicus, maar het betreft hier de band van de
virtuoze hammond organist Robert Walter. In Europa een nog relatief
onbekende artiest maar in de States inmiddels doorgedrongen tot de
subtop van de progressive jazz-rock. De uit San Diego afkomstige toetsenist
groeide op met de blues van Booker T & the MG's en Ramsey
Lewis en raakte daarna geïnteresseerd in soul en electronic
punk. Toen hij de jazz en jazz-rock uit de jaren 60 en 70 ontdekte,
smolt hij al die invloeden aaneen tot een soort groove jazz-rock
die vergelijkbaar is met wat Brian Auger deed en doet met zijn Oblivion
Express. Een uitgangspunt van Walter is nieuwe elementen toevoegen
aan 'oude' muziek
en oude elementen toevoegen aan 'nieuwe' muziek en hij houdt van
experimenteren. Composities ontstaan bij hem dan ook door langdurige
improvisaties in de studio en tijdens live optredens. Thema's die
op die wijze opborrelen worden vastgelegd in notenschrift en later
uitgewerkt. Natuurlijk geen unieke maar wel een interessante werkwijze
omdat veel tot stand komt op basis van gevoel. En dat is goed te
merken.
Voor wie van hoekige
ritmes ('hooks') houdt en van dansbare jazz-rock is 'Giving up the
Ghost' een aanrader. Het is een album dat zich leent voor beluistering
in de luie stoel maar feestgangers kunnen zich er ook uitstekend
mee vermaken. Er gebeurt veel op dit album, niet in de laatste plaats
door de creatieve manier van musiceren van deze jonge muzikanten
en door de daaraan gekoppelde durf om verschillende muziekstijlen
op een gewaagde manier in een track te verwerken. Het album opent
sterk met 'Glassy
Winged Sharp Shooter' waarbij de bass en drums heftig inwerken op
het onderlichaam en de sterke sax van Gastelum de melodie bepaalt.
Walter maakt hier indruk op de electrische fender rhodes piano. 'Aquafresh'
is een nummer in de Brian Augertraditie met het heerlijke geluid
van de hammond organ en een jazzgroove die in het hoofd blijft zitten.
Knap wordt er gemusiceerd in één van de betere tracks 'Convex
+ Concave'. Het ritme kan zo mee in de 'house' en 'dance', de blaasarrangementen
roepen herinnering op aan Weather Report en er sijpelen naar mijn
gevoel invloeden van Happy the Man door. Bij 'Circle Limit' gaan
mijn gedachten uit naar de fusionband United Future Organisation,
vooral door de wijze waarop Walter loos gaat op de electrische piano
en zijn pianogeluiden moduleert. 'Bygones Be' is een rustpunt met
mooi dwarsfluitspel van wederom Gastelum en Walter is, zowel in de
ingehouden solo als in de begeleiding, een verademing. In 'Dump Truck'
stijgt men tot grote hoogte. Een weergaloze en experimentele fusion
van rock, blues en jazz terwijl de gitaarsolo van Will Bernard door
Lowell George van Little Feat gespeeld zou kunnen zijn. De tracks 'Easy
Virtue', 'Clear All Wires', 'Giving
up the Ghost', 'Bet' en 'Underbrush' zitten allen in het segment
van de groove jazz, zijn wellicht wat eenvormig maar maken toch indruk
door de sterke thema's die goed blijven hangen en de knappe solo's
van met name Walter en ontdekking Gastelum. Het 7 minuten durende 'Sacred
Secret' licht ik er nog even uit. Hoewel het niet als live nummer
wordt vermeld is er in ieder geval in fragmenten sprake van. 20th
Congress klinkt live toch net even anders. Het is een up-tempo feestnummer
dat enigszins – met name door de energieke manier van spelen en natuurlijk
door het hammond organ – in de buurt komt van Niacin. Al zijn de
heren van Niacin net even wat meer getekend door levens- en speelervaring
dan de jonkies van 20th Congress.
Naast de karige hoes is een minpunt
van dit album het drumspel. Hoewel Sluppick en Russo het klappen van
de zweep kennen en een voorname rol spelen, zijn de drums wat klinisch
geproduceerd waardoor het soms ten onrechte lijkt alsof er sprake is
van een drumcomputer. Maar dat drukt de pret niet. 'Giving up the Ghost'
is zeer regelmatig te vinden onder mijn laserstraal. Een heerlijk
album waarbij de durf en creativiteit van Walter en zijn jonge honden
opvallen. Het smaakt wat mij betreft naar meer. Als u uw eigen mening
wilt vormen over deze muziek, kunt u een indruk krijgen via de downloads
op de site van Robert Walter's 20th Congress.
