P
Kippen
en eieren, oorzaken en gevolgen. Daar wil ik deze recensie mee beginnen.
De punk en new-wave stromingen eind zeventiger, begin tachtiger jaren
waren niet alleen een reactie op de politieke en sociaal-economische
situatie in die tijd. De punkbands en haar volgers openden ook de
aanval op de ingedutte, weinig maatschappijkritische en 'kijk eens
hoe goed ik kan spelen' muziek waartoe in hun ogen ook de symfonische
en progressive rock behoorde.
Bij beluistering van het debuut van het Zweedse Paatos vroeg ik mij
af of de aanval uit de punkhoek ook zo heftig zou zijn geweest als
de progrock in dat tijdsgewricht zou hebben geklonken als de muziek
op "Timeloss"? Of kan "Timeloss" alleen maar
zo klinken dankzij de invloeden uit de new wave? Het al dan niet
bestaan van causale verbanden, een moeilijke materie. Wat ik in ieder
geval ervaar is dat op dit fenomenale album bewust of onbewust door
de makers citaten en referenties aan new wave bands en artiesten
als The Passions, Patti Smith, Au Pairs en The Blue Nile op een creatieve
en smaakvolle wijze zijn verwerkt. Waarmee Paatos wellicht mede een
bijdrage levert aan een 'new wave' in de progrock. Zoals ook Anekdoten
al een aantal jaren doet. Tevens ligt een vergelijking met het Zweedse
Landberk voor de hand, gezien het Paatos-lidmaatschap van Stefan
Dimle en Reine Fiske. Landberk, ook al zo'n band die anders klinkt
dan de hoofdstroom in de progrock. Het kan toch geen toeval zijn
dat alle genoemde bands uit het hoge noorden komen?
Wat heb ik de afgelopen donkere winterweken een plezier beleefd aan
dit album. Zelden heb ik zoveel emotie en gevoel gehoord in muziek
als op "Timeloss". Daar is zeker niet in de laatste plaats
de directe manier van opnemen de oorzaak van. De band heeft er bewust
voor gekozen op te nemen in een kleine studio, waar men meer tijd
kreeg om eigenheid in de productie te leggen. Dat is gelukt. Zangeres
Petronella Nettermalm is zo 'dichtbij' dat je haar hoort ademhalen
en kreunen. En hoe dichterbij, hoe intiemer, zoals u ongetwijfeld
uit ervaring weet. Hoewel Nettermalm geen excellente stem heeft,
is het een stem die uitstekend past bij de muziek, zowel in de rustige
als de vinnige passages.
Het album opent easy listening met "Sensor" maar krijgt
al snel de hierboven bedoelde new wave felheid. Ondersteund door prachtige
mellotronklanken van Wallén schreeuwt Nettermalm het uit en
via een gitaarsolo 'ontaardt' de track in een bombastisch einde.
"Hypnotique" beschouw ik als een hoogtepunt en als één
van de beste nummers die de laatste tijd in de progrock zijn verschenen.
Sensitief en met veel pathos reciteert Petronella de tekst en bereidt
samen met de gitaarklanken van Fiske, de dwarsfluit van gast David
Wilczewski en de mellotron van Wallén langzaam maar zeker een
climax voor. Een climax zelden gehoord met een prachtig door de gitaar
gespeeld thema waarin Landberk opzichtig doorklinkt en waarna de band
hartstochtelijk loos gaat. Deze track krijgt qua thematiek, arrangement
en opbouw een logisch vervolg in het tweede hoogtepunt "Téa".
Ook dit nummer begint ingehouden met piano en zang, waarbij het lijkt
alsof de zangeres in de kamer staat. Ook hier is het rustige deel
de wegbereider voor een vurige en dramatische culminatie waarin de
mellotron gelukkig weer een hoofdrol speelt en drummer Huxflux Nettermalm
de band kundig bij elkaar houdt. Koude scandinavische rillingen bevangen
mij.
"They are beautiful" zet de onbevangenheid van kinderen
naast het geweld van oorlog en ellende. Een track waarin de band
in de uitvoering een interne strijd lijkt te voeren: beelden we het kind
of de oorlog uit? Men kiest voor het kind, wat resulteert in een
lieflijk en ingetogen nummer dat aanzet tot denken en dromen.
Dit indrukwekkende debuut wordt in stijl afgesloten met het twaalf
minuten durende "Quits". Ook hier weer new wave invloeden,
zeker aan het begin. Op een Patti Smith-achtige wijze bezingt Nettermalm
verraad in een relatie. Een echt fusionnummer waarin pop, new wave,
jazz en prog in de blender worden gegooid met als gevolg een modern
klinkend geheel dat op een dance party geen slecht figuur zou slaan.
De bas van Stefan Dimle soleert creatief en de gastblazers (saxofoon,
trompet en trombone) domineren een climax waarin de band het spoor
kwijt lijkt te zijn. Ik benadruk 'lijkt' want het is een geordende
chaos die refereert aan "The Devil's Triangle", bekend
van The Wake of Poseidon van King Crimson. De cirkel lijkt daarmee
rond te zijn.
Dit in een mooi verzorgde digi-pack met paarstonen gestoken debuutalbum
bezorgt mij iedere keer weer een hersenspoeling. Het teistert mijn
mentale databank gevuld met symfo en prog, het zet de luikjes open
naar dat 'verdrongen' deel van mijn leven waarin ik stiekeme uitstapjes
maakte naar de new wave en het laat het gevoel weer stromen. Laat
Paatos ook uw hersens spoelen: ze hebben het af en toe nodig.
H.
'JoJo' de V (2003)
Bezetting:
Petronelle
Nettermalm - vocals
Hunflux Nettermalm - drums, congas
Johan Wallén - piano, hammond organ, moog, mellotron, steinway
grand piano
Reine Fiske - electric & acoustic guitars
Stefan Dimle - electric & double bass
Het maken van een uitstekend debuutalbum
kent allerlei gevaren. De verwachtingen van het publiek raken
oververhit, de artiest worstelt daardoor nogal eens met een 'writers
block' en wordt beheerst door de angst of de hoge kwaliteit wel
kan worden vastgehouden. Wellicht dat de dame en de heren van
Paatos hier ook aan hebben geleden – hun eersteling was immers
een juweeltje (zie de recensie elders
op OJEWeb) – van angst of twijfel over het gebodene is echter
in het geheel niets te merken op hun tweede album 'Kallocain'.
Een tweede album dat zowel in een enkele uitgave als met een extra
DVD van een concert in het Duitse Rockpalast TV op de markt is
gebracht.
De titel van het album is ontleend aan een boek van de Zweedse auteur Karin Boye,
waarin het verlangen naar een utopische en perfecte maatschappij wordt beschreven.
Een verlangen dat in de teksten op 'Kallocain' terugkomt, teksten die overigens
duidelijk maken dat het ook in de relevante omgeving van de leden van Paatos
zeker nog geen koek en ei is met sociale relaties, emoties en aanverwante mechanismen. "Suddenly my only friend is loneliness", zingt zangeres Petronella Nettermalm prachtig in 'Happiness'. De utopie blijft derhalve een utopie, het verlangen een verlangen. Een en ander heeft ook gevolgen voor de stemming op deze schijf die niet somber is – dat zou een te donker beeld schetsen – maar
die dan toch op z'n minst melancholisch genoemd mag worden. Een term die de leden
van Paatos ook vaak reserveren om hun muziek te karakteriseren. En melancholie
raakt mij altijd direct in het hart. In melancholie en romantiek ligt naar mijn
mening de ware kunst besloten en in die sfeer van 'lijden' komen de beste kunstwerken
tot stand. Zo ook hier, want we hebben hier weer een progressief pareltje in
handen.
Het door Steve Wilson van Porcupine Tree gemixte album bestaat uit 9 tracks waarin te allen tijde de stem van Petronelle Netterhalm aanwezig is en vaak sprake is van een gelijke opbouw. Kenmerkend voor Paatos vind ik hun
vermogen om de onderdelen van de composities kundig op te stapelen
om uiteindelijk en onvermijdelijk uit te komen bij een euforische climax
van instrumenten dan wel bij een gedragen emotioneel einde. De prachtige
'vintage' mellotrons van Johan Wallèn en de gitaren van Peter Nylander spelen in die outro's een cruciale rol. 'Happiness', 'Absinth Minded', 'Look At Us' en 'Won't Be Coming Back' zijn uitstekende voorbeelden van zo'n opbouw. En al heeft Paatos een eigen geluid, associaties met King Crimson, Landberk – logisch gezien de historie van de band, al is Reine Fiske inmiddels vertrokken – Prefab
Sprout en invloeden vanuit de vroegere 'new wave' kunnen niet worden
ontkend. Wat mij betreft had de mellotron, zeker in die genoemde delen
van de tracks, wat dominanter in de produktie aanwezig mogen zijn.
Nu dreigt hij soms ten onder te gaan in het geweld en daar is de mellotron
een te mooi instrument voor.
Naast en tussen de genoemde nummers is een aantal 'ballads' geplaatst.
Een term die in de progressieve muziek wellicht niet geheel de lading
dekt, maar in ieder geval wat relatief rustiger tracks waarin een pakkende
melodielijn een aantal malen wordt herhaald. Het gevoelige 'Holding
On', 'Reality' en 'In Time' vallen onder die noemer. Speciale aandacht
vraag ik in die categorie voor 'Stream', dat ik een juweel vind en
dat een beeldende illustratie biedt van wat de synergie tussen klassieke
muziek en prog kan opleveren. Al is het thema wel erg afgeleid, zeg
ik enigszins eufemistisch, van een pianosonate van ik dacht Chopin.
Maar Petronella Netterhalm galmt en deint met haar stem vaardig mee
op de symfonische klanken. Haar stem is zeer karakteristiek en vraagt
veel ruimte in het geluidsspectrum van Paatos. En daar ligt wel een
toekomstige valkuil te wachten. Dit soort overheersende stemmen herbergen
het gevaar dat alles op elkaar gaat lijken. Dat gevoel had ik in het
verleden bij Peter Hammill's Van der Graaf Generator en recent bij
Roine Stolt van The Flower Kings. Ook twee niet te vermijden stemmen.
Wellicht dat à la The Flower Kings deze valkuil in de toekomst
door Paatos kan worden omzeild door een extra zanger aan te trekken
waardoor meer variatie zal ontstaan.
Resumerend heeft Paatos met 'Kallocain' wat mij betreft volledig aan de hooggespannen verwachtingen voldaan. Een album dat nog meer compositorisch evenwicht kent dan het debuutalbum, wel enige draaitijd nodig heeft maar dan heb je ook wat. Het schitterende en intrigerende 'art work' maakt het geheel compleet.
H. 'Jo Jo' de V. (8-2004)
Bezetting:
Huxflux Netterhalm - drums, percussion, programming, additional
keyboards and vocals
Stefan Dimle - electric and upright bass
Johan Wallen - keyboards
Peter Nylander - guitars
Petronelle Netterhalm - lead vocals, cello
Anders Bergman - violin
Paatos vertoonde op het vorige album 'Kallocain' weinig
muzikale ontwikkeling ten opzichte van het goede eerste album
'Timeless'. Anno 2006 worden we verrast door een mooie uitgave
van hun derde cd 'Silence of Another Kind'. Heeft men vanuit
de stilstand nieuwe wegen gevonden?
Het eerste nummer 'Shame' zal de luisteraar niet op de banken brengen.
