K
K2 - Book of the Death
|
Label: |
Progrock Records |
Site: |
kenjaquess.com |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
46:38 |
Soms heb je van die projecten die normaal gewoon 'goed' geweest zouden zijn, maar die door de persoonlijke kwaliteit van één of twee muzikanten naar een absoluut topniveau getild worden. Dit overigens zonder tekort te willen doen aan de overige bandleden, maar de individuele klasse van een bepaalde artiest kan soms heel veel toevoegen. De persoon die ik in het geval van K2 bedoel is Allan Holdsworth.
De meestergitarist die solo - met Soft Machine, UK en veel meer andere projecten menig symfohart sneller doet kloppen - heeft een behoorlijk prominente rol
. Maar hoe kan het ook anders als je gitaar kan spelen zoals hij. Een andere belangrijke factor op deze plaat is Shaun Guerin. Reeds eerder hebben we werk van hem besproken en ook hier is hij weer geweldig. Zijn Gabriel-achtige stem is hier zeer sterk. Evenveel eer moet er naar Ken Jaquess. Deze bassist/toetsenist is immers de bedenker en schrijver van dit schitterende album. Bij zijn naam gaat er misschien niet meteen een belletje rinkelen. Toch is hij ook alweer een tijdje bezig, onder andere met de neo-prog formatie Atlantis.
'Book of Death' is gebaseerd op het Egyptische boek met de gelijknamige titel. Het geeft een beetje een vreemd gevoel om de in 2003, kort na het opnemen van dit werk, overleden Guerin te horen zingen over de dood. Het eerste nummer, 'Infinite Voyage', slaat wel meteen in als een bom. Een epic van dik twintig minuten dat herinneringen oproept aan Genesis. Het gevoel van de Gabriel-periode, maar dan met een fenomenale Holdsworth als toevoeging. Ook de viool van Yvette Deveraux, die het duel aangaat met de gitaar, is prima. De stem van Guerin, die naast Gabriel me ook aan Cyrus van Citizen Cain doet denken, siert dus de plaat. Overal blijft het origineel doch herkenbaar. Nergens krijg je het idee met een Genesis-kloon van doen te hebben. Ook de rest van het album heeft het hoge niveau van het eerste nummer. Holdsworth is minder prominent aanwezig maar hij schittert nog wel in een aantal solo's. Het overgrote deel van het gitaarwerk schijnt afkomstig te zijn van John Miner. Andere hoogtepunten zijn 'Edge of Light', een uptempo nummer met de viool als leidend instrument, en 'Aten'. De laatste is de enige instrumentale song van dit vijf nummers tellende album. Hierin is goed te horen wat Jaquess allemaal kan en dat is heel wat. Op de afsluiter komt alles nog een keer samen en klinkt de band het meest gedreven tot nu toe. Overigens doet Ryo Okumoto van Spock's Beard ook mee. Hij is te horen op piano en moog alleen het is me niet geheel duidelijk waar precies.
De luisteraars die zich aangesproken voelen tot 'vintage prog' zullen dit album zeker direct op moeten halen bij de lokale platenzaak. Het is, zoals ik al aangaf, werkelijk een fenomenaal album dat in geen serieuze progcollectie mag ontbreken.
OProg (5-2005)
Bezetting:
Ken Jaquess - bass, keyboards & 10 string acoustic
Yvette Devereaux - violin
Shaun Guerin - vocals
Allan Holdsworth - guitar
Ryo Okumoto - piano/moog
Doug Sanborn - drums
John Miner - additional guitar
Discografie:
Book of the Death (2005)
Kaipa
-
Keyholder
|
Label: |
|
Site: |
Kaipa |
Jaar: |
2003 |
Duur: |
78:27 |
Roine
Stolt is een bezige baas. Hij stuurt zijn Flower Kings aan, speelt
verdienstelijke deunen mee in Transatlantic, tourt met beide
bands over de gehele wereld, verleent hand- en spandiensten bij
andere artiesten, moet tussendoor nieuw werk bedenken en heeft
2 jaar terug ook nog zijn oude formatie Kaipa uit de mottenballen
gehaald. Het prima 'Notes
from the Past' uit 2002 markeerde de come back van de band waarin
Stolt samen met zijn oude makker Hans Lundin een hoofdrol speelt.
De meester herkent zichzelf en wordt herkend in de dosering. Een te
hoge produktie kan leiden tot kwaliteitsverlies en uitval, dat gevaar
ligt niet alleen in de muziek op de loer. Heeft dit gevaar zich voorgedaan
bij Kaipa's nieuweling 'Keyholder'? Op die vraag
durf ik volmondig 'ja' te antwoorden. Een toelichting.
Het werkstuk duurt 1 uur en 18 minuten en dat is veel te lang. Het
gebodene verrast te weinig om de concentratie zo lang vast te houden
en bovendien klinkt het allemaal erg bekend. Lange werkstukken afscheiden
is toch al een tendens sinds de intrede van de CD, maar gaat voorbij
aan het onderzoeksgegeven dat de gemiddelde mens bij luisteren of
lezen de concentratie niet langer dan zo'n 40 minuten kan vasthouden.
Stolt bezondigt zich overigens ook regelmatig aan tijdsoverschrijding
bij The Flower Kings. En aangezien ik mijzelf beschouw als een gemiddeld
mens haak ik rond die tijd volledig af. 'Keyholder' is
daarnaast overgeproduceerd, waarmee ik niet doel op de geluidskwaliteit
maar op het feit dat het geluidsspectrum geheel vol zit. Elk gaatje
is gevuld, vaak met (een aaneenschakeling van) solo's. Dat doet
nog een extra appèl op de concentratie van de luisteraar. Verder
kennen de meeste nummers, met uitzondering van het relatief rustige
en prachtige 'Sonic Pearls', eenzelfde opbouw die wij
ook van andere Stolt produkten kennen: het thema wordt al dan niet
met zang in een eerste deel neergezet, wat volgt is een instrumentaal
en doorgaans langdurig intermezzo en er wordt weer afgesloten met
het thema. Zo'n gelijke opbouw hoeft niet verkeerd uit te pakken,
maar in combinatie met mijn andere kritiekpunten hindert het mij en
men schuift daardoor teveel op naar The Flower Kings. Waar ligt dan
nog het onderscheid tussen Kaipa en de bloemenkoningen? En dan de
zang. Op de prima Patrik Lundström van Ritual is niets aan te
merken. Zijn stem staat als een huis en blijft boeien. Dat geldt niet
voor zangeres Aleena. Hoewel zij een zuivere en heldere stem heeft,
beperkt zij zich waarschijnlijk onbewust tot een manier van zingen
die vaak wordt toegepast in musicals. Een wat theatrale en overdreven
articulerende uitvoering is dan het resultaat. Als Joop van den Ende
haar ontdekt ligt een grote carrière in het verschiet, maar
voor een rol in de progressieve muziek lijkt zij mij niet geschikt.
Tenslotte worden de solo's op keyboards en met name gitaar
te veel en te ver uitgesponnen. Ook hier is de dosering volledig
uit het oog verloren en wat rest is langdradigheid.
Is er dan niets positiefs te melden over 'Keyholder'?