H. 'JoJo' de V. (1-2004)
Bezetting:
Robert Walter - hammond organ, fender rhodes piano, synths,
samples, programs, effects
Cochemea Gastelum - alto sax, amplified alto sax, flute, bass clarinet, effects
Will Bernard - guitar
Chuck Prada - percussion
Joe Russo - drums
George Sluppick - drums
Chris Stillwell - bass
Mike Frantantuno - bass
Albums:
Spirit of '70 (1996)
Health and Fitness (1999)
Money Shot (2000)
There Goes The Neighborhood (2001)
Giving up the Ghost (2003)
The
Watch - Vacuum
|
Label: |
Lizard |
Site: |
Thewatch.it |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
48:04 |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
Max Score
|
|
Ik heb het niet zo op muzikale 'lookalikes'. Het is de materialisatie van de posters van Fish of Pink Floyd die aan de muur hangen van de tienerkamer. Hoewel het proberen te benaderen van je idolen een bepaalde passie uitstraalt die aandoenlijk is, vind ik de meeste pogingen naïef en niet geslaagd en bekruipt mij regelmatig het gevoel "bedenk zelf eens wat". Voorbeelden van bands waarbij dat gevoel zich voordoet zijn Ad Infinitum (Yes), Crucible (Genesis), Periferia del Mondo (PFM) en Simon Says (Genesis) en aan dat rijtje zouden er moeiteloos nog een aantal aan kunnen worden toegevoegd. De Italianen van The Watch zijn hierop echter een grote uitzondering. Hoewel ook hun bronnen van invloed overduidelijk zijn - Genesis en Peter Gabriel - weten zij echter iets eigens aan de tracks en de sound toe te voegen waardoor ik het direct herken. Bovendien zijn de composities sterk en zit het muzikaal-technisch perfect in elkaar. Dat heeft er toe geleid dat het gevoel van lichte irritatie over het gebrek aan originaliteit zich slechts voordeed - en dan ook nog sporadisch - bij hun eersteling 'Twilight', die zij nog uitbrachten onder de naam The Nightwatch. Maar reeds daar openbaarde zich de hoge kwaliteit van de heren. Hetgeen zich voortzette in het schitterende album 'Ghosts'.
De ontwikkeling van de band heeft niet stilgestaan getuige hun nieuweling 'Vacuum'. Wat voorligt is een indrukwekkend album dat bol staat van de prachtige toetsen van Taglioni die immens en vol de oren binnenkomen, van de wervelende en goed geplaatste drums van Leoni en de typerende stem van Rossetti, de drijvende kracht achter The Watch. Een en ander gelardeerd met smaakvolle gitaarpartijen en dwarsfluit. Bovendien is Rossetti gelukkig ook nog gezegend met een redelijk tot goede uitspraak van het Engels, hetgeen niet van alle mediterrane zangers kan worden gezegd. De ontwikkeling van de band komt tot uiting in het feit dat de toetsen een nog belangrijker rol zijn gaan spelen, er meer rustpunten zijn toegevoegd en men tegelijkertijd wat hardere accenten heeft gelegd o.a. in het tien minuten durende titelnummer 'Vacuum'. Ondanks ook nu weer wat personele wisselingen, zijn de bandleden prima op elkaar ingespeeld en tonen zij een bepaalde 'losheid' en durf in het spel. Ze kennen elkaar blijkbaar goed want pas dan ben je in staat om durf te laten zien.
Bij de bespreking van de negen tracks (al staan er acht op de goed verzorgde hoes vermeld) weet ik eigenlijk niet waar te beginnen. Als ik er tracks uit zou lichten, doe ik andere hoogwaardige nummers tekort. Maar vooruit. 'Damage Mode' blijf ik maar draaien. Een prachtige melodielijn, een sterke opbouw en mysterieuze synths. De derde track 'Wonderland' zit vernuftig in elkaar en wordt ondersteund door mooie mellotrons. En 'Shining Bald Heads' leidt bij mij door de symfonische grandeur aan het einde tot kippenvel. In het titelnummer tenslotte trekt men alle symfonische registers open en toont men het gehele spectrum aan kwaliteiten. Een reprise van het intro 'Hills' en de daaraan gekoppelde wegstervende geluiden aan het einde vormen een waardige afsluiting en maken het album 'rond'. De aantrekkelijke lengte van 48 minuten draagt daar ook aan bij want dat stelt mij beter in staat het als een geheel te ervaren. Zijn er dan geen minpunten? Misschien één. De (samen)zang in 'Goddess' lijkt niet altijd even zuiver, maar ik sluit niet uit dat er opzet in het uitmuntende spel is.
'Vacuum' is een intrigerend en wat mij betreft emotief album. Het laat horen hoe mooi symfonische muziek kan zijn. Het laat voelen dat de onderbuik niet alleen geraakt kan worden - zoals zo vaak wordt gedacht - door dansritmes maar ook door melodielijnen en goed doordachte arrangementen. Zoals gezegd heb ik bij muzikale 'lookalikes' vaak het gevoel "bedenk zelf eens wat", bij The Watch hoop ik echter "blijf dit bedenken a.u.b.".
H.'JoJo' de V. (11-2004)
Bezetting:
Simone Rossetti - vocals, flute, dtambou, atmospheres
Ettore Salati - electric, acoustic and 12-string guitars, bass pedals
Roberto Leoni - drums, percussion
Marco Schembri - bass guitars, electric and acoustic guitars
Sergio Taglioni - piano, mellotron, organ, moogs, synths
Discografie:
Twilight (1997/als The Nightwatch)
Ghosts (2001)
Vacuum (2004)
Recensent: |
H. 'JoJo'
de V. |
Waardering: |
|
|
Om het beeld van
de Duitse psychedelische- en spacerock scène nog iets scherper te stellen wil ik hier aandacht besteden aan Weltraumstaunen, een studioproject van Dave Schmidt uit 2001. Voor wat achtergronden van deze scène
verwijs ik naar recensies van Sula Bassana (zie review) en de band Vibravoid (zie review).