Het sluit wel naadloos aan op eerder uitgebracht werk dus vertrouwd
is het direct. De boodschap is prima maar de compositie is zoals
gebruikelijk en dus voorspelbaar. Het mist het niveau om het gebrek
aan dynamiek en diversiteit te compenseren. 'Your Misery' start
veelbelovend maar daar blijft het ook bij. Petronella Nettermalm
blijkt eens te meer een uiterst matige zangeres te zijn en vooral
in de akoestische en wat legere stukken is het af en toe op het
randje. Op 'Falling' galmt als vanouds een mooi mellotrongeluid
mee maar de band is goed beschouwd niet meer dan een begeleidingsband
voor Nettermalm. En dat is jammer want zo goed is zij niet dat
ze die te overheersende rol met recht verdient. Daarnaast kunnen
de mannen uitstekend met hun instrumenten overweg zodat er mogelijkheden
verloren gaan. 'Still Standing' is een broodnodig lichtpunt en
het is spijtig dat de song zo weinig uitgewerkt wordt. Daar had
meer mee gekund. Maar de opleving is van korte duur en 'Is That
All?' geeft treffend het karakter van het album aan. Alsmaar hetzelfde
midtempo, dezelfde muzikale structuren, nooit eens een
knallende solo op gitaar of keyboard die de bakens verzet, alles
is ondergeschikt aan Petronella. Paatos zou heavier gaan klinken
sinds de tournee met The Gathering. Ik merk daar weinig van, wat
ik me daar ook bij voor moet stellen.
De 'Procession Of Fools' van vierendertig seconden slaan we maar
over, het is niet meer dan wat gereutel en gejank, waarna 'There
Will Be No Miracles', de slechte microfoonopstelling bij de gitaar
daargelaten, meer vuur brengt. Het gaat helaas ten onder in een
zich oeverloos herhalend refrein, de teksten zijn er ook niet beter
op geworden, en is goed beschouwd niet meer dan een middle-of-the-road
popsong. 'Not A Sound', ook al zo'n treffende titel, brengt het
album niet op een hoger plan. Vogelgeluiden accentueren de slaapverwekkendheid
van de song die veel te lang duurt. Het nummer gaat ongemerkt over
in 'Silence Of Another Kind', weer bijna drie minuten geluidjes.
Een symfonische finale wordt het genoemd! Jawel. En zo zijn we
na iets meer dan tweeënveertig
minuten al aan het eind. Veel te kort natuurlijk. Het gebruik
van analoge opnameapparatuur bij de eindmix om het pure geluid
te behouden, waar heb ik die fabel eerder gehoord, had wel tot
meer mogen leiden.
Paatos zal de bakens eens moeten verzetten en enige vernieuwing
in hun muziek moeten brengen. Nog een album met deze opzet, daar
zullen maar weinigen naar verlangen. Aan de heren in de groep het
advies: mannen toon lef en neem het roer eens over. Maak van Paatos
meer dan de erg overschatte band die hij nu slechts is.
JProg (6-2006)
Bezetting:
Petronelle Nettermalm - vocals, chello
Hunflux Nettermalm - drums, backing vocals
Johan Wallén - keyboards, backing vocals
Reine Fiske - electric & acoustic guitars, backing vocals
Stefan Dimle - bass
Gasten:
Anders Nygards - viool
Jonas Wall - sax
Discografie:
Timeloss (2002)
Kallocain (2004)
Silence of Another Kind (2006)
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Pain
of Salvation is een naam die niet veel mensen in prog en symfo land
zal zijn ontgaan. Geheel terecht wat mij betreft, aangezien de
Zweden een aantal topalbums af hebben geleverd waarbij met name
de laatste twee schijven, 'The Perfect Element' en 'Remedy
Lane', eruit springen. Pain of Salvation weet harde elementen
zeer goed te mixen met symfo-klanken en met de sterke zang van bandleider
Daniel Gildenlöw
is het eindresultaat behoorlijk eigenzinnig. Deels door de composities
maar ook door het eigen geluid qua zang. Naast de gewone zangstukken
pakt hij regelmatig flink uit met snel gesproken teksten en opvallend
hoge uithalen. Wat kan die man toch veel met zijn stem!
Dit album is in feite een tussendoortje. PoS is al een periode bezig
aan het 'BE' project. Eind vorig jaar heeft de band in
Zweden een aantal concerten gegeven met een orkest waarbij dit nieuwe
werk al te horen was. Nu zal er dus een in ieder geval een studioalbum
met dit materiaal komen. De kans zit er tevens dik in dat het werk
ook live uitkomt. Het is te hopen dat dit zowel op dvd als op cd komt
aangezien er ook beeldopnames zijn gemaakt. Een idee voor een mooie
box misschien?
Oplettende lezertjes zullen wel al gezien hebben dat de tracklist
van '12:5' veelal nieuwe nummers bevat. Geheel juist,
maar echt nieuw is het niet. '12:5' is namelijk een livealbum
dat in het voorjaar van 2003 is opgenomen. Voor de band was het bijzonder
aangezien de muziek voor de verandering geheel akoestisch te horen
was. De arrangementen van de nummers zijn hier op aangepast en nieuwe
stukken werden geschreven. Het album is traditioneel in te delen in
drie stukken: Book I: Genesis, Book II: Genesister en Book III: Genesinister.
Met 'Genesis' komen de heren meteen goed uit de startblokken
en komen er een paar bewerkte nummers langs. Zo zijn 'Leaving
Entropia' 'This Heart Of Mine (I Pledge)' en 'Song
For The Innocent' te herkennen. Al heel snel wordt ook duidelijk
dat de nummers zonder de elektrische gitaren en andere bombast nog
steeds staan als een huis. 'Genesister' bevat voor een
groot deel nummers van 'Remedy Lane' die ook onder de originele
namen genoemd worden. 'Dryad Of The Woods', 'Undertow'
en 'Chain Sling' zijn hier te horen, net als het sterke
'Winning A War' van het album 'Entropia'.
Voor 'Genesinister' kregen onder andere 'Idioglossia'
en het schitterende 'Ashes' een speciale behandeling.
Uit
het hier bovenstaande zal de conclusie al wel duidelijk zijn. Werkelijk
niks dan lof voor de Zweden. De nummers klinken zoals al vermeld ook "gestript" nog steeds perfect. Daaraan kan je kwaliteit
herkennen en de band onderstreept hier haar klasse nog maar een keer.
Ook mensen die de vorige albums niks vonden kunnen deze cd eens bekijken.
Het is niet zo "hard" als het normale werk en liefhebbers
van rustigere prog zullen de band op deze manier vast wel goed kunnen
waarderen. Maar het is voor alle progliefhebbers, ook voor de mensen
uit de prog-metal hoek een tip. Zolang 'BE' nog niet uit is kan ik
me in ieder geval wel bezig houden met dit juweeltje.
OProg
(4-2004)
Bezetting:
Daniel Gildenlöw - vocals & acoustic guitars
Fredrik Hermansson - piano & harpsichord
Johan Hallgren - guitars & vocals
Johan Langell - drums, percussion & vocals
Kristoffer Gildenlöw - acoustic bass & cello
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Oplettende lezertjes zullen al lang weten dat het hier besproken album tot op heden de nummer één is in mijn jaarlijst. Dat is een uitspraak die immers al gedaan is in het interview dat ik had met de heer Gildenlöw, Het is niet makkelijk uit te leggen wat dit album zo speciaal maakt, omdat het allemaal zo moeilijk te omschrijven is. Laten we voorop stellen dat dit bepaald geen eenvoudig werkstuk is en ik verwacht dan ook dat er mensen zullen zijn die niet weten wat ze ermee aan moeten. Alles is complex aan dit werk, te beginnen bij het thema van het album. Hiervoor drongen de eerste vage ideeën zich al in '96 op, maar pas twee jaar geleden begon het project echt vorm te krijgen. Om het kort samen te vatten gaat het over het ontstaan van de mensheid en de relatie met God. Er zijn twee theorieën waarin dit terug komt. Volgens de eerste zou God de mensheid hebben geschapen om zichzelf te kunnen verklaren. De tweede gaat over het feit dat er in bijvoorbeeld mythen overeenkomsten zitten, die een blauwdruk zouden kunnen zijn voor een cyclus die grote gevolgen heeft voor de mensheid. Zo zijn er in planten sporen te vinden van andere soorten en zo zouden er ook in mensen sporen te vinden kunnen zijn van eerdere soorten, of zelfs van de opvolger van de mens. Complexe materie dus en dat allemaal op slechts één cd. Het boekje biedt veel uitleg ten aanzien van het concept.
De muziek is veelzijdig. De band laat horen met werkelijk met alles uit de voeten te kunnen. Rock, klassiek, gospel, folk, bijna alles is terug te vinden op deze schijf. Het nummer voor nummer beschrijven van dit album is dan ook geen doen. Het zou de lezer in verwarring brengen doordat elke track, zoals vermeldt zo verschilt. Het resultaat van de opsomming zou niet meer zijn dan een waslijst met de meest vage vergelijkingen en omschrijvingen. Want zich laten omschrijven in enkele woorden, dat is iets dat met 'BE' niet te doen is. Alleen de hoogtepunten van het album leveren nog een waslijst op, want op één gesproken sketch na, eentje van een twee mensen die in de auto zitten, zijn er geen mindere momenten te vinden. Om toch maar een tipje van de sluier op te lichten. Het tweede nummer 'Deus Nova', waarmee de band meteen een forse entree maakt, is geweldig, mede door de dreigende stem op de achtergrond, die demografische gegevens voorleest. 'Imago' laat de folky kant van de groep horen, die nog het meest aansluit bij het materiaal van '12:5'. Met 'Pluvius Aestivus' komt een klassiek stuk voorbij met geweldig pianowerk als drijvende kracht. 'Lilium Cruentus' laat voor het eerst het geluid horen dat bekend is van 'Remedy Lane'. 'Vocari Dei' is een rustig klassiek stuk met op de achtergrond mensen die, soms hartverscheurende, boodschappen aan God inspreken. Met 'Diffidentia' komt de band weer terug op het rockgeluid. Een hoogtepunt is hier de geweldige stem van Gildenlöw, die overigens over het hele album prima is. Tot slot moet ook 'Iter Impus' vermeld worden, een schitterend nummer in de sfeer van 'Remedy Lane', met de meest verscheurende gitaarsolo denkbaar.
Ik zou over dit album pagina's vol kunnen schrijven maar ik heb een poging gedaan het beknopt te houden. Zelfs een enorme lap tekst zou in feite te kort zijn om dit album in zijn geheel te kunnen beschrijven. Dit moet je niet beschrijven, dit moet je horen. Onmiskenbaar is het één van de hoogtepunten van het jaar en ik wil dan ook iedere liefhebber van het progressieve genre toch zeker aanraden het minimaal een keer te gaan beluisteren.
OProg (10-2004)
Bezetting:
Daniel Gildenlow - vocals, guitars
Fredrik Harmansson - keyboards
Johan Hallgren - guitars
Johan Langell - drums
Kristoffer Gildenlow - bass
Discografie:
Entropia ( 1997)
One Hour By The Concrete Lake (1999)
Ashes (single) (2000)
The Perfect Element Part 1 (2001)
Remedy Lane (2002)
12:5 (2004)
BE (2004)
BE Live (2005)
Starsick (2007)
Het
is me toch wat, het werk dat Inside-Out steekt in de live-albums.
Sowieso is het inmiddels wel bekend dat het label erg zijn best
doet op de verzorging van haar producten. Zo komen er van de beter
verkopende bands regelmatig prachtige "limited editions" uit.
Vaak in digipack en niet zelden met extra materiaal erop. Soms
zelfs met een extra cd erbij!
Ook
van deze uitgave van Pallas is weer werk gemaakt. De twee schijfjes
bevatten een concert dat de band eind 2002 in Zoetemeer gaf. De dvd is er uiteraard
ook opgenomen en bevat nog wat extra materiaal in de vorm van een documentaire.
Om terug te komen op de Inside-Out verzorging. Dit album is er ook weer in drie
versies: dubbel cd, dvd en een prachtige "limited edition" box met
daarin alle drie de schijven.