Wel degelijk. Er zijn ten opzichte van hun vorige werkstuk wat jazzy
elementen toegevoegd, wat goed uitpakt in bijvoorbeeld 'A Complex
World of Art'. Alle tracks worden vakkundig uitgevoerd door
topmuzikanten waarbij het inventieve drumspel van Morgan Ågren
(voorheen bij Frank Zappa) opvalt. Stolt cs. zijn bovendien uitermate
goed op elkaar ingespeeld. Ten slotte moet aan de positieve kant worden
vermeld dat nummers als het eerder genoemde 'Sonic Pearls'
en 'Distant Voices' er op zichzelf best mogen zijn. Het
geheel is verpakt in een goed verzorgde hoes met een intrigerende
afbeelding op de voorzijde.
Niet alles wat wordt uitgebracht in prog- en symfoland hoeft vernieuwend
te zijn. Maar hoe lang kun je nog doorgaan met het bedenken van dit
soort werkstukken? Stolt wandelt op een door hem en vele anderen in
het verleden en heden uitgekauwde en doodlopende weg. Wat des te meer
opvalt bij een (te) hoge produktie in een te korte tijdsspanne en
bij te weinig dosering in de uitvoering. Het einde van de doodlopende
weg is dan logischerwijze ook sneller bereikt. Een dramatische koerswijziging
lijkt mij noodzakelijk.
H. 'JoJo' de
V (2003)
Hans
Lundin - hammond organ, synthesizers, mellotron, piano, vocals
Roine Stolt - electric and acoustic guitars, percussion, vocals
Morgan Ågren - drums
Jonas Reingold - fretless & custom basses
Patrik Lundström - lead and backing vocals
Aleena - lead and backing vocals
Discografie:
Kaipa (1975)
Ingett nytt under solen (1976)
Solo (1978)
Händer (1980)
Nattdjurstid (1982)
Stockholm Symphonie (1993/bootleg)
Notes from the Past (2002)
Keyholder (2003)
Kaipa
- Mindrevolutions
|
Label: |
|
Site: |
Kaipa |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
79:09 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Het muzikale brein van Kaipa, Hans Lundin, heeft op het album ‘Mindrevolutions'
voor een melodieuzere opzet van de songs gekozen. Niet dat men
nu opeens mijlenver verwijderd is geraakt van de voorgaande albums, ‘Notes
from the Past' en ‘Keyholder', maar de rode draad in de songs is
beter herkenbaar.
De titelsong, een ruim vijfentwintig minuten
durende megasong, is daar een goed voorbeeld van. Het concept van
het album, de teksten zijn van Hans Lundin en Roine Stolt, en met
name van dit nummer, is er één van veertien in een
dozijn. Verander de wereld maar begin bij jezelf. Tsja. Maar de
song is goed, hoewel er wel wat minpuntjes zijn. Zo is er, evenals
op de laatste twee albums, de zang van Aleena en dat is iets waar
je van moet houden. Ik dus niet, vooral haar ademhalingstechniek
is slecht. Ze zingt gelukkig niet zoveel. Ook het basspel van Jonas
Reingold is veel te prominent met bovendien een solootje dat we
nu wel kennen. Verder is het een goed gestructureerde track met
een duidelijke thema en voldoende ruimte voor gitaar en toetsen
die zowel jazz als symfonisch georiënteerd zijn. De leadzang
is weer toevertrouwd aan Ritual's Patrik Lundström en die
doet het goed, niet alleen op dit nummer. ‘Mindrevolutions' wordt
voorafgegaan door vier kortere songs waarbij de opener ‘The Dodger'
door de veelheid aan tempowisselingen, de mooie sologitaar en de
pittige tekst een gedreven start vormt. Op ‘Electric Leaves' laat
Aleena zich voor het eerst horen en het strakke drumspel van Morgan Ågren
is, niet alleen hier, uitstekend. Een rustpunt vormt 'Shadows of
Time' waarbij Patrik en Aleena elkaar afwisselen omlijst door dromerige
toetsen en een pracht gitaarsolo op het eind. ‘A Pair of Sunbeams',
valt op doordat het een sterk uptempo nummer is met een goede boodschap
en weer een te nadrukkelijke bas. Na de reeds genoemde titelsong
volgen nog vijf nummers waarbij ‘Flowing Free' zowaar balladneigingen
heeft. De ‘Last Free Indian' met een gedreven tekst van Roine Stolt-
was in een vroeger leven zelf Indiaan- is een sterk nummer. ‘Our
Deepest Inner Shore' wordt geheel door Aleena gezongen en is daardoor
niet mijn favoriet, sterker nog, ik vind het vooral daardoor het
minste nummer van het album. ‘Timebomb' is gelukkig weer voor Patrik
Lundström waarbij de band in zijn geheel lijkt op te veren.
'Remains of the Day' is een rustige afsluiter die het slot brengt
wat je verwacht en waarbij Lundin en Stolt, goed beschouwd Kaipa & Co,
om beurten de boventoon spelen.
'Mindrevolutions' heeft wat luisterbeurten nodig om de juiste waardering te
krijgen maar, de minpunten daargelaten, het is een degelijk en tegelijk boeiend
werkstuk. En als je zo'n album na dertig jaar nog kan maken is dat een grote
prestatie.
JProg (5-2005)
Hans
Lundin - keyboards, vocals
Roine Stolt - guitars, percussion, vocals
Morgan Ågren - drums
Jonas Reingold - bass
Patrik Lundström - vocals
Aleena - vocals
Discografie:
Kaipa (1975)
Ingett nytt under solen (1976)
Solo (1978)
Händer (1980)
Nattdjurstid (1982)
Stockholm Symphonie (1993/bootleg)
Notes from the Past (2002)
Keyholder (2003)
Mindrevolutions (2005)
Kamelot ken ik al lange
tijd van naam maar aan het goed beluisteren van wat deze band,
afkomstig uit Florida, te bieden heeft, was ik nooit toe
gekomen. Verbaasd was ik wel om te concluderen dat 'The Black
Halo' alweer het zevende album is en dat de groep een behoorlijke
populariteit binnen de progmetalwereld mag genieten. Dit album
maakt al in enkele minuten duidelijk waarom de band niet over
het hoofd gezien mag worden, want met dit album is 2005 weer
een prima cd rijker in de categorie 'melodieuze power metal'.
'The Black Halo' is het tweede deel van een verhaal
dat op het vorige album 'Epica' was begonnen. Op dat album was de hoofdpersoon
van het verhaal op zoek naar de zin van het leven, kwam hij onder invloed
van de slechte Mephisto en pleegde zijn jeugdliefde Helena aan het
einde ook nog zelfmoord. Zijn zoektocht duurt op dit album voort. Het
album gaat vanaf het begin flink los en meteen duiken ook de eerste
gasten op. Stratovarius-toetsenist Jens
Johanson toont zijn kunnen en ook horen we grunts, afkomstig van Shagrath
van Dummu Borgir. Met dit begin wordt de toon van het album meteen
gezet. De zojuist genoemde personen zijn zeker niet de enige gasten.