Kort door de bocht worden deze artiesten en bands sterk beïnvloed
door Gong en door Pink Floyd in hun beginjaren, maar weten zij
een significant eigen geluid en persoonlijke toets toe te voegen.
Dat laatste geldt helaas slechts ten dele voor Weltraumstaunen.
Bovendien ligt het geluid en de stijl van deze band in een aantal
tracks wat meer in de richting van de solo-albums van ex-Gonglid
Steve Hillage.
Associaties met Hillage maar ook met Ozric Tentacles doen met name opgeld in
de eerste tracks 'Pollenflug' en 'Clockline'. Geen schokkende maar prima en lekker in het gehoor liggende up-tempo en gitaargedomineerde spacesongs. De voeten en handen gaan al gauw meebewegen op de pakkende ritmes. De volgende twee composities zijn echter doordrenkt met Pink Floyd ten tijde van 'Meddle'. 'Kraut' vind ik op zichzelf heerlijk klinken, al zijn de typische en voor iedere progressieve rockliefhebber bekende 'Echoes-piepjes' schaamteloos als uitgangspunt genomen. Hoewel ik moet toegeven dat de leden van Weltraumstaunen vaardig met dat uitgangspunt spelen en jongleren. Het ruim 21 minuten durende en volgens mij met name door improvisatie tot stand gekomen 'Astonished ….. Like the Universe', is lekker freaky en experimenteel. Het plezier dat men had tijdens het maken van deze track spettert er weliswaar af, maar er had wat mij betreft een overdosis minder Floyd in gemogen. Zelfs de ritmes komen bijna naadloos uit 'Echoes'. Het album sluit af met het curieuze 'Last Flight', waar vreemde stemmen en geluiden mij meevoeren naar de weldadige stilte die volgt. Geheel in stijl volgt na 19 minuten absolute stilte nog een 'ghost track' c.q. wat 'ghost
noises'.
Zaken in retrospectief zetten kan prima zijn op zijn tijd, maar wat ik waardeer
bij bijvoorbeeld Vibravoid is dat die band daar iets eigens aan toevoegt. Wat
Dave Schmidt ook goed lukt bij Sula Bassana. Maar hier gebeurt dat veel te
weinig. Wat resteert is de indruk dat een significant deel van de tracks net
zo goed demo's of studioprobeersels van de echte Floyd hadden kunnen zijn.
Van die verloren gewaande tapes die jaren nadien in de krochten van The Abbey
Road Studios worden gevonden. Ik zou het nog hebben geloofd ook en dat is op
zichzelf een kwaliteit. De band haalt hier weliswaar een voldoende, maar Dave
Schmidt cs. kunnen meer. Helaas laten ze dat te weinig horen op het overigens
in een mooie en treffende hoes gestoken 'Weltraumstaunen'.
H. 'Jo Jo' de V. (8-2004)
Bezetting:
Dave Schmidt - guitars, bass, synthesizer, organ, drumprogramming,
drums and voices
Andy Heinrich - vocals, guitars, drums, organ, synthesizer and sounds
Silk Heinrich - bass and vocals
Discografie:
Weltraumstaunen (LP 1999/CD 2001)
Weltraumwelt (LP 2004)
Wetton/Downes
- Icon
|
Label: |
Frontiers
Records |
Site: |
johnwetton |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
46:19 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Hoe goed John Wetton ook kan zingen, als songwriter
heb ik hem nooit geweldig gevonden. Samenwerking met anderen deed het
schrijversniveau van zijn soloalbums regelmatig naar het bovengemiddelde
trekken maar de songs kenmerkten zich te vaak door lullige teksten
en oersaaie refreintjes. Enige progressie in zijn solorepertoire zat
er al lang niet meer in, hoewel zijn vorige cd met nieuwe songs, ‘Rock
of Faith',
een opleving was. Maar dat was naar mijn mening vooral de verdienste
van Clive Nolan. Een hernieuwde samenwerking met zijn vroegere Asia-maatje
Geoffrey Downes zou daar een mooi vervolg aan kunnen geven.
Het album 'Icon' wat hieruit voortgekomen is telt elf nummers,
allen van de hand van Wetton/Downes. Maar om nu te stellen dat de oude “magic” van
de powerrock van Asia terug is lijkt mij nogal overdreven. Aan het rijtje
gastspelers ligt het niet want de namen mogen er zijn: Steve Christey
(Jadis), John Mitchell (Arena, Kino), Annie Haslam (Renaissance), Ian
McDonald (Foreigner, King Crimson), Hugh McDowell (ELO), Mike Stobbie,
het is niet mis allemaal. En er staan best aardige nummers op. De opener ‘Overture:Paradox – Let
me go' is zelfs veelbelovend. Maar op het volgende ‘God
Walks with Us' meent hij ons te moeten laten delen in zijn ervaringen
met het ontdekken van de Heer. Overheersend is het gevoel dat een oud
kunstje wordt opgevoerd zonder enig vernieuwend element. Heel gezapig
allemaal en het zal op koude winteravonden bij kaarslicht best een lekkere
cd zijn. Zoals ‘Meet
Me at Midnight' en ‘Sleep Angel' treffend bevestigen. Enig vuurwerk
is er nauwelijks, zelfs het duet met Annie Haslam gaat volledig de mist in.