Dit
concert was van de tour die na 'The cross and the crucible'
zat. Dit werkstuk is nooit een topper bij mij geworden. Ik vond het
wel goed maar de muziek kon me studio niet echt pakken. Als ik nu luister naar
de nummers live denk ik dat de productie wellicht een reden geweest is voor het "net niet" gevoel
dat ik had bij het beluisteren van dat album. Live ben ik het zo langzamerhand
geweldig gaan vinden. Net dat stukje extra power dat erbij zit. Het concert gaat
van start met het titelnummer van het laatste album. Een knaller is het zeker
en het is een perfecte uitvoering die wel een voorbode is voor hoe de rest zal
zijn. Vrijwel het hele laatste werkstuk komt langs. Ook 'The Executioner/Rat
Racing' komen voorbij. Sterk is met name de eerstgenoemde. Het klinkt een
stuk symfonischer dan origineel. Een ander oud nummer is 'Crown
of Thorns' dat oorspronkelijk op 'Arrive Alive'
stond. Van Beat The Drum' zijn de titelsong en 'Blood
and Roses' te horen die ook indruk maken. Voor de 'Encore'
is er zoals verwacht 'The Atlantis Suite' afkomstig van
'The Sentinel'. Tijdens het luisteren is toch weer te
voelen waarom dit album destijds in de scene zoveel indruk wist te
maken. Wat een nummer is het op deze manier toch, wisselend tussen hardere neo-prog
passages met zachte, haast tedere stukken.
De
toegift is ook geweldig. 'Cut and Run' en 'The Ripper'.
Beide nummers die door de band sinds het vertrek van de originele
zanger, Euan Lowson, niet meer gespeeld werden. Nu staat er dus een
versie van op dit live-album, met de originele zanger die speciaal
voor dit concert naar Zoetemeer was gekomen!
Het
zal wel duidelijk zijn dat deze box een aanrader is voor elke liefhebber
van neo-prog en natuurlijk een must voor de Pallas-fan. Inside-out
is het weer gelukt om een prachtig product te maken zonder enorm
budget en wat mij betreft mogen ze daar nog lang mee door gaan.
OProg (4-2004)
Bezetting:
Alan Reed - vocals, guitar
Graeme Murray - bass, backing vocals
Niall Mathewson - guitar
Ronnie Brown - keyboards
Colin Fraser - drums
Met speciale gast:
Euan Lowson - vocals
Discografie:
Arrive Alive (1981)
The Sentinel (1984)
The Wedge (1986)
The KnightMoves (1986)
Beat the Drum (1998)
Live our Lives (2000)
The Cross And The Crucible (2001)
Mythopoeia (2002)
The Blinding Darkness (2003)
Het Schotse Pallas blijft bij mij
altijd de groep van het legendarische ‘The
Sentinel’ uit 1984. Dit album werd door de van ELP bekende
Eddie Offord geproduceerd. Pas in 1992 verscheen het op cd en in
2004 zelfs in een “Special Collectors” uitgave. Opmerkelijk
genoeg staan op deze laatste uitgave tien nummers in plaats van
de oorspronkelijke zes. Zanger Euan Lowson en drummer Derek Forman
verlieten na ‘The
Sentinel’ de groep, waarna de huidige bezetting ontstond
met o.a. de karakteristieke stem van Alan Reed, afkomstig van Abel
Ganz. Rond de als neoprog aangemerkte band werd het vanaf die periode
stil, bestonden ze eigenlijk nog wel? Kennelijk wel want op SI
verzamelaars zijn twee keer nummers verschenen waarbij bovendien
een nieuw album aangekondigd werd. Daarnaast was toetsenist Mike
Stobbie toen van de partij en er werden twee songs uitgebracht,
in 1991 ‘War
of Words’ en in 1993 ‘Never too Late’. Pas in
1999 vatte men met het sterke ‘Beat the Drum’ de studiodraad
weer op. Het fraaie ‘The Cross and the Crucible’ uit
2001 heeft nu een opvolger met ‘The Dreams of Men’.
Erg productief zijn ze dus niet geweest met slechts zes reguliere
albums sinds de start in 1981, 'Arrive Alive' meegerekend.
De kenmerkende hoekige stijl zijn ze altijd trouw gebleven. Zwaar,
hakkend drumwerk, tegenwoordig van Colin Frazer, en puffende baspartijen
van oer-bandlid Graeme Murray omlijsten de symfonische opzet van
de meestal lange songs. De dunne stem van Alan Reed lijkt moeite
te hebben boven de instrumenten uit te komen, maar geeft wel een
bijzondere sfeer aan de muziek. Hij kan goed zingen, daar kan nauwelijks
discussie over bestaan. Hun muziek was in aanvang wel duidelijk neoprog,
vergelijkbaar met die van genregenoten van destijds zoals Marillion,
IQ en It Bites. Maar door de jaren heen heeft Pallas echter
een meer complexe richting gekozen.
Een nieuwe cd dus, een conceptalbum nogal liefst, dit keer over
dromen van mensen c.q. mannen op uiteenlopende gebieden.
De drang naar oorlogvoering, overheersing, emigratie, vrijheid, religie,
geld, macht, carrière. Ik kan er niet direct een samenhang
in ontdekken of het zou moeten zijn dat vooral anderen het slachtoffer
van die dromen worden. De opener ‘Bringer
Of Dreams’, met een zwaar symfonisch intro, overtuigt de
luisteraar in tien minuten dat Pallas het nog kan. Goed en gevarieerd
toetsenwerk van Ronnie Brown en sterke gitaren van Niall Mathewson
zetten de toon voor het album. De cd kent gemiddelde songs en uitschieters.
Persoonlijk vind ik ‘Ghostdancers’, ‘Too Close
To The Sun’ en ‘Invincible’ de favorieten. Het
laat Pallas met hedendaagse progrock op een soms bombastische,
heftige en dan weer ingetogen wijze horen met een goede songlijn
als rode draad. Minder tekening zit in de song ‘Warriors’,
het gaat teveel de mainstreamrock kant op. Het reli-thema van ‘Messiah’ is
aardig maar niet meer dan dat. Het instrumentale ‘Northern
Star’ vormt een goed rustpunt maar is eenvoudig van opzet. ‘Mr.
Wolfe’ heeft een enigszins stuurse opbouw maar ontwikkelt
zich wel redelijk waarna het fraaie, afsluitende ruim elf minuten
durende ‘The
Last Angel’ helaas een tegenvallend einde kent. De ingehuurde “Last
Angel” in dat gedeelte, ene Pandy Arthur, hoeft voor mij
niet.
Maar Pallas heeft een goede cd afgeleverd in de stijl waardoor
ze gekend en gewaardeerd zijn met voldoende nieuwigheden om andermaal
te kunnen boeien. Het artwork is indrukwekkend mooi en het album
is tevens verkrijgbaar als “limited edition” met een
bomvolle tweede cd, waarop andere, voor het merendeel instrumentale
versies en alternatieven van de albumsongs en een paar afgevallen
nummers staan. Bovendien bevat deze schijf een “choir remix” van
de geweldige Pallas song ‘Fragments of the Sun' afkomstig
van het album ‘Beat the Drum’. Een erg interessante
speciale uitgave die zeker aan te bevelen is.
JProg (11-2005)
Bezetting:
Alan Reed - zang
Ronnie Brown - toetsen
Niall Mathewson - gitaar
Graeme Murray - bas, zang
Colin Frazer - drums
Discografie:
Arrive Alive (1981)
The Sentinel (1984)
Knight Moves (1986) to The Wedge (1986)
Beat The Drum (1999)
Live Our Lives (2000)
The Cross And The Crucible (2001)
Mythopoeia (2002)
The Blinding Darkness live cd /dvd (2003)
The Dreams Of Men (2005)
Mijn
eerste kennismaking met Par Lindh dateert van een jaar of vier terug.
Ik kocht toen Bilbo, een werkstuk dat hij samen met Bjorn Johansson
componeerde en uitvoerde en dat is gebaseerd op De Hobbit van Tolkien.
Bilbo is een lieflijk en vrij rustig album in de Oldfield-traditie
en moest volgens Lindh worden gezien als een uitstapje. Het hier besproken
album past dan ook in het meer reguliere werk van Lindh.
Par Lindh is een begenadigd en virtuoos toetsenspeler die gewapend
met een groot arsenaal aan toetsenborden de doorgaans door hemzelf
geschreven composities aanvalt. De vergelijking met Emerson, Lake
and Palmer ligt voor de hand, niet alleen door het veelvuldig gebruik
van keyboards maar ook door zijn voorkeur voor thema's en akkoordenschema's
uit de klassieke sector. Een verschil met deze voormalige symfodino
is dat Par Lindh geen vaste band heeft maar met wisselende bezettingen
werkt. Vandaar de toevoeging 'project'. De kern van het projectteam
bestaat dit keer naast Lindh uit Nisse Bielfeld en Magdalena Hagberg,
aangevuld met een aantal werkgroepleden waaronder Jonas Reingold van
The Flower Kings.
Lindh heeft zich op Veni Vidi Vici, in vergelijking met zijn vorige
studio-album Mundus Incompertus, gericht op een meer songgerichte
aanpak. Een aanpak die grosso modo aardig uitpakt maar die in de
toekomst zeker meer verfijnd kan worden door het maken van keuzes.
Zo vind ik sommige tracks, zoals "Gradus ad Parnassum",
te lang, worden solo's te ver doorgevoerd, bewandelt men teveel zijpaden
en duurt het lang voordat het hoofdpad weer wordt gevonden. Nu heb
ik niets tegen lange nummers - daar is de prog en symfo groot mee
geworden - maar ik merk dat ik op deze schijf af en toe mijn concentratie
verlies en dat mijn gedachten afdwalen.
Gelukkig weten Lindh en zijn projectleden op een aantal momenten mijn
oren weer te spitsen. Zo lukt dat in het wervelende en up tempo titelnummer,
met veel variatie in de instrumenten tot aan het kerkorgel van Enkoping
toe. Een puntje aftrek echter voor het tussentijdse nutteloze geschreeuw
van drummer Bielfield.
Rustpunten worden gecreëerd door de bijna religieuze intermezzi
met kerkkoor en orkest zoals "Adagio con flauto et clavecimbalo".
En het evenwicht tussen thema, solo's, rustpunten en lengte weet Lindh
perfect te vinden in "Tower of thoughts" en "Juxtapoint".
In de daarin aangebrachte dosering herkent men de meester. De ijle
stem van Hagberg past zeker goed bij de rustiger passages maar haar
stem kent weinig diepte en mist kracht. Live zou zij zeker ten onder
gaan in het keyboardgeweld.
Projectmatig werken is o.a. het stellen van prioriteiten en het maken
van keuzes en dan niet alleen in de bezetting. Als Par Lindh ook zou
hebben gekozen voor de juiste dosering in de uitvoering dan zou mijn
waardering van dit album zeker hoger zijn geweest. Nu blijft het een
aardige middenmoter.
H.
'JoJo' de V (2003).
Bezetting:
Par
Lindh - keyboards
Nisse Bielfeld - drums, vocals
Magdalena Hagberg - vocals, violin
En o.a.
Jonas Reingold - bass
John Hermansen - guitar
Jens Johanson - flute
Discografie:
Gothic Impressions (1994)
Rondo (EP) (1996)
Bilbo (with Bjorn Johansson) 1996
Mundus Incompertus (1997)
Live in America (1999)
Veni Vidi Vici (2001)
Live in Iceland (2002)
Matthew Parmenter - Astray
|
Label: |
Strung Out Records |
Site: |
strungoutrecords.com |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
68:14 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Getrokken door de hoes viste ik de hier
besproken cd enkele maanden geleden uit een platenbak. De naam
zei me verder niks maar de inschatting werd gemaakt dat dit iets
uit het progressieve straatje moest zijn. Een veronderstelling
die geheel juist was en vandaar een review.