Net als op de vorige schijf is ook nu weer een hele verzameling artiesten
te horen. De meest opvallende is misschien wel te horen op 'The Haunting',
waar Epica-zangeres Simone Simmons op mee doet. Deze band heeft er
nooit een geheim van gemaakt de naam overgenomen te hebben van het
vorige Kamelot-album en hun geluk zal nu waarschijnlijk compleet zijn.
Ik las dat de voorloper van deze plaat vol met orkestraties zat en
de band er behoorlijk de vaart in hield. Hier klinkt het allemaal wat
ingetogen. Slecht op enkele nummers gaat de band echt los en komt de
vaart erin, op een enkel stukje na dan. 'Serenade' en 'The lights go
down' zijn de enige echt up-tempo nummers. Glansrollen zijn er overigens
voor Roy Khan, die over de gehele lengte van het album geweldig van
stem is, en gitarist Thomas Youngblood. Laatstgenoemde laat horen zowel
met korte, krachtige riffs als met snelle solo's prima uit de voeten
te kunnen. De enige kritische noot die ik kan hebben is dat dit album
net niet de snaar weet te raken zoals sommige andere dat wel doen.
Misschien is dit gewoon vergezocht, aangezien 'The Black Halo' een
album is op een niveau waar menig progmetal-band een puntje aan kan
zuigen, maar ik mis net dat tikkeltje extra. Reden is waarschijnlijk
wel dat de band nergens echt nieuwe paden inslaat. Maar dan zou het
verkeerd uit kunnen pakken terwijl de luisteraar nu precies weet wat
hij aan de heren heeft. Benieuwd naar de rest van de catalogus stop
ik deze zilveren schijf straks nog maar een keer in de speler, want
vervelen doet deze plaat zeker niet!
OProg (3-2005)
Bezetting:
Khan - vocals
Thomas Youngblood - guitars
Glen Barry - bass
Casey Grillo - drums
Discografie:
Eternity (1995)
Dominion (1997)
Siege Perilous (1998)
The Fourth Legacy (1999)
The Expedition – Live (2000)
Karma (2001)
Epica (2003)
The Black Halo (2005)
Kansas had vroeger mijn warme belangstelling.
Ten tijde van de releases van ‘Leftoverture' en ‘Point of Know Return', half
jaren 70, behoorde de band tot het illustere rijtje namen dat ik
opsomde als iemand mij vroeg van welke muziek ik hield. Later ben
ik de band uit het oog verloren om hernieuwd kennis te maken via
hun prima ‘Somewhere to Elsewhere' uit 2000, waarop zelfs oudgedienden
Kerry Livgren en Dave Hope weer meededen. De voorliggende live-dubbelaar
was de laatste jaren echter toch aan mijn aandacht ontsnapt. Beter
laat dan nooit want het gebodene is zeer aantrekkelijk.
Mijn laatste ervaring met een live-optreden van Kansas was via
het album ‘Two
for the Show' uit 1978. Ik vond en vind dat een matig werkstuk dat maar niet
wilde beklijven. Het gat dat er gaapt tussen de studio-uitvoeringen van de
tracks en de live-interpretatie vond ik te groot en het was alsof er een dikke
deken over het geluid was gedrapeerd. Deze bezwaren gelden bij het in Atlanta
opgenomen ‘D-V-D' geenszins. De band is, ondanks een aanzienlijk aantal speltechnische
schoonheidsfoutjes, geweldig op dreef en speelt alsof de jeugd nog in hen zit.
Die foutjes heeft men er gelukkig in laten zitten, hetgeen de spontaniteit
en oorspronkelijkheid ten goede komt. En de produktie is ook uitstekend te
noemen. De heren zijn bovendien meesters op hun instrumenten waarbij vooral
het goedgeplaatste drummen van Ehart opvalt en Steve Walsh weer volledig hersteld
is van zijn fysieke en psychische malheur en de sterren van de hemel zingt
en speelt. Hij heeft het niet gemakkelijk omdat de toetsenpartijen complex
zijn en hij tegelijkertijd vaak moet zingen. Dat gaat niet altijd goed zoals
in ‘Icarus' en ‘The Wall', maar zoals gezegd heeft dat ook zijn charme. Overigens
vind ik zijn orgelpartijen een lust voor het oor. Walsh wordt ontlast doordat
violist Robby Steinhardt en bassist Dave Greer regelmatig op verdienstelijke
wijze zangpartijen voor hun rekeningen nemen. De tweede schijf van deze dubbelaar
bevalt mij iets beter dan de eerste. Waarschijnlijk toe te schrijven aan de
geweldige uitvoeringen van mijn ‘all time favourites' als ‘Miracles Out of
Nowhere', ‘Point of Know Return' en de lange uitvoering van ‘Carry on my Wayward
Son'. Maar ook op CD 1 trekt men kwalitatief hoogstaand van leer in ‘Belexes', ‘Song
for America', ‘The Preacher', ‘Journey from Mariabronn' en ‘Cheyenne Anthem'
waarbij overigens de schitterende gitaarpartijen van Richard Williams niet
onvermeld mogen blijven. Waardoor per saldo de kwalitatieve verschillen tussen
CD1 en CD 2 minimaal blijven.
Terugkijkend mag Kansas een unieke band worden
genoemd met een geheel eigen geluid dat je herkent uit duizenden. Dat bewijst
dit liveconcert eens te meer. Het betreft hier een ‘enhanced CD', hetgeen betekent
dat er een videotrack is toegevoegd waarop men ‘Distant Vision' uitvoert. Hoewel
ik daar doorgaans niet zo op zit te wachten, krijg je als luisteraar door deze
bewegende beelden wel een inkijkje in het spelplezier dat Kansas die avond
uitstraalde en wordt het enthousiasme van het publiek nog tastbaarder. Mijn
enthousiasme over ‘D-V-D' heb ik tastbaar proberen te maken via deze lovende
review.
H. ‘JoJo' de V. (04-2005)
Bezetting:
Steve Walsh - keyboards, vocals
Robby Steinhardt - violin, vocals
Phil Ehart - drums
Billy Greer - bass guitar, vocals
Richard Williams - lead and acoustic guitars
Discografie (selectie):
Kansas
(74)
Song for America (75)
Masque (75)
Leftoverture (76)
Point of Know Return (77)
Two for the Show (78)
Monolith (79)
Audio Visions (80)
Vinyl Confessions (82)
Drastic Measures (83)
Power (86)
In the Spirit of Things (88)
Carry On (90)
Freaks of Nature (95)
Always Never the Same (98)
Somewhere to Elsewhere (00)
Device-Voice-Drum (02)
Kansas [boxed set] (04)
Keats - Keats
|
Label: |
See for Miles |
Site: |
- |
Jaar: |
1984 |
Duur: |
60:13 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Het was het begin van de jaren tachtig. Alan Parsons en zijn 'songwriting partner' Eric Woolfson werkten in West-London met hun gastmuzikanten aan The Alan Parsons Project. Het was hun gewoonte om na de opnames met hun muzikaal 'personeel' te gaan eten in het restaurant 'Keats'. Zo kon het gebeuren dat Stuart Elliot, David Paton en Ian Bairnson aan tafel een in de middag begonnen discussie voort konden zetten. Ze bedachten namelijk dat ze als ze zelf een band zouden beginnen het door hun ervaring als sessiemuzikant een succesverhaal zou worden. Hadden ze maar een label dan zou alles goed komen. Eric Woolfson bood direct aan te helpen en in no-time lag er een contract met EMI. David Paton was Pete Bardens tegen gekomen tijdens opnames van 'The Single Factor' van Camel en ook Bardens zag potentie in de band en besloot zich aan te sluiten. Voormalig Zombies-zanger Colin Blunstone nam ook regelmatig op met Alan Parsons. Nog nooit hadden ze samen in de studio gezeten, Parsons nam de zang altijd achteraf op, maar zonder problemen vulde hij de vacature op. De keuze voor de producent is met iemand als Alan Parsons in de buurt eenvoudig en ook het vinden van een bandnaam was niet moeilijk.