Solo zijn Haslam en Wetton qua zang top, maar samen is het erg disharmoniërend.
Of de mix deugt gewoon niet.
Samenvattend moet worden gesteld dat Wetton en Downes met ‘Icon' een cd hebben
afgeleverd die niets met progressieve muziek te maken heeft. En dat ondanks
het meewerken van een aantal bekende namen uit deze wereld. Het is AOR voor
de liefhebbers van het oude Asia, maar ik had me er meer van voorgesteld. De
waardering haalt slechts met moeite twee OJE's.
JProg (6-2005)
Bezetting:
John Wetton - vocals, bass
Geoffrey Downes - keyboards
Jon Mitchell - guitars
Steve Christey - drums
Gasten:
Annie Haslam (Renaissance)
Ian McDonald (Foreigner, King Crimson)
Hugh McDowell (ELO)
Mike Stobbie
Selectieve discografie John Wetton:
Caught In The Crossfire (1980)
Kings road '72-'80 (1987)
Battle Lines (1994)
Chasing the Dragon (1995)
Arkangel (1998)
Nomansland (1999)
Sinister (2001)
Rock of Faith (2003)
Discografie Geoffrey Downes:
New dance orchestra (1986)
Vox humana (1993)
The world service (1999)
White
Willow - Storm Season
|
Label: |
The
Laser's Edge |
Site: |
Whitewillow.net |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
47:24 |
Recensent: |
H. 'JoJo'
de V. |
Waardering: |
|
|
White
Willow kon een potje bij mij breken. Ondanks het feit dat men
het niveau van het debuut 'Ignis Fatuus' op de vervolgalbums
niet altijd haalde, werden de schijven frequent beluisterd.
De donkere muziek waarin de poolnacht schemert en waarin slechts
af en toe een straaltje midzomernacht doorbreekt, raakte mij
- zelfs bij de wat mindere werkstukken - keer op keer. Ik kon
mij laven aan de weldadige somberheid en werd daar paradoxaal
genoeg soms nog vrolijk van ook. Maar het potje is door 'Storm
Season' nu echt uiteengevallen in duizend stukken en hoogstwaarschijnlijk
slechts nog met moeite te restaureren. Wat is er dan mis met
dit laatste wapenfeit?
Wat bij White Willow altijd hoog scoorde waren de prima composities, de prachtige
mellotrons die bij uitstek geschikt zijn om Scandinavische sferen te verbeelden,
de afwisseling tussen de tracks, de verrassingen in de nummers en 'last but
not least' de muzikaal-technische kwaliteiten van Jacob Holm-Lupo en consorten.
De hoge scores op deze onderdelen worden op het wat meer door gitaren gedomineerde 'Storm
Season' soms maar vaker niet gehaald. En dat zit met name in de eenvormigheid
van de tracks en de twijfelachtige kwaliteit van de zangeres. Sylvia Erichsen
zingt in het hoog uitermate geknepen en onzuiver. Luister maar eens naar
haar stem in de compositorisch acceptabele openingstrack 'Chemical Sunset'.
Ik heb gelukkig geen hond maar als ik er een had dan zou hij jankend en in
overspannen toestand het pand verlaten. In combinatie met bepaalde arrangementen,
zoals in 'Soulburn', zit de zang wat mij betreft zelfs in de valse regionen.
In ieder geval is de 'match' en de synergie afwezig tussen de toetsen en
gitaren enerzijds en de vocalen anderzijds. 'Sally Left' is een redelijk
maar in de White Willow catalogus niet bijster origineel nummer waarin de
viool mooi klinkt, de mellotrons dreigend ondersteuning bieden en Johannes
Saeboe een prima Floydiaanse gitaarsolo laat horen. 'Endless Science' kent
een mooi, tokkelend gitaarthema en een wat jazzy tussenstukje. De zang klinkt
echter oppervlakkig. 'Soulburn' begint veelbelovend met invloeden van King
Crimson en zang van Finn Coren maar als het refrein aanbreekt en Erichsen
invalt ontspoort men zoals gezegd vocaal volledig en is de 'match' tussen
toetsen, gitaren en stem ver te zoeken. 'Insomnia' bevat een heerlijk dromerig
klinkend orgel, verrast gelukkig wel door breaks en wendingen en heeft van
die ingetogen delen à la King Crimson met de mellotron op de achtergrond.
De melodie in de titeltrack komt mij wederom bekend voor en is matig gezongen.
Het album sluit af met het door gitaren gedomineerde 'Nightside of Eden'
waarin de band kundig van leer trekt, de orgelsolo op de Hammond B3 geweldig
klinkt maar de zang, het wordt eentonig en dat is een goed woord in dit verband,
wederom zorgt voor puntenaftrek. Gelukkig sluit, om de pijn te verzachten,
een heerlijke symfonische gitaarsolo deze track en het album af.
White Willow heeft met 'Storm Season' het minste album in haar historie afgeleverd.
Een potje konden ze bij mij breken maar het ligt nu welhaast onherstelbaar
aan gruzelementen. Er zal veel herstelwerk nodig zijn om mij in de toekomst
weer te kunnen overtuigen. Of gloort er licht in de duisternis van de poolnacht?