Ooit was Mathew Parmenter bandleider van het niet zeer productieve
Discipline. Slechts twee albums leverden ze af, ‘Push And Profit'
in 1994 en ‘Unfolded Like Staircase', om vervolgens weer van het
toneel te verdwijnen. Met ‘Astray' is er dus een soort opvolger.
Eéntje waar ik het zwaar mee heb gehad, maar waar ik
nu een duidelijke mening over heb. Een beschouwing.
Parmenter doet op het album alles zelf. Gezien het feit dat er
een behoorlijke schare instrumenten aanwezig is maakt dat het extra
knap. De enige helpende hand gedurende de opnames is voormalig
Dicipline-bassist Matthew Kennedy geweest. Ondanks dat er geen
echte band staat te spelen is dit geen moment te horen. Het klinkt
als een goed draaiende groep muzikanten en zeker niet als iemand
die op zijn slaapkamer met een taperecorder in de weer is geweest.
De sfeer zit er met de opener ‘Now' direct goed in. Een mooi nummer
dat in het begin gedragen wordt door piano. De zang roept sterke
associaties op met de stemmen van Tim Blake en Peter Hammill. Het
tweede deel van dit tien minuten durende nummer is instrumentaal
en mondt uit een een zee van mellotron, gedragen door gitaar.
Het doet denken aan Anekdoten en Landberk.
De volgende vijf nummers zijn een afwisselend geheel, waarin Parmenter
laat horen heel wat te kunnen, zowel instrumentaal als vocaal.
Soms zingt hij heel laag, het volgende moment is Peter Gabriel
dichtbij, om daarna weer meer de kant van Hammill op te gaan. Vooral ‘Some
Fear Growing Old', een ballad die uitschiet door het schitterende
vioolspel, is prachtig en gevoelig. De afsluiter is de tweeëntwintig
minuten durende epic ‘Modern Times'. Veel mellotron en van die
krachtige, van King Crimon bekende, ‘power chords' die zo nu en
dan om de hoek komen kijken. Afwisseling is er voldoende en dat
is ook het punt van kritiek. Ook in het laatste nummer zit soms
te weinig eenheid. Ik heb het idee dat, hoe goed de
uitvoering ook mag zijn, er in het album teveel verschillende ideeën
verwerkt worden. De opener ‘One' pakt, mede doordat het maar uit
twee langere delen bestaat, zo goed uit.
Toch ben ik tevreden met dit album. Na een eerste luisterbeurt had
ik al het idee dat het een sterk album was, maar daarna sloeg toch
de twijfel toe. Weinig bleef hangen en ik kon de muziek moeilijk
plaatsen. Pas na een flink aantal malen afspelen ben ik dit behoorlijk
zware werk, echt gaan waarderen. Ik geef 'Astray' uiteidelijk zonder
de minste twijfel vier OJE's, in de wetenschap dat dit een album
zal zijn dat de komende tijd nog met regelmaat opgezet zal worden.
OProg (11-2005)
Bezetting:
Matthew Parmenter - alle instrumenten m.u.v. bas
Met
Matthew Kennedy - bas
Discografie:
Astray (2004)
The
Penguin Cafe Orchestra kende ik eigenlijk alleen van naam. Ik
kom het wel eens tegen in bakken die een kaartje hebben waarop
'symfo/prog' staat. Ik kwam deze best of cd voor een aardige
prijsje tegen en besloot in mijn nieuwsgierigheid
hem maar mee te nemen. Volgens het boekje moet je geloof ik zowat
onder een steen gezeten hebben wil je de muziek van 'PCO' niet
kennen. Maar helaas, dit is mijn eerste kennismaking met deze
formatie. De leider van de band is Simon Jeffes. Ik meen dat
zijn voornaamste rol die van pianist is maar dat maakt het boekje
niet echt duidelijk.
De formatie is al vrij lang actief. Het eerste wapenfeit is uit
1976 met 'Music for the Penguin Cafe'. Daarna duurde het een
jaar of vijf en de periodes tussen de albums, acht stuks, waren
telkens vrij lang. Dit is dus een 'best-of' die, naar ik verwacht,
een dwarsdoorsnede zal zijn van hun oeuvre. Laten we stellen
dat ik het er niet makkelijk mee heb. De muziek is heel erg folky.
Instrumenten als piano, viool, cello en akoestisch gitaar bepalen
de muziek die geheel instrumentaal is. Het roept niet direct
associaties op met andere bands maar dat kan zijn omdat het teveel
afwijkt van de genres waar ik normaal naar luister. Wat het in
de symfobak doet is me in ieder geval een raadsel hoewel ik wel
denk dat er symfoliefhebbers zijn die het kunnen waarderen. Op
zich is het absoluut niet slecht maar wat mij betreft ook van
tijd tot tijd langdradig en knap saai. In gedachten zie ik een
een oud Engels café voor me waar een
band in de hoek zit te spelen en
dat is misschien ook wel de bedoeling gelet op de naam. Met langdradig
doel ik bijvoorbeeld op 'Perpetuum Mobile'. Een mooi nummer door
de viool maar het piano-loopje gaat na een minuut of vier enorm
vervelen. Toch staan er wel leuke tracks op als 'Gilbes Fanaby's
Dream', 'Number 1-4' en 'Prelude & Yodel'.
Voor het overgrote deel kan deze 'brief history' me echter absoluut
niet boeien. Leuk voor op de achtergrond maar ik vind het gepriegel
van tijd tot tijd. Technisch wel knap gepriegel overigens.
Naast het muzikale deel is het bij zo'n best-of leuk als er een mooi
boekje met veel informatie bij zit. Dat ontbreekt dus. Er zijn
plaatjes te zien van de albums en er staat van welke tracks de
nummers komen maar verder valt het tegen. Geen biografie en er
is zelfs niet te vinden wie wat op welke nummers spelen. Desalniettemin
een aardige introductie tot deze band. Ik weet nu in ieder geval
dat ik er niet verder mee hoef.
OProg (8-2004)
Bezetting:
Barbara
Bolte - oboe
Stephen
Fletcher - piano
Simon
Jeffes - composer/various instruments
Helen
Liebmann - cello
Peter
Mcgowan - violin
Ian
Maidman - percussion/bass
Steve Nye - ?
Neil
Rennie - ukelele
Geoffrey
Richardson - viola
Julio
Segovia - percussion
Jill
Streater - oboe
Annie
Whitehead - trombone
Discografie:
Music from the penguin cafe (1976)
Penguin cafe orchestra (1981)
Music for a found harmonium (1981)
Mini album (ep) (1983)
Broadcasting from home (1984)
Signs of life (1987)
When in rome (1988)
Union cafe (1993)
Concert program (1995)
Preludes, airs & yodels (1997)
Oskar und leni (1999)
A brief history (2001)
Periferia
del Mondo - In
ogni luogo,in ogni tempo
|
Label: |
Akarma |
Site: |
Akarmarecords.com |
Jaar: |
2000 |
Duur: |
58:14 |
Recensent: |
H
'JoJo' de V |
Waardering: |
|
|
Deze
CD kocht ik enige maanden terug in een opwelling want ik kende de
band Periferia del Mondo (PdM) slechts van naam. Toen ik "In
ogni luogo, in ogni tempo" onder de laser legde en beluisterde,
ben ik vervolgens eens op de digi-pack gaan kijken uit welk jaar
deze release was. Uit 2000 !! Ik viel van verbazing uit mijn stoel.
Het klonk namelijk alsof het uit de jaren 70 stamde. Het is retro-symfo
van de bovenste plank. Niet alleen door de muzikale invloeden (PFM,
Banco, Van der Graaf Generator, Genesis) maar ook door de sfeer op
deze schijf. Retro-symfo met kwaliteiten, maar gelardeerd met obligate
teksten (in het engels en italiaans), een af en toe haperende, niet
al te vaste drummer en een vlakke productie. Het geheel laat bij
mij een indruk achter van 'semi-profs'. Een niet zo opwekkend begin
van een recensie derhalve.
Maar niet getreurd. De minpunten weten deze Italianen echter te compenseren
met redelijk tot goede composities. De schijf trapt veelbelovend
af met "L'infedele" met een repeterend oosters synth-thema
en een subtiel gespeeld intermezzo waarin de gitaar, dwarsfluit,
klarinet en de sopraanstem van Stefanio Mastrogiovanni om voorrang
vechten.
De tweede bijdrage, "Ladro", vind ik ronduit knullig klinken.
Een simpel thema in een 'jazz-fusion'-verpakking waarin de zang en
de blazers kwalitatief op de rand balanceren en elkaar in de weg
lijken te zitten.
In track 3 "Leave your Daily" laat PdM horen een late leerling
van Premiata Forneria Marconi (PFM) te zijn. Hoewel de oude meesters
in een hogere divisie speelden, komt PdM hier verdienstelijk uit
de hoek in een nummer dat goed blijft hangen. Minpunt is toch ook
hier weer een klarinet die op het randje van 'vals' balanceert.
Het vrij rustige "I Bless the Night' roept herinneringen op
- met name door de zang - aan Genesis in de 'Phil Collins'-periode.
Het begint heel mooi en ingetogen met een thema dat een aantal malen
terugkeert. De expressievere delen van de track blinken wederom niet
uit in zuiverheid van zang en samenspel en ook de drummer laat heel
wat steken vallen.
"Meltemi" is wat mij betreft een van de betere nummers.
De sax maakt de verwijzing naar Van der Graaf Generator en er ontstaat
na het intro een lang, experimenteel en psychedelisch middenstuk waarin
de synthesizer heerlijk rommelt, pruttelt en op de achtergrond rondcirkelt.
Het outro rondt "Meltemi" op een logische wijze af.
Een tweede uitschieter vormt het af en toe vrij stevige titelnummer
dat zo'n typische Italiaans sfeertje kent dat ook gemakkelijk kan
omslaan naar middle of the road à la Ramazotti. Dat is hier
gelukkig niet het geval. Op een smaakvol synthesizertapijt zingt
Papotto er lustig op los, soleert de sax op zijn best en ontspoort
de gitaar in de goede zin van het woord. Jammer dat men dit niveau
niet vaker haalt.
"Brand" doet onverwacht denken aan Solution en Alquin. Compositorisch
echter een niemendalletje met een drumsolo die achterwege had mogen blijven,
zelfs als de drummer op een hoger plan had gestaan.
Met bijna 12 minuten sluit "The Ghost in the Shell", naar
de gelijknamige animatiefilm, dit debuut van PdM af. Hier is de invloed
van landgenoten Banco en PFM niet te vermijden. De band hinkt hier
echter op vele gedachten, er is weliswaar veel afwisseling maar de
integrerende factor ontbreekt enigszins. Toch is dit een track die
zeker laat zien dat de band tot meer in staat is.
Over het geheel genomen een voldoende voor "In ogni luogo, in
ogni tempo". Wat meer zelfkritiek bij PdM als het gaat om de
repertoirekeuze en de muzikaal-technische uitvoering, zou zeker hebben
geresulteerd in een evenwichtiger en kwalitatief beter album. Ook
het art-work zet deze lijn voort en is het 'net niet'. De schijf
is dan wel getooid met een digi-pack met een Dali-achtige afbeelding,
maar heeft een 'low budget' uitstraling.
Om te beoordelen of de heren hun leven hebben gebeterd neem ik mij
voor binnenkort hun nieuwe album "Un milione di voci" te
beluisteren. Tot dat moment gun ik hen het voordeel van de twijfel.
H.