Het resultaat van de samenwerking is een kleine teleurstelling. Ondanks de ervaring is de muziek niet meesterlijk maar wat glad en commerciëel. Helaas viel dat laatste aardig tegen. Het album flopte enorm. De muziek gaat richting de AOR en zou geplaatst kunnen worden in het rijtje van bijvoorbeeld Asia. Geen diepgaande instrumentale stukken of scherpe teksten op dit album. Verwacht korte nummers met een standaardopbouw die allemaal rond de vier minuten klokken. Door de kwaliteit van de heren als muzikant blijft de muziek ook tweeëntwintig jaar na dato goed overeind. Maar voor de doorgewinterde progfan klinkt het allemaal wat simpel. Met name het vierde nummer 'Walking on Ice' is voor mij altijd een favoriet geweest door het fraaie refrein.
Zoals ik al schreef werd het album een commerciële flop maar ook
qua samenwerking ging het niet echt goed. Na slechts acht maanden, één
album, geen enkel concert en de ontdekking dat de persoonlijkheden
van de heren flink botsten kwam Keats ten einde. "Het was een
geweldig idee maar we realiseerden ons pas achteraf dat we allemaal
hele andere achtergronden hadden" verklaarde David Paton later.
Het album ging de vergetelheid in maar een aantal jaren terug kwam
ik hem toch nog een keer tegen. Gehuld in een nieuwe hoes met daarop
met grote letters 'Alan Parsons'. Op die manier probeerde de platenmaatschappij
er nog iets uit te halen.
En het restaurant Keats? Dat is al lang geleden gesloten.
OProg (9-2006)
Bezetting:
Colin Blunstone - vocals
David Paton - synthesizer, bass, vocals
Ian Bairnson - guitar, vocals, piano, bass
Pete Bardens - keyboards
Stuart Elliott - strings, wind chimes, wood block, cowbell, xylophone, drums, tambourine, triangle
Discografie:
Keats (1984)
Wat deed
u toen John F. Kennedy werd vermoord? Een universele vraag
met doorgaans een persoonlijk antwoord. Wat deed u toen u hoorde
dat Frank Zappa overleden was? Dat is een vraag die wat minder
universeel gesteld zal worden, maar ik weet het nog precies.
Ik zat een biertje drinken in mijn stamkroeg na de inrichting
van een kunstbeurs. Ik was verslagen. Zappa was immers 'altijd' aanwezig geweest in mijn beleving.
Dat is ook de reden dat ik werkstukken van muzikanten die ooit bij
Zappa speelden nauwkeurig volg. Zo ook sinds enige tijd het werk
van meestergitarist en incidenteel toetsenist Mike Keneally, die
in de periode 1987-88 in dienst was van Zappa . De man door wiens
muziek Keneally ooit besloot om de gitaar ter hand te nemen. De
man die Keneally overigens na een jaar weer ontsloeg omdat hij zijn
directieven op het toneel soms negeerde. Dat was een grote klap
maar Mike bleef hyperactief in en met muziek. Zo speelde hij in
The Steve Vai Band en trad en treedt hij, naast zijn solowerk, op
met zijn begeleidingsband Beer for Dolphins met o.a. Nick d'Virgilio.
'Nonkertompf' is een solo-album bestaande uit 35 instrumentale
miniatuurtjes die voorbijschieten door hun korte duur, zo gemiddeld
2 minuten per track. In deze weldadige overvloed zijn invloeden
van Zappa te horen – uiteraard zou ik zeggen – maar
heeft Keneally zich ook weten te ontworstelen aan het Zappa-idioom
en laat hij ook andere invloeden toe. Dit werkstuk roept bij mij
bijvoorbeeld associaties op met 'The Filmworks'-cyclus
van jazz- en fusioncomponist John Zorn. Maar bovenal blijkt Keneally
in staat om een eigen geluid te laten horen. De akoestische gitaar
domineert in de vele kleinoden die deze doos van Pandora bevat,
schitterend ondersteund door piano, synths, blaasinstrumenten en
allerlei effecten en geluiden. Het zou te ver voeren om alle tracks
hier te bespreken. Een aantal wil ik er graag uitlichten. Zo is
daar het subtiele en romantische 'Click' met een pakkend
thema dat uitdaagt tot meeneuriën. De Zappa-invloed komt in
tracks als 'Naked Horse' en 'Draconian Blump'
met name naar voren: fragmentarisch en met het zo bekende spinetgeluid
en de marimba's die we van de meester kennen. 'Blue
Jean Baby' valt op omdat de gitaarsynth een door merg en been
gaand thema speelt. En zo kunnen we doorgaan met het steken van
de loftrompet op het complexe 'The Knife and Drum',
het intieme 'Paprika' met een thema dat zich de gehele
CD een aantal malen herhaalt, de experimenten in 'Nine'
en 'Juzz', het dreigende en symfonische 'O, Stamp
Collector' en niet te vergeten de bombast van – wat
een titel - 'Sunset over the Paprika Festival' en 'Raka
Bannuh's Men'.
Mike Keneally is niet alleen een begenadigd gitarist met een
indrukwekkende staat van dienst. Hij blijkt op deze schijf
een virtuoos multi-instrumentalist te zijn, waarbij vooral
zijn hoogstaande pianospel opvalt. En bovendien een creatief
componist die met 'Nonkertompf' wat mij
betreft een meesterwerk heeft afgeleverd. De rest van zijn catalogus
staat inmiddels op het lijstje 'Met spoed aan te schaffen'.
H. 'JoJo' de V (2003)
Mike
Keneally/all instruments, compositions and production
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
Het
Metropole Orkest associeerde ik tot een aantal jaren terug,
wellicht onterecht, met name met stoffige radioprogramma's uit
mijn jeugd. De uitroep 'En het Metropole Orkest onder leiding van Dolf van
der Linden!!' galmt nog onnut na in het hoofd. Maar de stoffigheid
is al lang afgelegd. Het orkest heeft zijn sporen in de muziekhistorie
natuurlijk ruimschoots verdiend en de afgelopen jaren vele concerten
gegeven en albums uitgebracht met bekende artiesten als Herbie
Hancock, Steve Vai, Elvis Costello en Gino Vanelli. Een recent
samenwerkingsverband is aangegaan met ex-Zappiaan Mike Keneally,
met wie men 'The
Universe Will Provide' presenteerde op het Holland Festival
in 2003. De studioversie van dit werkstuk is nu uitgebracht
op schijf.