Zangeres Sylvia Erichsen schijnt na de opnames van 'Storm Season' met de
noorderzon vertrokken te zijn en is inmiddels vervangen door Trude Eidtang.
Een driewerf "Hoera!" Dat biedt perspectief voor de toekomst.
H. 'JoJo' de
V. (11-2004)
Bezetting:
Jacob Holm-Lupo - electric, acoustic and classical guitars, keyboards
Johannes Saeboe - electric guitars, electric baryton guitar
Sylvia Erichsen - vocals
Lars Frederik Froislie - piano, mellotron M400, hammond B3, mini-moog, synthesizers,
fender rhodes, wurlitzer, glockenspiel
Marthe Berger Walthinsen - 4 & 5 string bass guitar, tambourine
Aage Moltke Schou - drums, percussion
Ketil Vestrum Einarsen - flutes, microsynth, tambourine
Sigrun Eng - cello
Finn Coren - vocal
Teresa K. Aslanian - ghost voice
Discografie:
Ignis Fatuus (1995)
Ex Tenebris (1998)
Sacrament (2000)
Storm Season (2004)
Ray
Wilson - The Next Best Thing
|
Label: |
|
Site: |
Raywilson.co.uk |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
45:34 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Ray Wilson maakte ooit deel uit van de formatie Stiltskin. Deze band zou naar alle waarschijnlijkheid nooit iemand zijn opgevallen als het kledingmerk Levi's hun nummer 'Insite' niet zou hebben gebruikt in één van hun commercials. Door deze opvallende keuze is de band in de categorie 'One day Fly' terechtgekomen. Dankzij de reclamespot vlogen de singles over de toonbank en steeg het nummer in heel Europa naar de top van de hitlijsten. Het schijnt dat er van het in 1994 uitgekomen debuutalbum 'The Mind's Eye' meer dan een miljoen exemplaren zijn verkocht. De band tourde succesvol door Europa en toch zou het nooit tot een vervolg komen. Stiltskin viel uiteen en het album is tegenwoordig terug te vinden in ramsjbakken, tussen de risee van het (inter)nationale lied. Wilson maakte hierna een periode deel uit van de mij geheel onbekende formatie Cut_ alvorens terecht te komen in Genesis. De heren Banks en Rutherford waren op zoek naar een vervanger voor de vertrokken Phil Collins en vonden hun nieuwe zanger in Wilson. Minimaal twee albums zouden er met hem gemaakt worden, althans, dat was de bedoeling. Met name in Amerika was het enige wapenfeit van deze bezetting, 'Calling all Stations', een enorme commerciële flop. De hoofdpersoon in dit verhaal stond vrij snel weer op straat en eigenlijk is dit voor zijn muzikale ontwikkeling alleen maar goed geweest.
Ray Wilson was altijd al een songwriter en met zijn solowerk heeft hij inmiddels bewezen prima op eigen benen te kunnen staan. Het uitstekende, in 2003 verschenen 'Change', met onder andere de singles 'Change' en 'Another Day', liet dit al overduidelijk horen. Toch is het Wilson gelukt om weer een stap vooruit te zetten. De songs op 'The next best Thing' zijn van hetzelfde niveau als de voorganger, maar toch klinkt het allemaal net iets pakkender, completer, gepolijster en als album meer één geheel.
Het gebodene zal niet bij iedere symfomaan in goede aarde vallen. De muziek van Wilson valt in de categorie singer-songwriter, hetzij met een zeer symfonisch tintje. Verwacht met dit werk in ieder geval geen gepats met instrumenten, knallende gitaarsolo's of vlugge keyboardpassages. Dit album is een ingetogen werkstuk geworden.
Naast fraaie ballads als 'Sometimes' en 'Adolescent Breakdown' vinden we bijvoorbeeld de rocker 'Pumpkinhead' en de zeer sterke instrumentale song 'The Next best Thing'. Dit uptempo stuk is een geweldige afsluiter van een prima album. Overigens is ook de de voormalig Stiltskin-hit 'Inside' in een nieuwe versie te vinden.
Laten we hopen dat zijn solo-carriëre Ray Wilson meer waardering zal brengen dat zijn periode bij Genesis. Ondanks dat hij pas twee albums onder zijn eigen naam op het solopad bezig is - we tellen zijn eerste album maar voor het gemak niet mee - behoort hij nu al tot de top, zowel qua componist als qua zanger. Zolang het hem lukt nummers van deze kwaliteit te blijven maken mag hij wat mij betreft nog vele jaren doorgaan.
OProg (12-2004)
Bezetting:
Ray Wilson - vocals, guitar
Steve Wilson - guitars
Amanda Lyon - backing vocals
Discografie (solo):
Guaranteed Pure (1990)
Live & Acoustic (2001)
Change (2003)
These Are The Changes (2004)
Steve
Winwood, de legendarische frontman van The Spencer Davis Group en
Traffic heeft na lange tijd weer eens een solowerk afgeleverd. De
wat tegenvallende voorganger Junction Seven stamt uit 1997 en was
een nogal glad product door de aanwezigheid van synthetische keyboardpartijen
en veelvuldige achtergrondkoordjes. Maar muziek met Winwood kan natuurlijk
niet slecht zijn door zijn alom aanwezige stemgeluid en karakteristieke
Hammond B3 orgelspel. Er bestaat een anekdote waarin melding wordt
gemaakt dat Steve een concertzaal vol kon krijgen door alleen maar
vijf keer "test" in een microfoon te roepen. Dat zijn waarschijnlijk
verleden tijden.