'JoJo' de V (2003)
Bezetting:
Claudio Braico - bass guitar
Alessandro Papotto - vocals, saxes, clarinet, flute, effects
Max G.B. Tomassi - all guitars
Bruno Vegliante - keyboards
Tony Zito - drums, percussion
Discografie:
In ogni luogo, in ogni tempo (2000)
Omaggio a Demetrio Stratos (2001, Live)
Un milione di voci (2002)
Anthony
Phillips zal voor de meeste liefhebbers van symfo/prog muziek
bekend zijn als één van de oprichters en eerste
gitarist van Genesis. Zijn introverte karakter en de misschien
daaruit voortvloeiende podiumangst deed hem besluiten de groep
te verlaten, waarna Steve Hackett zijn plaats innam. Nadien
heeft Anthony bepaald niet stil gezeten. Een respectabel aantal
albums zag het licht waarvan de uit tien delen bestaande "Private
Parts en Pieces" de hoofdmoot
vormt. Voor velen zal zijn muziek overkomen als oeverloos gitaargeneuzel
gelardeerd met dominerende of juist aarzelende keyboards.
Regelmatig met zang van Anthony zelf maar steeds vaker geheel
instrumentaal. Hij laat zich zelfs een periode ondersteunen
door een complete band, de Anthony Phillips Band. Zijn oeuvre
kent episoden vol met bombastische orkestraties maar ook met
slechts pril akoestisch gitaarwerk gevolgd door een productie
waarop hij alleen maar piano speelt, kortom allerlei wegen
werden en worden ingeslagen.
Ik vraag mij wel eens af wat voor verkoopcijfers Phillips nu eigenlijk
heeft en heeft gehad. Op collega-sites lees je nauwelijks tot geen
reviews over zijn werk, het blijft redelijk onopgemerkt. Maar gezien
zijn jarenlange productie moet er toch wel een serieus afzetgebied
zijn. In de collectie van OJE Music bevinden zich 29 items van Phillips
en helaas is zijn werk nog niet compleet aanwezig.
Tot zijn meest memorabele werkstukken moeten de albums "The
Geese
& the Ghost (1977)" en "Wise after the Event (1978)" worden
gerekend. Op het laatste album is zelfs een zangbijdrage van Phil
Collins te horen. Genoemde albums mogen eigenlijk in geen enkele
symforock verzameling ontbreken.
Zijn hoesontwerpen zijn doorgaans schitterend en passen volmaakt
bij de muziek van Anthony Phillips.
Het album "Tarka the Otter" is filmmuziek gebaseerd op
een boek van Henry Williamson, de vader van Harry Williamson, de
co-artiest van Anthony Phillips bij deze gelegenheid. Het laat muziekbeelden
horen passend bij de natuur van North Devon zoals die in het genoemde
boek door de ogen van Tarka beschreven is. Ik heb het boek niet
gelezen maar de drie tracks opgedeeld in diverse "movements" prikkelen
de fantasie van de luisteraar zodanig dat men zonder het boek te
kennen zich er veel van kan voorstellen. Misschien is het album
wat te klassiek voor menige prog-liefhebber, maar hier hebben we
toch met de roots van onze muziek te maken. Anthony en Harry hebben
heel wat uren in de natuur doorgebracht voordat de composities vorm
kregen. Vanaf 1975 is er aan gewerkt voordat het uiteindelijk, inclusief
de film, in 1988 uitgebracht werd. Helaas ging de platenmaatschappij
snel daarna failliet waardoor het album een collectoritem werd.
In 1996 is bij BluePrint voor het eerst een cd versie verschenen.
Merkwaardig is wel dat de originele cover vervangen werd maar desondanks
was de oplage snel uitverkocht. Gelukkig heeft VoicePrint het werk
in 2001 opnieuw inclusief een fraai boekje uitgebracht, wederom
met de vernieuwde hoes. Als bonus, track 4, is het nummer "Rising
Spring" toegevoegd, de B-side van de single die destijds het
licht zag. Een werkelijk prachtig thematisch nummer dat tot mijn
favorieten is gaan behoren.
JProg
(2003)
De originele hoes
Bezetting:
Anthony Phillips - gitaar en keyboards
Harry Williamson - gitaar en keyboards
The National Philharmonic Orchestra
Krysia Osostowicz - Violin
Ann Morfee - Violin
Janet Crouch - Cello
Anne Glover - Oboe
Ian Hardwick - Oboe
Lindsay Cooper - Bassoon
Nick Cox - Clarinet, Bass Clarinet
Andrew Anscombe - French Horn
Didier Malherbe - Flute, Piccolo, Soprano Saxophone
Julie Allis - Harp
Guy Evans & Dave Sawyer - Percussion
Discografie
(ruim 40 producties):
Zie de site van Anthony Phillips: http://www.anthonyphillips.co.uk/
The Pineapple Thief - 10 Stories Down
|
Label: |
Cyclops |
Site: |
pineapplethief.com |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
58:43 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Steeds vaker zien we dat
bands zowel een reguliere uitgave van een album uitbrengen, maar
dat ze zelf, niet zelden alleen via hun eigen website, nog een
versie lanceren. Marillion is met 'Marbles' hier een goed voorbeeld
van, maar ook de hier besproken Britse band The Pineapple Thief
heeft dit inmiddels gedaan. Zo verscheen enige tijd geleden
'12 Stories Down', een dubbelalbum. Nu ligt er een aangepaste
2-cd in de winkels met als titel '10 Stories Down'. Hiervan
is er ook weer een limited edition met een bonus-cd. Volgen we
het nog? Toch zijn de twee albums niet hetzelfde. De dubbelaar
die nu beschikbaar is heeft een aantal andere nummers
dan er origineel op de cd's stonden. Verder is het materiaal opnieuw
opgenomen en bewerkt. Iets om de verzamelaar bezig te houden dus.
Op de eerste twee albums deed de band me het meest denken aan
de vroege Porcupine Tree, terwijl het geheel op het
derde album 'Variations on a Dream' toegankelijker werd. De muziek
viel het beste te omschrijven als een combinatie van Radiohead,
Coldplay en Porcupine Tree, hetzij minder gelikt en rauwer
dan de eerste twee bands. De ontwikkeling van de heren onder
leiding van zanger en manusje van alles Bruce Soord is in ieder
geval doorgegaan. De muziek is iets gladder, beter van productie
dan op de vorige albums. Daarnaast is zelfs de hoes
een stap voorwaarts. De vorige leek nog op 'mijn eerste Photoshop
in vijf minuten', nu is het wel een goed uitziende cover.
Daarbij komen we meteen een beetje bij het nadeel van de band. Het
heeft nog te weinig eigen smoel. Het is een mooi album maar
nergens is het heel erg origineel. De andere kant is natuurlijk
dat de Britten beter door kunnen gaan met fraaie dingen maken
die misschien minder origineel zijn dan maar willen vernieuwen
op een manier die niemand aanspreekt. Dus: liefhebbers van de
bands die ik al noemde kunnen veilig naar de winkel om dit album
aan te schaffen. Een misser zal het dan zeker niet zijn! En voor
een paar euro meer krijg je er ook nog een prima, in acht dagen
geschreven en opgenomen bonuscd bij!
OProg (9-2005)
Bezetting:
Bruce Soord - guitars, keyboards, vocals
Matt O Leary - keyboards, cow bell
Wayne Higgins - guitars, backing vocals
Keith Harrison - drums, cymbals, backing vocals
Jon Sykes - bass guistar, backing vocals
The Richard Hunt Violin Ensemble - violins
Libby Bramley - backing vocals
Discografie:
Abducting The Unicorn (1999)
137 (2002)
Variations On A Dream (2003)
Live 2003 (2003)
12 Stories Down (2005)
10 Stories Down (2005)
4 Stories Down EP (2005)
Michael Pinnella, de naam zal menig progliefhebber niet direct iets zeggen. Het lampje zal gaan branden bij het noemen van de band waarvoor hij als toetsenist al vanaf het begin actief is, Symphony X. Dit Amerikaanse gezelschap is de afgelopen jaren opgeklommen naar de top van de progressieve metal, met zeer sterke albums als 'Twilight in Olympus', 'V (The New Mythology Suite)' en 'The Odyssey'. De groep is alweer een tijd bezig met het maken van een nieuw album en tussendoor maken diverse leden solo een uitstapje. Zo dus ook Pinnella.
De fans van Symphony X die met het aanschaffen van 'Enter by the Twelfth Gate' verwachten een nieuwe cd met muziek van die band in huis te halen, komen bedrogen uit. Veel overeenkomst tussen de pompeuze symfonische powermetal van Symphony X en de soms haast klassiek aandoende muziek op dit album is er eigenlijk niet. Of het moet misschien zijn dat het muzikaal gezien op dezelfde manier theatraal en bombastisch is. Pinnella heeft het dappere besluit genomen om dit album helemaal alleen te maken, zonder enige hulp van buitenaf. Dapper, maar toch vraag ik me af of het niet beter zou zijn geweest om er een drummer van vlees en bloed bij te betrekken. Maar eerlijk is eerlijk, met een drumcomputer heeft hij een meer dan behoorlijk resultaat neer weten te zetten.
Compositorisch komt dit album wat mij betreft nog het meest in de buurt bij het solo-werk van Rick Wakeman, met hier en daar een vleugje Keith Emerson. Verder duikt ook de gedachte aan de Engelse formatie 'The Enid' op, hoewel dat voor een groot gedeelte gebaseerd is op het feit dat die band ook in staat was orkesten neer te zetten door middel van synthesizers. Pinnella's liefde voor klassieke muziek, denk hierbij aan componisten als Beethoven en Mozart, komt naar voren in het tien minuut durende 'Piano Concerto#1'. Naast dit nummer gaat de muzikale reis ook door de wereld van de moderne rock en neemt hij ons mee langs de wortels van de symfo.
'Enter by the Twelfth Gate' is een aandoenlijk album dat qua waardering ergens tussen de drie en vier OJE's hangt. De composities zijn prima in orde. De minpunten zitten in het drumwerk en het feit dat het geluid soms niet zo mooi vol is als je van een 'orkest' zou verwachten, met name in het 'Piano Concerto'. Het is hoorbaar een creatie van een synthesizer. Maar we moeten wel reëel blijven natuurlijk, financieel gezien is het inhuren van bijvoorbeeld een orkest niet haalbaar. We zullen het dus moeten doen met wat Pinnella uit zijn toverdoos weet te halen en dat is meer dan in orde. Ik ben benieuwd wat er in de toekomst nog van zijn hand zal verschijnen. Hopelijk is die drumcomputer dan inmiddels het raam uit.
OProg (12-2004)
Bezetting:
Michael Pinnella - all instruments
Discografie:
Enter by the Twelfth Gate (2004)
Pollen
is het Franse woord voor stuifmeel. Dit is niet echt iets waar ik
aan moet denken als ik het woord "Pollen" hoor. Mijn gedachten
dwalen dan over het algemeen af naar twee Franstalige albums. Het eerste
is het debuut van de band Pulsar. De andere is afkomstig
uit Canada en het betreft hier het enige wapenfeit van de groep die
ook meteen als bandnaam "Pollen" koos. Dit gezelschap,
afkomstig uit Quebec, leverde in '76 één album
af om vervolgens ook weer in het niets te verdwijnen. Het album was
de eerste CD-release van Kozak, een labeltje dat inmiddels al lang
ten onder is gegaan. Direct gevolg is dat dit album heden ten dage moeilijk te verkrijgen
is. De belangrijkste persoon was de bassist, Tom Rivest,
die ook zo nu en dan op gitaar en toetsen opduikt. Hij startte de
band in 1973. Hij is ook niet de enige die op het keyboard zijn gang
gaat. Drie van de vier bandleden gaan zo nu en dan los op piano en
diverse keyboards, niet zelden analoog. Het album komt qua stijl nog
het meest overeen met Genesis en Yes, maar ook zitten er stukjes in
die aan het eerdergenoemde Pulsar en Ange doen denken. Ondanks dat
het geheel niet echt origineel te noemen is, is het een zeer sterk
werkstuk. Geen van de zes nummers is matig of zelfs slecht te noemen.