Mike Keneally kan gezien worden als enerzijds een begenadigd
componist en solo-artiest met een eigen geluid (zie ook de
review 'Nonkertompf') en anderzijds als de
hoeder van 'Franks gedachtegoed'. Frank Zappa wel te verstaan. Deze laatste
prijzenswaardige rol vervult hij met name op 'The Universe Will Provide'. Weliswaar
met eigen composities maar die stukken zijn zo doordrenkt van Zappiaanse arrangementen,
blaaswerk, verrassende wendingen en breaks, dat welhaast gesproken kan worden
van een hommage aan de grote leermeester. Ondersteund door een wervelend Metropole
Orkest roept Keneally herinneringen op aan albums als 'Uncle Meat' en 'Waka
Jawaka' van Zappa & The Mothers of Invention. Ook horen we duidelijke echo's
van 'The Yellow Shark' uit 1990, waarop Zappa vlak voor zijn dood samenspeelde
met het 'Ensemble Modern'. 'The Universe Will Provide' kent geen zwakke momenten
maar wel een aantal uitschieters. 'All Of Them Were Quiet' laat een complex
soort jazzrock horen met een jankende gitaar van Keneally, afgewisseld met
klassieke orchestrale intermezzi à la Strawinksy en Varèse. 'Room'
is gestoeld op een pompend ritme waaroverheen subtiele solo's op elektrische
piano en gitaar op een bedje van violen zijn gezet. Het 11 minuten durende 'Four
Slices of Toast' herbergt alle kenmerken van de complexe en soms fragmentarische
muziek van Zappa en valt met name op door de 'gesprekken' tussen de uitstekende
ritmesectie van het orkest en de gitaar van Keneally. 'Worrywart
Spoonguy' klinkt op het eerste gehoor funky en lijkt uit te nodigen tot enige
dansbeweging maar is daar toch te ingewikkeld voor. Voorts blinkt de track
uit door de symfonische arrangementen en de solo's op, naar ik dacht, vibrafoon.
Ook de overige nummers klinken zeer overtuigend en dragen plezier in het
spel uit.
Keneally heeft samen met het Metropole Orkest een monumentaal werkstuk
afgeleverd waarin een perfecte synthese plaatsvindt tussen klassieke
muziek, jazz en rock. Daar waar Frank Zappa ook zijn hart had liggen.
De meester zou trots zijn geweest op zijn leerling Keneally, al kan
ik mij niet voorstellen dat Keneally een zo op Zappa gebaseerd werkstuk
zou hebben durven afleveren bij diens leven.
H. 'JoJo'
de V. (9-2004)
Bezetting:
Mike Keneally - electric and acoustic guitars, electric piano
Het Metropole Orkest - all other instruments
Discografie:
Hat. (1992)
Boil that Dust Speck (1994)
Giant Tracks (1997)
The Tar Tapes Vol. 1 1983-1991 (1997)
The Tar Tapes Vol. 2 1982-1991 (1998)
Nonkertompf (1999)
Wooden Smoke (2001)
The Universe Will Provide (2004)
With Beer for Dolphins:
Half Alive in Hollywood (1996)
Sluggo! (1997)
Dancing (2000)
Kerrs
Pink -
Tidings
|
Label: |
Musea |
Site: |
Kerrs
Pink |
Jaar: |
2002 |
Duur: |
58:02 |
Ondanks
dat Kerrs Pink al een tijdje bezig is (toch alweer meer dan 20
jaar) wisten ze in die tijd 'slechts' 5 albums te maken. Na het
2e is het 12 jaar stil geweest om met een andere bezetting in
'93 terug te komen. Het album uit '97 was een uit de hand gelopen
soloalbum van Lytomt wat na toevoeging van Jostein Hansen toch
een Kerrs Pink album werd.Het was door de grote hoeveelheid mensen
die eraan bezig waren niet echt een groepsalbum wat bij "Tidings" wel
het geval is.
De muziek op dit album zweeft van wat meer rock getinte momenten
naar soms wat meer complexe en folk-achtige stukken. De CD heeft
in de vorm van "Hour
Glass" best een goede opening. Vrij stevig, rock-achtig met op het einde
een zangeres die me sterk doet denken aan de zangeres van "Great Gig in
the Sky" van "Dark Side of the Moon". Het 2e nummer, "Tidings
from A distant shore", start op een typische Kerrs Pink manier. Een rustig
gitaarstuk met folky keyboardwerk. ik vraag me nog steeds af of dit stukje
niet op een ander KP album te vinden is, het komt in ieder geval erg bekend
voor. Het einde van de track is een soort maaltijd van folk en rock, gekookt
op de Kerrs Pink wijze.
"Shooting Star" is wederom een rustig nummer, wat meer gericht op de
vocalen die in dit nummer prima zijn. Mooi keyboard en gitaarwerk. "Yum
Teda", het 4e nummer dat erg doet denken aan het vorige KP album. Melodieus
met zo nu en dan stevig gitaar (maar natuurlijk wel op de Kerrs Pink manier). "Moment
in Life" doet aan het begin wel aan Camel denken, een mooi rustig stuk.
Het vervolg komt behoorlijk rock en roll over, wel het minste deel van dit album!
"Mystic Dream", het langste nummer, komt gelukkig weer terug op het
Kerrs Pink geluid. Wederom mooi gitaarwerk dat aan Camel doet denken. De afsluiter, "Le
sable s'est écoulé", is geheel instrumentaal en tevens het
meest complexe stuk. Het beval o.a. samples en verschillende melodielijnen die
door elkaar heel lopen, een wat steviger geheel.
Over het geheel een sterk album. Typisch Kerrs Pink met een zo nu en dan wat
steviger gitaar. Ik hoorde hier en daar mensen spreken over prog-metal invloeden,
maar wat mij betreft zijn deze invloeden te mild om het prog-metal te noemen.
Gewoon een zeer onderhoudend symfo-album gemixed met folkinvloeden. Ondanks
dat er toch wel iets mindere stukjes op staan en de zang ook niet altijd super
te noemen is, is dit album dusdanig prettig draaien dat 4 OJE'tjes een passende
beloning zijn.
OProg (2003)
Harald
Lytomt / guitars
Jostein Hansen / bass
Lasse Johansen / keyboards
Freddy Ruud / keyboards
Knut Ragnar Lie / drums, vocal
Lasse Tandero / lead vocals
Gasten:
Tracee Meyn / vocals
Lillian Hoidal / vocals
Per Viggo Nilsen / violin
Geir Jahren / backing vocals
Discografie:
Kerrs Pink 1980
Mellom Oss 1981
A Journey to the Inside1993
The Art of Complex Simplicity 1997
Tidings 2002
Kingbathmat
- Fantastic Freak Show Carnival
|
Label: |
StereoHead |
Site: |
kingbathmat |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
45:58 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
De Engelsman John Bassett is een multi-instrumentalist
die onder de naam Kingbathmat reeds vijf cd's heeft uitgebracht.
Weliswaar soms in een oplage van dertig stuks, maar dat telt ook.