Op de nieuwe cd is men teruggekeerd naar de stijl van de eerste soloalbums.
Winwood op de B3 omringd door gitarist Jose Pires de Almeida Neto
en drummer Walfredo Ryes Jr. af en toe aangevuld met congas, sax en
fluit.
De opener, Different Light, heeft een lang instrumentaal intro en
zet uiteindelijk de toon voor het songmateriaal op deze About Time.
Authentiek Hammondspel zoals alleen Steve Winwood dat kan, gebed in
funky arrangementen met een jazzy feel. Zijn stem lijkt misschien
iets minder krachtig en helder dan voorheen maar dat zou ook een productietechnisch
gevolg kunnen zijn.
Hoogtepunten vormen voor mij persoonlijk Cigano, Take it to the final
Hour, Why can't we live together, Now that you're alive waarbij opvalt
dat het album eigenlijk geen zwakke nummers kent. Absoluut top zijn
het melancholieke Horizon en het afsluitende Silvia waarin gedurende
ruim elf minuten oude tijden herleven.
Als referentie met Traffic werk kan de periode The low Spark of the
high heeled Boys tot When the Eagle flies genoemd worden waarbij Winwood
vooral zichzelf blijft.
Resumerend, Steve Winwood heeft een sterke cd afgeleverd die beter
past bij de vroegere hoogtepunten dan zijn latere soloalbums.
De cd is in de eigen Wincraft studio in Gloucestershire opgenomen
en het fraaie artwork is van Michael Rios.
JProg (2003).
Bezetting:
Steve Winwood - hammond, zang
Jose Pires de Almeida Neto - gitaar
Walfredo Ryes Jr. - drums
Karl Vanden Bossche - congas
Richard Bailey - timbales
Karl Denson - sax, fluit
Discografie
(solo):
Steve Winwood 1977
Arc of Driver 1981
Talking back to the night 1982
Back in the high life 1986
Roll with it 1988
Refugees of the heart 1990
Junction seven 1997
About Time 2003
Wobbler
- Hinterland
|
Label: |
Lasers
Edge |
Site: |
wobbler |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
56:52 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Na de eerste beluistering
van Hinterland van de jonge Noorse band Wobbler schoten mij zo
maar wat vragen door het hoofd. Is het verwerpelijk als een
progband beïnvloed
is door andere muziek uit de progressieve hoek? Moet je als progband
elke tien seconden wat anders spelen om progressief te zijn?
Voor mij speel je wel degelijk progressieve
muziek als je het eerste wel en het tweede niet doet, geen moment
van twijfel. Hoe progressief is Wobbler?
Hun muziek staat bol van de analoge toetsenpartijen, waarbij referenties
naar b.v. Änglagård, Anekdoten, Gentle Giant, ELP, Genesis
en het oude King Crimson gemakkelijk te maken zijn. Het biedt daarnaast
een eigen toevoeging door de vreemde melange van subtiele sferen
en brede muzikale uitwaaiers die geboden worden. Slechts vier songs
telt dit eerste album van deze vijfmansformatie waarbij lang uitgesponnen
thema's de boventoon voeren. De zang van Tony Johannessen is aangenaam,
enigszins kleurloos en mist wat aan kracht, maar dit wordt ruim
gecompenseerd door het uitbundige en inventieve keyboardspel van
de van het laatste White
Willow album 'Storm
Season' (review) bekende Lars Fredrik Frøislie.
Hij bespeelt een indrukwekkend aantal toetsinstrumenten, van Hammond
tot minimoog, maar ook zijn medebandleden hebben een voorliefde
voor gerenommeerd instrumentarium. De zeer uitgebreide specificatie
ervan is opvallend, zo opvallend dat ik het bij het bezettingsoverzicht
heb toegevoegd.
De cd telt slechts vier nummers, waarbij de eerste maar éénenveertig
seconden duurt. De overige drie zijn dus lang. De titeltrack, 'Hinterland',
duurt ruim zevenentwintig minuten, waarop smaakbepaler Frøislie
zich naar hartelust uitleeft. Hij opent op een Keith Emerson wijze,
maar al snel dringen de genoemde andere referenties op en ontstaat
een indrukwekkende track met een staalkaart aan muzikale hoogstandjes.
Gitarist Morten Andreas Eriksen krijgt voornamelijk in de zachtere
passage gelegenheid, zoals ook op het bijna dertien minuten durende
'Rubato Industry'. Deze song is een hoogtepunt van het album, is
wat korter en juist daardoor krachtiger. De baspartij van Kristian
Karl Hultgren is vrij heftig waarbij de gitaren en het drumwerk
eigenlijk te diep in de muziek zitten en wat meer op de voorgrond
hadden mogen treden. Een fraai akoestisch pianostuk opent de afsluiter
'Clair Obscur', weer ruim vijftien minuten, waarbij rond een bombastisch
middenstuk een symfonisch feestje gevierd wordt. Een heuse mellotron-
en moogparty.