Het is eigenlijk allemaal van dezelfde hoge kwaliteit. "Vieux
Corps de Vie D'Ange" is een snellere opener en het rustige stuk
in het midden van het nummer is geweldig. De twee nummers die volgen
zijn wat kalmer. Mooie georchestreerde songs met prachtige melodieuze
stukken. "Tout L'temps" en "Vivre la Mort" zijn
weer wat steviger en agressiever. Spannende ritmes en melodieën
met emotionele zang. "Le Femme Ailee" is de afsluiter.
Een sterk nummer met moog-werk dat zo nu en dan aan Novalis doet
denken. Om kort te zijn. Een topalbum dat zeker aan te raden is aan
alle liefhebbers van jaren 70-progrock.
OProg
(2003)
Bezetting:
Jacques
Tom Rivest - vocals, bass, acoustic guitar, keyboards
Sylvian Coutu - drums, vibraphone, percussion
Claude Lemay - keyboards, flute, vibraphone, backing vocals
Richard Lemoyne - electric & acoustic guitar, keyboards, bass
Discografie:
Pollen (1976)
De
Duitse band Poor Genetic Material (PGM) – wat een gekunstelde
naam – is een nevenproject van de heren Griffiths en Benedek,
respectievelijk zanger en drummer van Alias Eye. PGM werd ooit opgericht
door de andere twee leden Glomb en Jaehne en bewoog zich op de eerste
twee werkstukken op het terrein van geïmproviseerde soundscapes.
Met de uitbreiding van de band is men meer songgericht materiaal
gaan componeren, waarbij de atmosferische achtergrond behouden
bleef. Zo ook op 'Summerland'.
Ik heb al heel wat lovende woorden gelezen over deze band en met
name ook over 'Summerland'. En ik moet zeggen dat ik daar weinig
van begrijp, al is een aantal tracks best de moeite waard. Het klinkt
hopeloos achterhaalt. Men teert voornamelijk op de ideeën van
de bands uit de new wave en aanverwante stromingen zoals The Cure,
Heaven 17, ABC en zelfs Duran Duran. De manier van zingen is daar
ook een uiting van. Ten slotte is de produktie ronduit iel en lullig
te noemen. Met name de drums klinken abominabel en de toetsen alsof
ze uit een Casio'otje komen. De citaten van de genoemde bands
zijn goed te horen in de openingsnummers 'Shooting Psycho'
en 'Wouldism'. Een positieve uitzondering is de track
'Living Desert' waar men zich beperkt tot het neerzetten
van een soundscape, hoewel de zang ook hier nogal 'would be'
overkomt. Maar daarna vervalt men weer in en vertilt men zich aan
het maken van poppy songs. Als Griffiths dan in 'A Secret Song'
ook nog een lachwekkende copie van Talking Heads' David Byrne
tracht op te voeren door op een quasi kwade manier teksten te declameren
– iets waaraan hij zich ook al bezondigde in het openingsnummer
- haak ik af en trek voor straf een aantal OJEES af. In 'Late'
blijft men gelukkig bij haar oorspronkelijke ambientleest en dat levert
dan direct weer een aardig nummer op.
Het ruim elf minuten durende titelnummer begint veelbelovend met mooie
synths en piano, klinkt in aanvang een stuk progressiever en levert,
al is het dan kortstondig, wat associaties met IQ op. Met name doordat
Griffiths de zang wat anders en beter aanzet. Maar na een minuut of
zeven vervalt men weer in alle reeds genoemde minpunten. Resumerend
vind ik mijn kennismaking met PGM via 'Summerland' een
tegenvaller. En een dilemma bij het toekennen van de waardering. Een
enkele OJE (matig) zou te weinig zijn terwijl twee OJEES (voldoende)
weer te veel eer is. Maar een tussencategorie hebben we niet dus ik
moet een knoop doorhakken. Hadden de heren van PGM dat ook maar gedaan
toen ze moesten kiezen tussen poppy songs of ambient soundscapes.
Ten faveure van de laatste natuurlijk want dat gaat ze een stuk beter
af.
H. 'Jo Jo' de V. (3-2004)
Bezetting:
Philip Griffiths - vocals
Philipp Jaehne - keyboards
Stefan Glomb - guitars, bass
Ludwig Benedek - drums
Discografie:
Free to Random Vol. 1 (1999)
Free to Random Vol. 2 (2000)
Summerland (2001)
Leap into Fall (2002)
Winter's Edge (2003)
Porcupine
Tree doet het goed! De band heeft zich door de jaren heen in de schijnwerper
weten te spelen en dit leverde een contract op met een 'major'
(Atlantic) waarop eind 2002 'In Absenta' verscheen. Het
oude PT label Delerium wil hier wel van mee profiteren en als gevolg
daarvan komen er langzaam steeds meer nieuwe versies van het oude
werk op de markt met andere versies van nummers en bonus materiaal.
Zo is er in 2002 het boxje dat in deze review besproken wordt uitgebracht.
Het gebodene is een 2CD met een globaal overzicht van de 'Delerium
Years' van Porcupine Tree. Deze periode liep van 91 tot 97 waarna
de band overstapte naar het Snapper-label. Bij dit soort werk is
het altijd de vraag wie er iets aan heeft en of het niet een doorzichtige
en snelle manier is om de fans het geld uit de zak te kloppen.
Op de laatste vraag volstaat een ferme "nee". De uitgave
is geweldig gedaan. Naast een leuk boxje met 2 cd's bevat het een
dik full-color boekje met de geschiedenis van de band. Het boekje
is rijk aan prachtige foto's en anekdotes.
De keuze voor de nummers is ook prima. Natuurlijk kan je er altijd
over twisten of er wel of geen essentiële dingen ontbreken, maar
dit album geeft een prima overzicht van de ontwikkeling van Porcupine
Tree. Naast het bekende werk als 'Radioactive Toy', 'Voyage
34 part 1' en 'Dark Matter' bevatten deze schijven
ook een aantal erg leuke B-Sides en nieuwe nummers. 'Synesthesia'
is bijvoorbeeld aanwezig als langere versie. "Stars Die" van
de single 'Moonloop' staat er gelukkig ook op. Dit topnummer is opgenomen
tijdens de 'Sky moves sideways' sessies maar niet op de CD terecht
gekomen. Hiervan had Wilson al snel spijt en het nummer werd vervolgens
wel op de US editie van het album gezet. 'Men of Wood' is origineel
van de eerste Wilson-band Karma. 'Phantoms' komt uit de 'Up the
Downstair' periode en is ooit als 'Internet only release'
te downloaden geweest.
Dit toch wel hele leuke boxje moet een euro of 20 kosten. Voor zowel
de fan als iemand die onbekend is met de band is het voor dit bedrag
een topaankoop!
OProg
(2003)
Bezetting:
Steven
Wilson - vocals, guitars, keyboards
Colin Edwin - bass
Chris Maitland - drums, percussion
Richard Barbieri - keyboards
Discografie
(zeer selectief):
On the Sunday of
Life..... (1991)
Voyage 34 (1992)
Voyage 34 : Remixes (1993)
Up the Downstair (1993)
Staircase Infinities (1994)
Yellow Hedgerow Dreamscape (1994)
The Sky Moves Sideways (1995)
Signify (1996)
Coma Divine Live (1997)
Stupid Dream (1999)
Lightbulb Sun (2000)
Voyage 34 - The Complete Trip (2000)
Recordings (2001)
Stars Die: The Delerium Years 1991 -1997 (2002)
In Absentia (2002)
Porcupine
Tree - Deadwing
|
Label: |
Lava Records/WEA |
Site: |
PorcupineTree |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
59:44 |
|
JProg's waardering:
Max Score
Heeft Porcupine Tree (PT), lees Steve
Wilson, de lijn van het vorige album ‘In Absentia' op de nieuwe
cd ‘Deadwing' voortgezet? Ja en nee.
Er is ruimte voor psychedelisch georiënteerde muziek maar de
keuze voor toegankelijkheid lijkt definitief gemaakt met plaats voor
kortere songs die potentieel hitgevoelig zijn. Of hier druk van de
platenmaatschappij speelt zou kunnen, maar daar zie ik Wilson niet
voor aan.
De heftige opening en titelsong verrast door de metalgitaren
en een gitaarsolo van Adrian Belew, hoewel ook de onmiskenbare PT
momenten van vooral Barbieri niet ontbreken. Daar is gelukkig bijna
tien minuten alle gelegenheid voor. Het volgende ‘Shallow' is een
voorbeeld van de manier waarop PT met wat meer “poppy” muziek de
markt wil veroveren. Heel modern met vooral stevig gitaarwerk, een
trend die niet alleen bij PT waarneembaar is. De progmuziek is de
laatste jaren over de gehele linie duidelijk harder geworden. Maar ‘Shallow'
heeft gelukkig veel meer te bieden dan een gemiddeld popdeuntje.
Zelfs een Steve die klinkt alsof hij door een afgeknepen microfoon
zingt. Een andere gedoodverfde single, de track ‘Lazarus', is daarentegen
zeer melodieus, dromerig en toont een heel ander gezicht dan de twee
voorgaande songs. Op ‘Halo' trekt men weer fors van leer met een,
maar dat geldt voor de hele cd, excellerende ritmesectie bestaande
uit bassist Colin Edwin en drummer Gavin Harrison. Steve Wilson moet
van de basgitaar afblijven met een basspeler in de band die dit zo
wervelend kan. Het centrale nummer op dit album is ‘Arriving Somewhere
But Not Here', tot nu toe mijn favoriete track. Het biedt met ruim
twaalf minuten een prachtige doorkijk van het PT van 2005, veel contrasten,
tegendraads en doelgericht. Het is ook een overgang naar het wat
rustiger, meer aan PT van ‘The Sky Moves Sideways' en ‘Signify'
refererende tweede deel van het album. ‘Mellotron Scratch' bevestigt
dit direct en doet de titel eer aan. 'Open Car' heeft niet alleen
een grappige tekst maar staat bol van mooie synthesizers vermengd
met harde gitaarrifs. 'The Start Of Something', met bijna acht minuten
een relatief lange song, is heel stemmig niet alleen door de fraaie “soundscapes”.
Gavin Harrison is hier weer geweldig bezig. Op mijn cd is de laatste
track ‘Glass
Arm Shattering', een rustig eind dat na het overweldigende begin
van het album het geheel mooi rond maakt.
Kennelijk zijn er ook cd's
met een nieuwe uitvoering van ‘Shemovedon',
maar bij mij dus niet. Ik vrees dat de verstokte fan, zoals helaas
te doen gebruikelijk bij PT, nog heel wat geld kwijt kan. Er schijnen
diverse versies van het album op de markt te komen, een Amerikaanse,
een Europese, een DVD met drie extra nummers, een uitgave in boekformaat
en een vinylpersing. Een vervelende gewoonte omdat je meestal weer
een paar songs niet hebt als je de aanschaf tot één
wilt beperken.
Concluderend moet worden vastgesteld dat PT zich verder heeft ontwikkeld
waarbij de dominante rol van Steve Wilson groter dan ooit is. Daar
moet hij wel op letten, zelfs zijn gastspelers krijgen weinig ruimte
voor een eigen invulling. Wat doet die Micheal Ákerfeldt van
Opeth eigenlijk meer dan wat meezingen in het koortje en een gitaarsolootje
in ‘Arriving Somewhere But Not Here'?
Het heeft geleid tot een product met twee gezichten maar dat maakt acceptatie
door liefhebbers van het oudere werk van de band wel gemakkelijker. Mijn
gewaardeerde collega H. 'JoJo' de V. heeft daar echter moeite mee
getuige zijn open brief aan Mr Wilson.
Het begeleidend boekje is mysterieus met een erg lelijke voorkant waardoor
de veel te grote sticker zowaar functioneel wordt.
JProg (4-2005)
H.'JoJo' de V. waardering:
Open brief aan Steven Wilson p/a Lava Records, USA
Zeer gewaardeerde heer Wilson,
Mijn dBase telt inmiddels 42 items van uw uitstekende band Porcupine
Tree en de vele sideprojecten waarbij u betrokken bent. Ik voel mij
dan ook sterk verbonden met u en uw werk en daarom gerechtigd u dit
schrijven te doen toekomen.
Toen ik vele jaren terug uw band ontdekte was ik verbaasd over de
uitzonderlijk hoge kwaliteit van de composities, de krachtige maar
ook subtiele uitvoering en de psychedelische sfeer waarin de albums
waren gegoten. “Hij is verder gegaan
waar Pink Floyd geëindigd is”, zei ik als verstokte Floydfan. Al vernam
ik uit welingelichte kringen dat u met die repeterende associatie niet altijd
even blij was. Zwakke albums maakte u niet. Wel hoogtepunten zoals ‘The Sky
Moves Sideways', ‘Signify', ‘Coma Divine' en ‘Lightbulb Sun'. Natuurlijk voelde
ook u dat op den duur een lichte wending noodzakelijk was. Het voorlaatste
album ‘In Absentia' was daar met wat toegankelijker en lichtvoetiger tracks
een uiting van. Hoewel ik bedenkingen had en heb, beklijfde dit album ten slotte
min of meer door de goede composities. Nu heeft dan uw nieuwste boreling het
levenslicht gezien.
Met het verschijnen van ‘Deadwing' heeft de tendens naar toegankelijkheid zich
helaas vastgezet, somtijds aangevuld met metalachtige passages. En ik moet
u eerlijk zeggen: dat bevalt mij helemaal niet. U komt daarmee in de contreien
van de ‘mainstream' in de progrock. Hetgeen uw ‘popie jopie' platenmaatschappij
- kijk naar hun site en huiver - zeer zal uitkomen. Porcupine Tree wordt meer
van hetzelfde. Het twinkelt en sprankelt niet meer, de creatieve elementen
en verrassingen zijn grotendeels verdwenen of zoals collega OProg mij zei “het
absoluut artistieke is weg”. Het blijft aan de goede kant van de streep en
zo af en toe schemeren uw ongekende kwaliteiten door zoals in ‘Arriving Somewhere
but not here' of in ‘Open Car'. Maar per saldo is het gemiddeld geworden. Volgens
mij bent u echter geen man van gulden middenwegen en compromissen. En toch
klinkt alles zo. Er moet dus iets aan de hand zijn met u ….
Ik matig mij aan te weten wat er aan schort. U bent te druk. Als je teveel
weet, raak je in de war. Als je teveel doet ook. Ik adviseer u dan ook: ga
er eens een jaar of twee tussenuit. Een ‘sabbatical period' doet wonderen.
Het stimuleert de creativiteit, het hoofd raakt leeg, nieuwe wegen en kansen
kunnen weer worden waargenomen. Een tweede advies: maak keuzes want u wilt
en doet teveel. U wilt producer, muzikant, componist en met ‘Deadwing' zelfs
scenarioschrijver van films zijn. Niet alleen in PT maar ook binnen No-Man,
Incredibly Expanding Mindfuck, Bass Communion, Blackfield en wat al niet meer.
U droogt sneller dan nodig op. Uw houdbaarheidsdatum komt daarmee met rasse
schreden in het zicht. Een laatste advies dat daarmee samenhangt: delegeer
en vertrouw op uw prima bandleden. Hoewel u gast Adrian Belew een aantal passages
op gitaar heeft laten overnemen, heeft u er op ‘Deadwing' vreemd genoeg zelfs
voor gekozen om bas te spelen op vier van de negen tracks! Terwijl u de uitstekende
Colin Edwin in de gelederen heeft. Ergo: maak keuzes en trek eens door de wereld.
Een paar maanden Rottumerplaat doet wonderen of ga zoals Paul Cook van IQ een
jaar of wat de Schotse Hooglanden in. U zult uw werkelijke kwaliteiten weer
ontdekken en u gaat weer genieten. En dientengevolge de luisteraar ook.
Hoogachtend,
H. ‘JoJo' de V. (04-2005)
Bezetting:
Steven Wilson - vocals, guitars, piano, keyboards, hammered
dulcimer, bass guitar
Richard Barbieri - keyboards, synthesizers
Colin Edwin - bass guitars
Gavin Harrison - drums, percussion
Gasten:
Adrian Belew - sologuitar track 1 en 4
Micheal Ákerfeldt - harmony vocals, 2e sologuitar track 5
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Bij het beluisteren van de nieuwe Porcupine Tree, een band die geen introductie meer behoeft, valt des te meer op wat een grote verschillen er eigenlijk zijn met het materiaal dat Steve Wilson schrijft voor zijn verschillende projecten. De nummers op dit album zouden bijvoorbeeld niet passen op het onlangs verschenen tweede album van Blackfield, het album waarop Wilson wederom de samenwerking aanging met Aviv Geffen. 'Fear of a Blank Planet' is het eerste album dat op Roadrunner is verschenen. Toen de band ooit bij Delirium vertrok om het geluk te beproeven bij het 'major' label Atlantic, bestond bij sommigen de vrees dat de band concessies zou doen aan haar muziek om het aantrekkelijker te maken voor een groter publiek. Dit muziek bleef echter voor het grote publiek ontoegankelijk en ook de overstap naar Roadrunner heeft hier niets aan weten te veranderen.
Zoals de hoes al doet vermoeden is 'Fear of a Blank Planet' een conceptalbum. De nummers zijn geschreven vanuit het perspectief van een kind, dat opgroeit te midden van alle moderne vormen van vermaak zoals televisie, internet, MP3-spelers, computergames en zelfs drugs op doktersadvies. Daarnaast is, passend voor de manier waarop mensen uit de prog kijken naar een groot deel van de TMF/MTV-cultuur, ook de wijze waarop de huidige generatie naar muziek luistert een thema. Hierbij telt niet alleen de lage waarde die men toekent aan muziek. Ook het aanschaffen ervan in de vorm van downloads krijgt een plaats. Daar waar er op de vorige twee albums nog redelijk wat invloeden te horen waren van Opeth, opgedaan tijdens het produceren van hun albums door Steve Wilson, zijn die nu grotendeels verdwenen. Toch ligt 'Fear of a Blank Planet' in dezelfde lijn als de twee voorgaande albums. De harde stukken zijn er nog steeds, maar ook zijn er experimentelere passages te horen die weer teruggrijpen naar het oudere werk. Mijn absolute hoogtepunten zijn 'My Ashes', een nummer dat bij mij het gevoel van 'Lazarus' van het vorige album ‘Deadwing’ oproept, en 'Anesthetize'. Dit laatste is met bijna achttien minuten het langste nummer van het nieuwe album. Het is dan ook een mix van stijlen. Het begin grijpt naar mijn idee terug naar 'The Sky Moves Sideways', terwijl er een middenstuk inzit dat doet denken aan het I.E.M. project van Steve Wilson, waarin hij zijn variant van het genre ambient laat horen. Het harde laatste deel bevat een geweldige, stevige gitaarsolo van Alex Lifeson van Rush dat precies toevoegt wat het album op dat moment nodig heeft. Het nummer is een soort muzikale tijdreis langs alle facetten die de band te bieden heeft. Om eerlijk te zijn zijn er verder geen verrassingen op het album. Dat wil zeggen dat het album de constante kwaliteit biedt die van te voren verwacht werd. De overige vier nummers laten de wat modernere kant van Porcupine Tree horen en stellen me zeker niet teleur. Een belangrijke rol is er ook voor Gavin Harrison die werkelijk geweldig drumwerk laat horen.
Er zullen wel weer mensen zijn die mijmeren dat de muziek niet meer zo goed is als het vroeger was, in de tijd van ‘Signify'. De band is nou eenmaal volwassener geworden en heeft zijn eigen richting gekozen. Het geluid is wat ruwer en steviger en de groep heeft nu niet meer zoveel invloeden van Pink Floyd. Terecht, want een band moet zich nu eenmaal ontwikkelen en niet telkens hetzelfde kunstje uithalen. Hier is Porcupine Tree wederom in geslaagd en het eindresultaat zal in menig jaarlijst hoge ogen gooien. Voor de snelle koper is er overigens een fraaie gelimiteerde editie uitgekomen met naast het reguliere album ook nog eens de muziek op dvd in 5.1 geluid. Zelfs voor wie die niet kan afspelen is het een interessante uitgave door de mooie verpakking en het veertig pagina’s tellend boekje.
OProg (5-2007)
Bezetting:
Steven Wilson - vocals, guitar, piano
Richard Barbieri - keyboards, synthesizers
Colin Edwin - bass guitar
Gavin Harrison - drums & percussion
met:
Alex Lifeson - guitar solo (3)
Robert Fripp - soundscapes (5)
John Wesley - backing vocals
Discografie (beperkte selectie):
On the Sunday of Life..... (1991)
Voyage 34 (1992)
Voyage 34 : Remixes (1993)
Up the Downstair (1993)
Staircase Infinities (1994)
Yellow Hedgerow Dreamscape (1994)
The Sky Moves Sideways (1995)
Signify (1996)
Coma Divine Live (1997)
Stupid Dream (1999)
Lightbulb Sun (2000)
Voyage 34 - The Complete Trip (2000)
Recordings (2001)
Stars Die: The Delerium Years 1991 -1997 (2002)
In Absentia (2002)
Deadwing (2005)
Fear of a Blank Planet (2007)
Kreeg
ik een jaartje geleden al de cd-versie in handen van PFM's "Live
in Japan", inmiddels heb ik ook de dvd van dit werkstuk voor
me liggen. Een klein verschil tussen de tracklist van beide albums
is dat op de cd twee nummers extra staan. De cd begint met "Sea
of memory" waar Peter Hammill speciale gast is. Het stuk is
gevarieerd en doet uiteraard denken aan zowel PFM als Van Der Graaf
Generator. Het tweede extraatje is een stuk van Franco Battiato, het
nummer "Bandiera Bianca" en is in de stijl van de laatste
albums van PFM. Daarna gaat ook op de cd het concert van start. Al
vrij snel valt in ieder geval de werkelijk sublieme beeld- en geluidskwaliteit
op. Het geheel is trouwens ook erg mooi en rustig gefilmd. De nummers
die aan bod komen zijn veelal afkomstig uit de jaren zeventig. Het
is dan ook geweldig om bijvoorbeeld "River of Life" van
het eerste Engelse PFM album "Photos of Ghost" te horen.
Op "Old Rain" na is overigens dit gehele album aanwezig,
net als "Storia di un Minuto", waarvan alleen "Grazie
Davvero" ontbreekt. Het is trouwens sowieso een opvallende
keus om van "Photo's of Ghost" de Engelse versies van de
nummers te kiezen en voor de stukken van "The World became the
World" te gaan voor de Italiaanse. De zang wordt, voor veel
van het 'oudste' werk, gedaan door Franco Mussida en soms
door Flavio Premoli.
Maar ook Franz di Cioccio verlaat zeer regelmatig de drumkit om als
een echte frontman aanwezig te zijn, wat hem erg goed af gaat. Hij
is al goed bij stem, maar ook zijn podiumpresentatie is erg sterk.
De drums worden overgenomen door een extra drummer zodra hij de kit
verlaat. De songs van "Chocolate kings" en met name "Jet-lag"
klinken trouwens veel symfonischer dan op de studioalbums. Ook komen
er stukken van "Suonare Suonare" aan bod. Niet te vergeten
zijn de fraaie solo-stukken op viool, piano en gitaar.
Het zal duidelijk zijn. Deze schijf is, zowel op cd als op dvd, een
absolute aanrader. Voor mensen die nog niks van deze geweldige band
hebben is het een prima introductie en voor de fans een perfecte registratie
van oud werk live. Alle sterke nummers van de eerste tien jaar PFM
komen voorbij. De uitvoering en geluidskwaliteit zijn geweldig en
zelfs het oude PFM-logo is weer opgedoken. Werk van de hoogst haalbare
kwaliteit!