Zijn laatste werk heet ‘Fantastic Freak Show Carnival' en heeft
een al even fantastische hoes. Geldt dat ook voor de muziek? Dat
is wat overdreven, maar de cd bevat elf nummers die een heel divers
karakter hebben. Hij doet dus alles zelf, toetsen, gitaar, bas,
drums, zang en zelfs het geweldige hoesontwerp is van hem. Met
recht een éénmans band.
De songs zijn een mengeling van mainstreamrock vermengd met psychedelica
ingrediënten. De gitaar speelt meestal de hoofdrol, maar Bassett
tovert een hechte band tevoorschijn met regelmatig Beatles en Pink
Floyd invloeden, zelfs Porcupine Tree kan als referentie genoemd
worden. Zingen kan hij heel behoorlijk, wat licht en hees maar zuiver
en krachtig. Vooral de laatste track, het ruim elf minuten durende ‘Soul
searching Song', is sterk en daar verbindt hij alles heel goed aan
elkaar. Het sluit op een improviserende, progressieve en toch gestructureerde
wijze het album op een uitstekende manier af.
Van uitgaven in eigen
beheer begrijp ik vaak goed dat er geen maatschappij gevonden kon
worden om het uit te geven, hoewel dit kennelijk met StereoHead min
of meer is gelukt. Teveel veertien in een dozijn, al zo vaak gedaan,
gedateerd, naspelen van oude helden, geen eigen gezicht. Dat laatste
is misschien ook wel enigszins het geval met Kingbathmat, zeker gezien
het nogal gevarieerde en uiteenlopende referentiekader. Hoewel het
na wat draaibeurten herkenbaarder John Basset wordt. Er staan absoluut
een paar pareltjes op. Een cd die waard is beluisterd te worden en
eigenlijk is het fantastisch goed wat hij met beperkte middelen geproduceerd
heeft.
JProg (6-2005)
Bezetting:
John Bassett - guitar, bass, vocals, drums, keyboards
Discografie:
Non Slip (2001)
Son Of A Nun (2003)
Son Of A Nun Outcasts (2003)
Crowning Glory (2004)
Fantastic Freak Show Carnival (2005)
King
Black Acid, voluit King Black Acid and the Womb Star Orchestra
en afkomstig uit Oregon (VS), zal voor menig liefhebber van progressieve
muziek onbekend zijn. Gelokt door een aanbeveling "het is Porcupine
Tree achtig", heb ik de cd "Loves a long song" aangeschaft,
uitgaand van het idee dat er aan de randen van de prog-rock erg veel
moet zijn wat interessant genoeg is om kennis van te nemen. KBA zou
iets zijn voor liefhebbers van spacy, neopsychedelische en experimentele
rock. Toe maar. Verder van het middelpunt van de traditionele progressieve-symfonische
rock wordt de cirkel tenslotte steeds groter en "The Edge of
this Music" is niet vast te leggen.
Het album is uitgebracht in een redelijk opvallende, mooie doch eenvoudige
verpakking met een zeer summier boekwerkje waar niet al te veel informatie
in te vinden is. De opener Butterfly Bomber gaat inderdaad in de
richting van PT. Een beetje te veel herhalende zangrefreintjes gelegd
op een dik gitaar en keyboardtapijt zorgen voor een stevige start.
Er zijn geen onderscheidende solopartijen waarneembaar. Na een plotseling
eind van de song begint een veel rustiger track, Kiss the Beast.
Goede zang zonder la-la-tjes en dit alles ondersteund door een mooie
slepende gitaar. Nu de details wat meer aan de orde komen blijken
hele mooie wendingen verrassend, althans voor mij, richting Pink
Floyd te gaan. De derde track, Into the Sun, opent heel mooi met
ouderwetse keyboardklanken en PT keert weer terug. Een goed lopende
song in midtempo waarin naast de dominerende gitaar toch regelmatig
de keyboards de aandacht blijven trekken en met een mooie interplay
met de gitaar wordt de song afgesloten. School Blood begint als een
Pink Floyd track met Gilmour-achtig gitaarwerk. De song ontwikkelt
zich prachtig met weer de keyboards die zich voorzichtig in de muziek
mengen. Wat blijft is toch het PT gevoel ondanks het wat lichtere
stemgeluid van Daniel John Riddle in vergelijking met Steve Wilson.
De volgende track, I've heard you're still alive, is een song van
ruim 12 minuten. In aanvang wat saai, en het la-la refreintje is
er helaas weer. Wonderwel blijft het nummer wel de volle tijd boeien,
er zitten veel fragiele maar ook stevige wendingen in en spelen kunnen
ze absoluut. De keyboards en gitaar blijven samen optrekken waarna
meer naar het eind van de song Pink Floyd ten tijde van Umma Gumma
weer terugkeert. Het blijkt ook een keerpunt in het album te zijn,
want PF gaat niet meer weg. De volgende song, Colorado, start met
fraaie keyboards waarna de gitaar met een sterke melodielijn het
roer overneemt. Meer naar het eind van de song huilt het keyboard
heel mooi, erg authentiek. Het instrumentale Born to Sleep zou zo
van een PF album kunnen komen. Weer een mooie Gilmour gitaar. De
afsluiter duurt ruim 10 minuten en de trend wordt voortgezet. Ik
weet niet of de band bekend is met Pink Floyd, maar in het tweede
deel van deze cd wemelt het van de overeenkomsten met deze band.
Niet dat het schaamteloos wordt nagespeeld maar de herkenning is
steeds daar. Hoorde ik daar Echoes?
Concluderend, een album met twee gezichten met een break zo rond track
5 waar PT ingewisseld wordt voor PF. Maar natuurlijk wel met een bijzondere
invalshoek die mij KBA heeft leren kennen als een zeer te waarderen
en vaardige band. Ik weet niet of dit een album met een afwijkend
KBA is, maar voor liefhebbers van progressieve rock is deze cd zeker
een aanrader.
De geluidskwaliteit is uitstekend en laat een heldere en open productie
horen.
JProg (2003)
DANIEL JOHN RIDDLE: Gitaar, zang
SARAH MAYFIELD: Gitaar, zang
SEAN TICHENOR: Bas
JOE TRUMP: Drums, percussion
RICH LANDAR: Keyboards, zang
SEAN FARRELL: Keyboards, zang
Discografie:
Womb Star Session 1995
Sunlit 1996
Royal Subjects 1997
Loves a long Song 2000
King's
X debuteerde zestien jaar geleden, in 1988, met 'Out of the Silent
Planet'. De drie bandleden, Ty Tabor (gitaar/zang), Doug Pinnick
(bass/leadzang) en Jerry Gaskill (drums/zang), hebben sindsdien
met grote regelmaat nieuw werk uitgebracht. Al hun releases hadden
als constante factor de hoge kwaliteit van het materiaal met
zijn originele mix van pop, rock, prog, metal en soul. De nummers
zijn al die tijd heerlijk direct gebleven. Geen overbodige poespas,
King's X probeert altijd zonder eromheen te draaien de juiste
snaar te raken. Waar het door de jaren heen nog nooit van was
gekomen is het uitbrengen van een livewerkstuk. De band en waarschijnlijk
ook de platenmaatschappij vonden het wel eens tijd worden en
het resultaat is het prima 'Live All Over the Place' geworden.