Het is, kort samengevat, een mooie cd van een zeer jonge band voor
liefhebbers van symfonische rock. Ze moet dan ook tot dat segment
van de progrock gerekend worden. Muziek van een groep die bovenal
de kennis van het verleden en het eigen kunnen op sfeerrijke wijze
goed weet te combineren. Daarbij is een zeer dominante rol
voor Lars Fredrik Frøislie met zijn keyboards weggelegd.
Productietechnisch kan het beter, de zang, gitaar en, in mindere
mate, de drums komen te weinig aan de oppervlakte. Daarnaast is
het compositorisch in eerste instantie aan de magere kant, lijkt
het af en toe diepgang en variatie te missen, hoewel dat beeld
na meerdere luisterbeurten bijgesteld moet worden. Voor een eerste
album is het zeer zeker een degelijk en veelbelovend debuut. Men
moet wel oppassen niet teveel de grote voorbeelden uit het verleden
te willen volgen. Er zijn momenten op dit album dat het daarbij
erg dicht in de buurt komt. A propos, die mannen lijken op de foto
in het cdboekje regelrecht uit de Seventies te zijn getransformeerd.
Het hoesontwerp is bijzonder fraai en is geheel in de stijl
van de enige cd van Il Trono dei Ricordi. Ze zijn dan ook van dezelfde
ontwerper, n.l. de Amerikaan Michael Bennett, weleens de nieuwe
Roger Dean genoemd. Bob Katz van Lasers Edge heeft dit Il Trono-album
gemastered en gedistribueerd via Lasers Edge in de VS en Japan
en daar zit waarschijnlijk de link.
JProg (1-2006)
Bezetting:
Lars Fredrik Frøislie - Keyboards and some vocals, Hammond
C3 with Leslie 122 & 145, Minimoog model D, Mellotron M400
S, Hohner Clavinet D6, Rhodes Mark II Stage Piano, Arp Pro Soloist,
Arp Axxe, Solina String Ensemble, Logan String Melody, Stylophone,
Kawai organ, Roland Space Echo RE-150, Sound Workshop Spring Reverb,
MXR Distortion +, Ibanez Flanger Fl-305, Vox wah-wah, Fender Twin
Reverb amplification, Wurlitzer A200, Reed organ, Zuckermann Harpsichord
and a Petrof Grand Piano,
Martin Nordrum Kneppen - Ludwig Special Drums, Recorder and Percussion
Kristian Karl Hultgren - Bass, Rickenbacker 4001 and Fender Jazz
Bass,
Alto and tenor Saxophone and Soprano
Tony Johannessen - Lead vocals
Morten Andreas Eriksen - Electric and acoustic guitars, mandolin,
tambourine and Kazoo, Gibson Explorer, Fender Telecaster, Gibson
Les Paul, Gibson SG and Martin guitars
Gasten:
Ketil Vestrum Einarsen - Flute, Recorders and vocals
Ulrik Gaston Larsen - Baroque guitars - Teorbe/Lute
Pauliina Fred - Recorder
Aage Moltke Schou - Percussion
Discografie:
Hinterland (2005)
Het
platenlabel 'Rykodisc', o.a. bekend door de catalogus
van wijlen Frank Zappa, grossiert in de wat meer obscure artiesten.
Muzikanten die eens in de zoveel jaar een album uitbrengen
en verder in afzondering hun leven leiden. Robert Wyatt, de
vroegere drummer van de legendarische Soft Machine en van Matching
Mole, is één
van hen. Na zijn dramatische val in 1972 en zijn onvermogen om sindsdien
te drummen leeft hij min of meer als kluizenaar, samen met
zijn onafscheidelijke Alfreda 'Alfie' Benge die
op zijn solo-albums en ook op
'Cuckooland' haar stem laat horen. Robert Wyatt maakt
muziek en heeft een stem waar je van houdt of niet. Een middenweg
is nauwelijks mogelijk. De stembanden kraken aan alle kanten en
Wyatt begeeft zich nog steeds in de hogere regionen van de toonladder.
En de muziek is 'weird' en absurd, waarbij het lijkt
alsof de songs in een geheel andere wereld tot stand zijn gekomen.
Een droomwereld waarin een romantisch verlangen naar vroeger, naar
de tijd waarin geesten zich nog in de donkere bossen vertoonden,
de trollen in de mist dansten en heksen je buurvrouw waren. Maar
Wyatt is zeker niet autistisch voor de barre werkelijkheid van de
moderne samenleving. Als je de teksten meeleest zoals in de vierde
track 'The Forest'
dan neemt hij je via een geheim pad vanuit het mystieke maar aantrekkelijke
bos mee naar de verschrikkingen van Auschwitz en de dodenkampen
in Lety. Daarmee laat hij zien hoe mooi het zou kunnen zijn en hoe
erg het feitelijk is. En dat doet hij vaker op deze schijf. Zo denk
je dat Wyatt 'slechts' de lieflijkheid van een schaap
bezingt, in het volgende couplet van 'Life is Sheep' declameert
hij 'Live is sheep if you live on a farm. Instead of names
the animals all have numbers. So you won't get too attached'.
Ook
op dit album van Wyatt overheersen de prachtige klanktapijten
van piano en keyboards, de vervormde trompetten en trombones die
we ook al kennen van zijn meesterwerk 'Rock Bottom' en
de ijle vocale harmonieën die als een warme deken over de
instrumenten hangen. En zoals zo vaak omringt hij zich met louter
topmuzikanten zoals David Gilmour, Brian Eno en Phil Manzanera.
Door de ijlheid van de produktie en de stemmen heeft 'Cuckooland' de
sfeer van 'ambient music' maar er schemert veel jazz
doorheen. Het album bestaat uit 2 delen 'neither here …' en
'… nor there, die qua sfeer niet veel van elkaar verschillen.
De twee delen zijn gescheiden door 30 seconden stilte, volgens Wyatt
'A suitable place for those with tired ears to pause and resume
listening later'. Uitschieters zijn wat mij betreft het eerdergenoemde
'The Forest', het tekstueel en compositorisch sterke 'Old
Europe' waarin Wyatt zelfs weer drumt, het mysterieuze "Beware'
en het vreemde 'Life is Sheep'. Maar er staan wat mij
betreft geen zwakke nummers op 'Cuckooland', hoewel
het Zuid-Amerikaans getinte 'Insensatez' mij minder
bevalt. Te vrolijk en te aards in vergelijking met de sfeer die
de rest uitademt.
Oudgediende
Wyatt heeft zoals zo vaak weer een indrukwekkend werkstuk afgeleverd,
waarvan de kwaliteit ook tot uitdrukking komt in de schitterende door
zijn vrouw ontworpen hoes. Het album geeft de mogelijkheid tot romantisch
wegdromen maar zet ook aan tot nadenken. Wat dat aangaat zet Wyatt
de luisteraar zowel tekstueel als muzikaal soms op het verkeerde been
om hem of haar uiteindelijk weer met beide benen op de grond terecht
te laten komen. Dat is een te koesteren kwaliteit.
H. 'JoJo' de V (12-2003).
Bezetting:
Robert
Wyatt - vocals, cornet, keyboards, trumpet, percussion
Met o.a. Alfreda Benge - vocals
David Gilmour - guitar
Brian Eno - voices
Phil Manzanera - vocals
Karen Mantler - vocals, keyboards, harmonica
Michael Evans - drums
Gilad Atzmon - saxes, clarinet
Annie Whitehead - trombone
Robert Wyatt - Solar Flares Burn for You
|
Label: |
Cuneiform Records |
Site: |
Strongcomet |
Jaar: |
2003 |
Duur: |
52:18 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
De basis van dit in 2003 uitgebrachte album bestaat uit twee Top Gear shows uitgezonden halverwege de jaren zeventig. Lachend vroeg ik me bij met name het tweede deel van het album af of er niet meer lichaamsdelen geraakt waren dan alleen zijn rug toen hij uit het raam viel en zijn wervels brak. Maar laten we positief beginnen. Op het eerste deel van het album, opgenomen in 1974, horen we Wyatt die met piano en zang een aantal nummers ten gehore brengt. Een beetje eentonig maar toch nog zeer goed aan te horen. Zo komt bijvoorbeeld ‘Sea Song’ voorbij. Dan komen we langs een in 2002 opgenomen nummer met Hugh Hopper dat nog best goed is. Dan volgt het titelnummer dat ooit geschreven is als soundtrack voor een korte film en hierna gaat het mis. Het laatste deel van het album is uit 1972. Het begin is goed, met ‘God Song’ van ‘Little Red Record’ van Matching Mole, en ‘Fol de Rol’ van Hatfield and the North. Hierna waagt Wyatt zich aan een nummer met als naam ‘Little Child’ waarin hij zowel een hoog stemmetje, dat van een kind, laat horen, als een vader/opa die een vraag beantwoord. Een veel zwaarder stemmetje dus dat net als zijn 'kinderstem' op de lachspieren werkt. Hierna lijken de kaboutertjes het album gekaapt te hebben want vanaf ‘We got an Arts Council Grant’ is het alsof de zeven dwergen muziek aan het maken zijn. Het resultaat is een lachwekkend geheel dat ik niet echt serieus kan beluisteren en het dan ook maar niet meer doe. Misschien mis ik de essentie of de diepere boodschap van het tweede deel. Misschien snap ik het gewoon wel helemaal niet maar ik kan er echt niks mee. Behalve me voorstellen waar de punk vandaan kwam eind jaren zeventig.
Conclusie: dit album is alleen voor de fanatieke fan. Wyatt heeft veel beter materiaal gemaakt. En als bijvoorbeeld Maching Mole niet kan boeien is het beter om uit de buurt te blijven van ‘Solar Flares for You’. Twee OJE’s voor het aardige, weliswaar eentonige, eerste deel.
OProg (10-2006)
Bezetting:
Robert Wyatt - cornet, keyboards, voices, engineer, artwork, photography, story, instrumentation, compilation assistant
Francis Monkman - electric piano, back vocals, interviewer, synthesizer, piano
Hugh Hopper - loops, interviewer, bass
Discografie:
The End of an Ear (1971)
Rock Bottom (1974)
Ruth Is Stranger Than Richard (1975)
The Animals Film (1982, Soundtrack)
1982-84 (1984)
Nothing Can Stop Us (1985)
Old Rottenhat (1986)
Dondestan (1991)
A Short Break (1992)
Mid-Eighties (1993)
Flotsam Jetsam (1994, compilation)
Shleep (1997)
Cuckooland (2003)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved
|