OProg
(11-2003)
Bezetting:
Franz
Di Cioccio - voice, drums & percussion
Patrick Djivas - bass
Franco Mussida - guitars, voice
Flavio Premoli - keyboards, voice
Met:
Piero Monterisi - drums
Lucio Fabbri - violin, keyboard, guitar, backing vocal
Gast
op "Sea of memory"
Peter Hammill - lead vocal on " Sea of Memory"
Discografie:
Storia di un minuto (1972)
Per un amico (1972)
Photos of ghosts (1973)
L'isola di niente (1974)
The world became the world (1974)
Live in USA / Cook (1974)
Jet lag Zoo (1977)
Suonare suonare (1980)
Performance (1982)
PFM? PFM! (1984)
Miss Baker (1987)
Ulisse (1997)
www.pfmpfm.it (1998)
Serendipity
(2000)
Live in Japan (2002)
10
anni live 71/81 (1996)
Presto
Ballet -
Peace Among The Ruins
|
Label: |
|
Site: |
prestoballet |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
47:19 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Presto Ballet is de nieuwe band van Kurt
Vanderhoof, de gitarist van Metal Church. Het uitgangspunt
bij het maken van het eerste album, ‘Peace Among the Ruins', is opmerkelijk. Er is
gebruik gemaakt van analoge synthesizers, hammond orgel en mellotron.
Het album is ook nog op analoge recorders opgenomen omdat digitale
opnametechnieken het echte gevoel zouden verwoesten en op die manier
een ‘natuurlijk
oud geluid' het best tot stand komt. Dat laatste is baarlijke
nonsens natuurlijk, zeker als je het vervolgens op cd en niet
op lp uitbrengt. Daarnaast is het pad gevolgd, zoals men zelf
aangeeft, van bands als Kansas, Yes, Genesis en Deep Purple.
Progressieve muziek zei men toch?
‘Peace Among the Ruins' laat al direct de scheurende hammond
en majesteitelijke mellotron horen. Presto Ballet brengt krachtige
progrock waarin een grote rol door genoemde toetseninstrumenten
gespeeld wordt. Ook ‘The Fringes' en ‘Seasons' zijn goed in het
gehoor liggende up-temponummers waar voldoende ruimte is voor
bijzondere effecten. Pas met ‘Find the Time', dat opent met melancholieke
mellotronklanken, gaat het wat rustiger en laat de cd een ander
gezicht van de band horen. Zanger Scott Albright, een beetje
Steve Walsh in zijn jonge jaren, kan er wat van maar dat geldt
eigenlijk, Kurdt Vanderhoof voorop, voor alle bandleden. Bovendien
zit de van zijn soloalbum bekende Brian Cokeley in de band die,
naast eveneens leadzang, heel wat toetsenwerk verricht. ‘Speed
of Time' heeft zelfs een folky begin maar ontwikkelt zich al
snel tot dampende rock met weer die opvallende eigenwijze analoge
keyboards. Toch heel origineel. Gekoppeld aan dit nummer zit ‘Sunshine'
dat vol zit met psychedelische geluiden en een arrangement heeft
dat aan The Beatles doet denken. Op ‘Slave'
wordt teruggegrepen naar het eerste deel van het album, een steviger
mix van genoemde muzikale ingrediënten. De laatste track ‘Bringin'
it on' bevestigt mijn oordeel definitief. Dit is een bovengemiddeld
album en één van de aangename verrassingen van
dit jaar. Het biedt de luisteraar een boeiend herleven van oude
tijden in een moderne jas. Vanderhoof noemt de band een “Modern
70's progressive rockband” en daar zit zeker veel in. Van de
genoemde referenties vallen mij voornamelijk Kansas en Yes op,
Genesis helemaal niet, maar in geen enkel opzicht kan van een
kloon van deze bands gesproken worden. Daar heeft Presto Ballet
teveel een eigen geluid voor.
JProg (5-2005)
Bezetting:
Scott Albright - lead vocals, acoustic guitar
Brian Cokeley - piano, hammond, synths, lead vocals
Brian Lake - bass
Kurt Vanderhoof - guitars, mellotron, hammond, synths, piano
Jeff Wade - drums
Discografie:
Peace Among the Ruins (2005)
Solo:
Vanderhoof - A Blur of Time
Gitarist Kerry Livgren heeft het met Proto~Kaw, zijn
band voordat hij mede Kansas formeerde, niet bij de herrijzenis in 2004
gelaten. Met zijn vroegere maatjes is een solide opvolger van het destijds
uitstekend beoordeelde ‘Before
Came After’ voortgebracht. Solide is een erg abstracte beoordeling,
er is eigenlijk niet zo gek veel over het album te melden, naast uiteraard
de gebruikelijke algemeenheden. Als ‘Before Came After’ in
de smaak viel is 'The Wait of Glory’ een risicoloze aanschaf
en zo niet, dan zal deze cd ook niet bekoren. Er zit niet zo gek veel ontwikkeling
in de muziek van de band, zelfs klinkt het af en toe gezapig, waarbij zich
bij mij regelmatig de behoefte aan wat meer vuur opdringt. De band is compacter,
hechter, meer ingespeeld, maar de recepten die worden gebruikt zijn voor
het merendeel gelijk. Wat valt op?
De opener ‘Nevermore’ is ijzersterk. Proto~Kaw heeft meer jazz
in de muziek dan het oude Kansas en er is ook ruimte voor psychedelische
intermezzo’s. Orkestraties zoals op het volgende ‘Relics of the
Tempest’ vullen regelmatig de songs aan waardoor de zang van Lynn Meredith
nog fluweler klinkt. Fluiten en saxen doorspekken de nummers veelvuldig waarbij
Livgren naar hartelust zijn gitaar kan laten gillen en de keyboards gepast
meedoen. De songs zijn gevarieerd, aangenaam en zonder scherpe kanten. En
die mis ik wel eens, het is allemaal te veel, te mooi, tegen het saaie aan.
Goede voorbeelden daarvan zijn ’When the Rain Come’ en 'On
the Eye of the Great Decline’. ‘Physic’ is een broodnodig
meer up-tempo nummer met een lekker lopend hoofdthema en een mooie sax in
duel met de toetsen. Het kermisachtige en instrumentale ‘Osvaldo’s
Groceries’ houdt de luisteraar ook wakker waarna op ‘The Virgil’ de
rust weerkeert met een door piano ingezette heuse ballad. Fluiten omlijsten
sfeervol en mede door de tekst is de brave sfeer terug. ‘Old Number
63’ heeft veel meer rock met een nog een keer accelererende Livgren
op zijn gitaar. Via het grappige ‘Melicus Gladiator’ wordt pas
weer op het laatste nummer ‘Picture This’ het hoge niveau van
de start van het album gehaald.
'The Wait of Glory' is een goede cd maar minder verrassend dan zijn voorganger,
waarbij Proto~Kaw zich wel duidelijker als een andere band dan Kansas heeft
geprofileerd. Het album is ook als “Special Edition” met een
bonustrack en dvd van een optreden op Nearfest 2005 verkrijgbaar.
JProg (2-2006)
Bezetting:
Kerry Livgren - gitaar, keyboards, zang
Lynn Meredith - zang
John Bolton - fluit, sax
Brad Schultz - drums
Dan Wright - keyboards, zang
Craig Kew - bas, zang
Discografie:
Early Recordings from Kansas 1971-1973 (2001)
Before Came After (2004)
The Wait of Glory (2006)
‘The Missing Link’ tussen Pink Floyd en de 21e eeuw. Ga zo maar eens als nieuwe band uit de startblokken. Andere referenties maken het ook al niet gemakkelijker. Echo’s van The Mars Volta, Muse, Gentle Giant, Beach Boys en interessant voor fans van Porcupine Tree en Radiohead. Roept u maar. Laten we gewoon maar eens luisteren.
Pure Reason Revolution bestaat uit de broers Jon (zang, gitaar, toetsen, bas) en Andrew (drums) Courtney. Bassiste en zangeres Chloe Alper, Jamie Willcox (gitaar, zang) en James Dobson (toetsen, viool, bas, zang) en Greg Jong (gitaar, toetsen, zang) maken de groep compleet. Een redelijk bont gezelschap dus. De bandnaam moet wat zeggen over de muziek die revolutionair, radicaal en opwindend zou zijn. Men filosofeert er behoorlijk op los en trekt het vergelijk met onbegrensde dromen en de psychedelica in de muziek van de band. Muziek zonder regels die om het even wat voor instrumenten of songduur kan hebben.
Het eerste nummer van de cd, ‘Aeropause’, doet ontegenzeggelijk aan Pink Floyd denken. Dromerige gitaren en spacy toetsen op een zware ritmische basis zorgen voor een aangename maar niet direct verrassende start. De productie is anders dan anders, vooral de drumpartij klinkt merkwaardig. Het vervolg, ‘Goshen’s Remains’ is een stuk steviger waarbij de vrouwelijke vocalen me aan Enya doen denken en de viool op het eind voor een mooie invulling zorgt. De eigenaardige drummix blijkt alleen in het eerste nummer te zijn toegepast. Via ‘Apprentice of the Universe’, waarin de registers toetsen en gitaar nog meer opengaan, kom ik bij een hoogtepunt, het bijna twaalf minuten durende ‘The Bright Ambassadors of Morning’. Meerstemmige zang vermengd met spacy geluiden van voornamelijk keyboards en een ontspannen beat zorgen voor een knap spektakel. Alleen heb ik de in de aanhef genoemde referenties na de eerste track niet meer herkend. Ik kan me echter voorstellen dat liefhebbers van alleen dat soort bands het langdradig zullen vinden. ‘Nimos and Tambos’ vind ik een song die weliswaar wakker maakt maar de compositorische opbouw boeit me niet. ’Voices in the Winter’ is spannender en vooral de gitaar grijpt weer terug naar de luie sfeer van het openingsnummer. De verrassende wending naar ‘In the Realms of the Divine’ is origineel waarbij de viool opvalt en aan David Cross doet denken. ‘Bullitts Dominae’ heeft een zeer stevig en enigszins bombastisch fundament, waarbij de viool zijn deel weer opeist en de lichtvoetige zang van Chloe en Jon of Jamie een mooi contrast is. Het dubbelnummer ‘Arrival’ en ’The Intention Craft’ is opnieuw een hoogtepunt ingeleid door een heftig intro vol toetsen en viool. De zang is wel eenvormig op den duur maar de combinatie met het instrumentale deel is bijzonder goed. Het benadert het meest de aangekondigde spacerock in een nieuwe jas. Het laatste nummer bestaat ook weer uit twee delen, ‘He Tried to Show Them Magic!’ en ‘Ambassadors Return’. Alleen, de dertien minuten blijken er effectief maar acht te zijn omdat er een stilte van vijf minuten valt. Het tweede deel hoor je dus in de praktijk nooit en dat is jammer. In eerste instantie geen verrassend nummer verder, het borduurt voort op de voorgaande tracks. De bijzonderheden in de zanglijnen en instrumentale invulling, die zijn er wel degelijk, laten zich pas na wat intensievere luisterbeurten ontdekken.
Pure Reason Revolution heeft met ‘The Dark Third’ een indrukwekkend en onderscheidend album afgeleverd. Na wat verveeldheid na de eerste draaibeurten is het snel een groeier gebleken. Alleen vind ik de inleidende voorstelling van de band overdreven. Maak dat maar eens waar.
JProg (01-2007)
Bezetting:
Jon Courtney - gitaar, toetsen, bas, zang
Andrew Courtney - drums
Chloe Alper - bas, zang
James Dobson - toetsen, viool, bas, zang
Greg Jong - gitaar, toetsen, zang
Jamie Willcox - gitaar, zang
Discografie:
The Dark Third (2007)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved
|