Het album is een fraaie dwarsdoorsnede geworden van het oeuvre
van de groep. Nummers vanaf het debuut tot het vorig jaar verschenen
'Black Like Sunday' passeren de revue. Door de uitstekende geluidskwaliteit
knalt Kings's X werkelijk de kamer binnen. De band is overigens
goed in vorm, te oordelen aan het prima samenspel en de heerlijke
funky passages. Eén van de hoogtepunten is
overigens 'I Believe', waarin Pinnick als een dominee een preek houdt die min
of meer erop neerkomt dat de Amerikaanse samenleving verrot is en je moet geloven
in jezelf. Zijn zang is overigens over de hele linie uitstekend. Leuk is ook
de Hendrix cover 'Groove Machine'. Disc twee gaat van start met een aantal
akoestische nummers, waar ook niks op aan te merken is, hoewel het elektrische
deel net wat lekkerder loopt. Gelukkig worden de instrumenten weer "ingeplugged" voor
de laatste veertig minuten. Na ruim twee uur komt er helaas een einde aan een
prima registratie van een concert dat voor de bezoekers geweldig geweest moet
zijn. Kortom, zo hoort een live album te klinken. Een aanrader voor zowel de
fans van de band als voor mensen die een introductie zoeken tot de wereld die
King's X heet.
OProg (11-2004)
Bezetting:
Doug Pinnick - bass, vocals
Jerry Gaskill - drums, vocals
Ty Tabor - guitar, vocals
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Voor mijn gevoel is King's
X nooit echt weggeweest. Er verscheen de afgelopen jaren een aantal
platen. Hoewel het uitgbrachte materiaal niet echt nieuw te noemen
was. Het ging om oud werk dat zowel live als in heropgenomen vorm
opnieuw verscheen. Dat maakt 'OgreTones' ook meteen het eerste echt
nieuwe album voor het label Inside Out. De heren zaten bij hun oude
broodheer Metal Blade niet lekker meer in hun vel. De verkoopcijfers
namen af en onzekerheid sloop in de band. Daarmee nam ook de spanning
toe, met name tussen Doug Pinnick en Ty Tabor. Laatstgenoemde had
een periode meer interesse in andere projecten zoals Platypus en
The Jelly Jam. Nu is er dus ruimte voor een frisse start.
Het was in ieder geval niet te verwachten dat we getuige zouden zijn
van een heel ander geluid. Sterker nog, toen het baanbrekende 'Faith
Hope Love' verscheen was al te voorspellen hoe dit album zou klinken.
Je hoort de groep zoals zij op de eerste albums klonk en daar is ook
niks mis mee. King's X kan als geen ander dit soort funky 'prog' maken
maar toch is het jammer dat er de afgelopen jaren vrij weinig ontwikkeling
in hun muziek heeft gezeten.
De luisteraar krijgt een aantal funky, bluesy rocknummers te horen
met hier en daar een ballad. Ook zijn The Beatles weer een belangrijke
invloed, hetgeen zich voor een groot deel uit in de samenzang.
Het is lastig om bepaalde nummers eruit te halen. Geen van de songs
springt er echt uit. Aan de ene kant zegt dat wat over de constante
kwaliteit van het album, maar aan de andere kant staan er niet echt
pakkende nummers op. Liefhebbers van dit soort stevige prog die
gefreak op bass, gitaar en drums wel kunnen waarderen en houden van
krachtige, korte tracks zullen zeker aan hun trekken komen. Zo denk
ik dat oude fans van de band de nieuwe schijf zeker zullen waarderen.
Of ik dit album zomaar aan zou raden aan degenen die dit trio nog niet
kennen is wat anders. Ik denk dat ik eerder 'Live
all over the Place' als introductie van King's X zou gebruiken.
'Faith Hope Love' is een beter een album om mee te beginnen. Met 'OgreTones'
hebben we immers min of meer een vervolg hierop en het is alsof de
tijd stil heeft gestaan. Ik denk ook niet dat de groep veel nieuwe
zieltjes zal winnen met dit, alweer elfde, studioalbum. De groep is
in ieder geval weer op weg maar de toekomst zal nog moeten leren of
er nog interessante wendingen in hun muziek plaats zullen vinden.
Bezetting:
Doug Pinnick - bass, vocals
Jerry Gaskill - drums, vocals
Ty Tabor - guitar, vocals
Discografie:
Out Of The Silent Planet (1988)
Gretchen Goes To Nebraska (1989)
Faith Hope Love (1990)
King's X (1992)
Dogman (1994)
Ear Candy (1998)
Tapehead (1998)
Please Come Home... Mr. Bulbous (2000)
Manic Moonlight (2001)
Black Like Sunday (2003)
Live All Over The Place (2004)
Er
is een nieuwe supergroep bestaande uit John Mitchell
(Arena, The Urbane), John Beck (It Bites), Pete Trewavas (Marillion)
en Chris Maitland (ex-Porcupine Tree). Supergroep,
het is maar hoe je het noemen wilt. En wie zingt hier dan zal
men zich afvragen, een bekende zanger ontbreekt. Gitarist John
Mitchell neemt dit voor zijn rekening, hoewel eerst de mogelijkheid
onderzocht is Ray Wilson hiervoor te strikken. Door
tijdgebrek bij de laatste kon dit plan niet doorgaan. De tijd
zal leren of we hier met een éénmalig
project te maken hebben. Supergroepen zijn meestal geen
lang leven beschoren.
De nieuwe cd is getiteld 'Picture' en is verpakt in een fraaie
knalrode hoes. De opening 'Losers
Day Paradise', negen minuten, kent een enigszins saai begin
maar de uitstekende gitaarsolo van John Mitchell en keyboardloop
van John Beck brengen al snel een positieve wending. De
mysterieuze kraak-lp-geluiden en Beatle-tune in het middengedeelte
zijn opvallend en het is de meest progressieve track van het album.
De zang wil me in dit nummer niet echt bekoren. Op 'Letting
Go' bevalt me dat beter, niet alleen door het aardige refrein.
Het is een geoliede popsong met degelijk gitaarwerk en
een aantrekkelijke bas- en drumpartij. 'Leaving A Light On' doet
qua stijl niet voor zijn voorganger onder maar is wat fletser,
ondanks het pakkende muzikale thema. 'Swimming
in Women' heeft een mooi begin vol emotie en met een gevoelige
piano. Het is één van de betere nummers,
mede door de fraaie vioolorkestratie en het spannende eind.
Deze trend wordt voortgezet met 'People', een krachtige
song met gelukkig weer een handvol progelementen. Het symfonische tussenstuk
en heftige overgang naar de zware gitaarriff is daar een voorbeeld
van. Een heuse ballad volgt in de vorm van het gedragen
'All you See'. Het heeft een aanstekelijke melodie en het
geheel wordt muzikaal interessant uitgewerkt met daarin
opnieuw een sterke gitaarsolo van Mitchell. De reeks rock/popsongs
wordt voortgezet met 'Perfect Sense'. De tekst over religieuze
gekte is interessanter dan het muzikale gedeelte van het
nummer, dat weinig verrassingen heeft. Het vrolijke 'Room
for Two' is de volgende in de rij aardige melodieuze nummers
die eigenlijk niets met "prog" te maken
hebben. Dat hoeft natuurlijk ook niet. Een akoestische
gitaar, nog niet eerder gehoord op dit album, opent 'Holding
On'. De invallende rustige zanglijn wekt een spanning op die bij de
vorige nummers te veel ontbreekt. Mede door de avontuurlijke
invulling van toetsen en gitaar vergezeld van stuwende
bas en drums maken dat deze track tot
één van de beteren van de cd gerekend kan worden.
Met een fraai symfonisch slot en weer de akoestische gitaar wordt
een mooi eind gevonden. Het korte 'Picture',
een song met zang en toetsen, sluit op gevoelige wijze het album af.
Samenvattend moet ik vaststellen dat Kino voor mij de verwachtingen
van een 'supergroep'
niet waarmaakt. De cd bevat merendeels goede rocksongs naast enkele
tracks, zoals de opener, 'Losers Day Paradise', 'People' en 'Holding
On', met een progressief karakter. Daarbij is John Mitchell een uitstekende
gitarist maar geen topzanger. Hij zingt niet onverdienstelijk maar
toch....De toetsenpartijen van John Beck zijn niet opvallend maar ze
vullen de muziek in een passende harmonie op en het koppel Trewavas/Maitland
verzorgen de ritmesectie zoals verwacht degelijk. Het probleem is meer
dat ik niet weet of ik op een groep met een cd als deze zit te wachten.
Wat voegt het toe aan wat er al is? Maar het is absoluut geen slecht
album, het is bij mij zeker gegroeid en met de waardering "goed",
drie OJE's, gun ik ze wat voordeel van de aanvankelijke twijfel.
'Picture' is verkrijgbaar als normale en speciale uitgave. Bij de laatste wordt
een dvd meegeleverd van een concert (vier nummers) voor de Rockpalast TV show
van december 2004.
JProg (2-2005)
Bezetting:
John Beck - keyboards
John Mitchell - guitar, vocals
Chris Maitland - drums
Pete Trewavas - bass
Discografie:
Picture
(2005)
Lees ook OJE Music's Special over Kino.
Kyrie Eleison -
The Complete Recordings 74/78
|
Label: |
Mio Records |
Site: |
- |
Jaar: |
2002 |
Duur: |
3:19:44
totaal |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Kyrie
Eleison was een Oostenrijkse band die onder leiding van Gerald
Krampl halverwege de jaren zeventig actief was. Vier jaar
lang om precies te zijn, van ‘74 tot ‘78. Deze
drie cd-box bevat al het materiaal dat bekend is en ook nog
eens de moeite waard om te horen. Daarnaast is de geschiedenis
van de groep samengevat in een zeer informatief boekwerk.
In het verleden las ik regelmatig dat het enige album dat uitkwam
tijdens het bestaan van Kyrie Eleison, het in ’76 verschenen ‘The
Fountain Beyond the Sunrise’, een verloren meesterwerk was
zoals we er in de progressieve rock wel meer kennen. Denk hierbij
aan albums van bands als Fantasy, Spring en England. De muziek
op 'Fountain...' heeft inderdaad sterke referenties aan het
oude Genesis en dan de periode ‘Nursery Cryme’.
Verder hoor ik er ook Van der Graaf Generator in. De hoes is van
eenzelfde kwaliteit als die van ‘Foxtrot’, maar helaas
is dit niet altijd over de muziek te zeggen. Ondanks de zeer mooie
passages is de band toch een klasse minder is dan genoemde bands.
Overgangen lopen niet altijd heel soepel en het zwakke punt voor
mij persoonlijk is dan toch de zang van Michael Schubert. Sterk
zijn de analoge toetsen en de dromerige, instrumentale passages.
Schubert
was al de tweede zanger van de band. De zojuist genoemde cd is zelfs
de derde in de box, want de heren hadden al eerder opnames gemaakt
voor een album dat op de plank zou blijven liggen. Het album had
de naam ‘The Blind Windows Suite’. Opgenomen
gedurende ’74 en ’75 zou het door een gebrek aan een
platencontract nog tot ’93 duren voordat het album verscheen.
Nu zit het als cd één in deze box. ‘The Blind
Windows Suite’ laat een band horen die nog in de beginfase
zit. Genesis is al sterk terug te horen maar ook hinken de composities
op een wat hardere, meer mainstream gedachte. Zo komen Deep Purple,
Jane en Iron Butterfly regelmatig langs. Het zal dan ook niet verbazen
dat het werk ook meer psychedelisch van aard is. De toetsen zijn
al mooi hoewel minder volwassen en dominant. Het zwakkere punt
zit hem ook deels in de zang. De eerste zanger luisterde naar de
naam Wolfgang Wessel en was, hoewel zijn stem goed bij de muziek
past, ook geen absolute hoogvlieger. De gedachte aan Gabriel is
er met regelmaat, de kwaliteit van Gabriel helaas niet en dat is
net hetgeen dat de muziek had kunnen tillen naar een hoger plan.
Als
cd één en drie aanwezig zijn moet er uiteraard
ook een tweede cd in de box zitten. Deze positie is ingenomen door
een concertopname uit 1975 die meer dan acceptabel van kwaliteit
is. De muziek is symfonischer en de nadruk ligt al veel meer op
het toetsenspel. Veel mellotron en klassiek piano waar de liefhebber
van kan smullen. De composities zijn uitgerekter en doen me een
beetje denken aan ‘Strands of the Future’ van Pulsar,
mede door de sfeer. Groot zwak punt is de zang van Wessel. Hoewel
sfeervol is hij in de lange uithalen erg onvast en soms tegen het
valse aan. Hij is in ieder geval onverstaanbaar.
De box op zich is
door de mooie uitvoering en de goede muziek drie OJE’s waard. ‘Fountain
Beyond the Sunrise’ is
het hoogtepunt en daar is zeker van te genieten. Ondanks de op-
en aanmerkingen zijn ook de andere twee cd’s leuk. Het zwakste
is het livewerk maar toch zeer aardig om te luisteren. Voor de
'completist' is deze, overigens tot duizend exemplaren gelimiteerde
box, een leuk item. Is de verzameldwang niet zo sterk aanwezig
dan kan de luisteraar net zo goed het enige officiële album
aanschaffen. Mooi gedaan is ook het boekwerk met veel informatie
over de groep. 'The Complete Works' is trouwens opgedragen aan
de twee zangers die de band had en helaas niet langer onder ons
zijn.
OProg (4-2006)
Bezetting:
Wolfgang Wessely - vocals (1, 2)
Gerald Krampl - keyboards (1, 2, 3)
Felix Rausch - guitars, vocals (1)
Gerhard Frank - bass (1)
Karl Novotny - drums (1, 2, 3)
Manfred Drapela - guitars (2, 3)
Norbert Morin - bass (2, 3)
Michael Schubert - vocals (3)
Discografie:
The Blind Windows Suite (1975)
Fountain Beyond the Sunrise (1976)
The Complete Recordings 1974-1978 (2002)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved