Solaris - NOAB - Solaris Archive 2 (Official Bootleg) |
Label: |
Periferic Records |
Site: |
- |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
56:04 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
|
De hoop, dat ik ooit nog met dit album in mijn handen zou staan had ik al een aantal jaren opgegeven. Vijf jaar geleden verscheen deel één van de drie ‘official bootlegs' die de band uit zou brengen en de andere twee zouden ook spoedig volgen. Ontwikkelingen waren er in de volgende periode zeker wel, alleen niet in goede zin. In plaats van het verschijnen van de twee geplande albums werd de informatie erover steeds schaarser. De officiele website brokkelde langzaam af om uiteindelijk te verdwijnen. Zodoende schreef ik een half jaar geleden in de review over Bootleg één er geen vertrouwen in te hebben ooit nog een teken van leven van Solaris te zullen vernemen.
Maar sinds een maand staan de schappen vol met deel twee uit de reeks. De reden dat het verschijnen van dit album zo lang duurde was, volgens het label, de moeilijkheid van het samenstellen van de cd. Dit album draait namelijk om de twintig minuten durende compositie ‘NOAB'. Dit had de a-kant moeten worden van ‘The Martian Chronicles', maar ook in het Oostblok telde commercieel belang zwaar en zodoende werd gekozen voor een toegankelijkere opening. Het weglaten van dit nummer betekende tevens dat het niet opgenomen werd en zodoende is de versie op dit album een samenstelling van knipsels uit elf concertopnames. ‘NOAB' is veel klassieker van aard dan het overige Solaris-materiaal uit die periode. Na de start met Gregoriaans gezang komt door het nummer een aantal waanzinnige gitaar- en hammond-soli voorbij. Het gitaarwerk doet hiebij het meest denken aan Camel. De rest van het album is ook prima, hoewel ik hier vrij weinig bijzonders over kan vertellen naast dat het muziek in de traditie van de Hongaarse band is en in het verlengde van ‘The Martian Chronicles' ligt. Uitzondering is ‘Marrakech' waarin saxofoon zit en hierdoor heel anders klinkt dat de rest van het materiaal. Het zeer uitgebreide boekje kan me hierbij ook geen steek verder helpen, aangezien het geheel in het Hongaars is. Nu weet ik, dat de eerste ‘Official Bootleg' ook in twee talen verscheen dus ik heb de hoop er ooit nog iets van te begrijpen. Na de periode die op deze bootleg staat was het snel gedaan met de band. Een tweede album werd gedeeltelijk opgenomen maar het zou tot 1990 duren voordat de opnames te horen zouden zijn op het dubbelalbum met de orginele titel ‘1990'. Een belangrijk deel van dit album zou bestaan uit het vier jaar eerder opgenomen ‘Los Angeles 2026'. Over dit nummer zal in de toekomst meer naar buiten komen, aangezien dit de kern zal vormen van de derde en laatste ‘Official Bootleg'.
Ik kom voor dit album op drie OJE's uit. Niet iets om direct aan te raden aangezien het zoals verwacht geen gepolijste geluidskwaliteit heeft en eerder een album is voor de ‘fans'. Voor liefhebbers van Solaris, die albums als ‘The Martian Chronicles' en ‘Nostradamus' zien als hoogtepunten binnen de progressieve muziek is dit zeker geen schijf die mag blijven liggen! Laten we hopen dat het niet bij de bootlegs zal blijven maar dat Solaris weer in volle glorie opduikt met eventueel nieuw materiaal. Het terugkeren van een fatsoenlijke website zou een begin zijn!
OProg (1-2006)
Bezetting:
Csaba Bogdán - guitars
István Cziglán - guitars
Róbert Erdész - keyboards
Gábor Kisszabó - bass
Attila Kollár - flute
Ferenc Raus - drums
Vilmos Tóth - drums
Discografie:
Rockhullam (single) (1980)
Penta (single) (1981)
Marsbéli Krónikák (Martian Chronicles) (1984)
1990 (1990)
Live in Los Angeles (1996)
Nostradamus Book Of Prophecies (1999)
Live in Los Angeles (remaster) (2000)
Back to the Roots (Official bootleg) (2000)
NOAB (official bootleg) (2005)
Los Angeles 2026 (official bootleg) (2006?)
Vroeger vond ik het al leuk om in platenbakken te snuffelen. Wat dat betreft is alles nog bij het oude gebleven de afgelopen twintig jaar om het ruim te nemen. Zo zat ik van jongs af door de bakken met LP's te spitten die beneden in de kamer stonden. Bepaalde dingen vielen toen al op, met name door de boeiende hoezen. Ik zeg nu wel “met name”, maar om eerlijk te zijn ging mijn interesse alleen maar uit naar de hoes. Uitzondering op deze regel was overigens ‘Sgt. Pepper', zo'n beetje de enige LP die ik draaide.
Tijdens de verkenningstochten kwam ik albums tegen die ik niet veel later ging draaien. Toevallig waren de albums met de mooiste hoezen ook vaak toppers. Hoe vaak heb ik niet zitten turen naar het varken op ‘Animals', Rael zonder mond en in allerlei vreemde situaties op de hoes van ‘The Lamb lies Down' en naar een man in een vreemde pose met een fluit - is dat dan meneer Jethro Tull?
Een andere hoes waar ik tijden naar heb zitten staren was de dubbel live-LP van Solution. Dit had verschillende redenen. Natuurlijk door de enorme uitstraling die Guus Willemse op de foto heeft en door de geweldige sfeer van de foto. Maar ook omdat ik bij liveconcerten het idee had van de Genesis dubbelaar ‘Seconds Out', dus met ladingen lampen en effecten. Dit was heel anders, hier stonden bierglazen langs de rand van het podium waar het publiek ook tegenaan kon leunen. Zo kon het dus blijkbaar ook!
Toch duurde het nog een tijd voor ik het album daadwerkelijk ging luisteren. Een aantal jaar later kreeg ik 'Solution Live' op cassette en die was opgenomen van de LP. Een belangrijk detail, aangezien de huidige cd uitgave een tracklist heeft die flink door elkaar gehusseld werd. Zo begon de originele uitgave met ‘Move On' en die cd met ‘It's only Just Begun'. Hoe de volgorde ook liep, zowel op band als op de redelijk vlug aangeschafte cd bleef het geweldig. Een album met hoogtepunten, met als uitschieter ‘Divergence'. De versie op dit album is de versie die door Focus is gebruikt in het nummer ‘Eruption' en kreeg van Akkerman & co de naam Tommy mee. Ook de latere nummers zijn sterk, ondanks de mening dat ze volgens sommigen de verkeerde kant opgingen. Songs als ‘Downhearted' en ‘Runaway' zijn inderdaad wat simpeler van opbouw maar zeker niet slechter. Het bleef overgoten door een symfonisch sausje. De cd-versie mist trouwens kant vier. ‘Chappaqua' en ‘Empty Faces' hadden qua lengte eenvoudig op de cd gepast dus de reden weet ik niet. Overigens kende ik die ook niet van mijn cassette, die hield na ‘Runaway' helaas op.
Ik kan elk nummer doorlichten maar dat zou onduidelijk en moeilijk worden en bovendien is het niet eenvoudig door het unieke geluid van de Groningse band. Zeker is dat de band, uiteraard nationaal maar ook internationaal, bij de absolute top hoorde. Elk lid was een klasse appart. De Sax van Tom Barlage was uniek, maar zonder de geweldige drummer Hans Waterman, toetsenist Willem Ennes en fenomenaal zanger en bassist Guus Willemse zou de band nooit zo goed geweest zijn. Op dit live-album is er overigens ook een glansrol voor gitarist Harry Hardholt, die pas op het laatste album ‘Runaway' deel ging uitmaken van de band.
Dit verhaal zal duidelijk maken dat Solution verplichte kost is voor elke progliefhebber. Hopelijk komt dit album ooit nog in zijn volledigheid uit op cd. Remasteren hoeft niet meer, het geluid is na 22 jaar nog glashelder.
OProg (5-2005)
Bezetting:
Tom Barlage - sax
Guus Willemse - bas
Hans Waterman - drums
Willem Ennes - toetsen
Harrie Hardholt - gitaar
Discografie:
Soulution (1971)
Divergence (1972)
Cordon Bleu (1975)
Fully Interlocking (1977)
It's only Just Begun (1980)
Runaway (1982)
Solution Live (1982/83)
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
Max Score
|
|
Nederlandse
platenmaatschappijen zijn niet erg zuinig op het progressieve
erfgoed dat met name in de jaren 70 en 80 werd gemaakt. Legendarische
bands als Alquin, Earth & Fire,
Supersister en Solution moeten het op een enkele uitzondering
na nog steeds doen met eerste generatie CD's, vaak met twee albums
op één schijf en hoesjes met minimale informatie
waarin zelfs nog staat uitgelegd wat een compact disc eigenlijk
is. Een schande, zeker als je bedenkt dat in de naburige buitenlanden
kwalitatief mindere bands reeds ruim bedeeld zijn met remasters
en ‘repackaged booklets'. Sprekend over Solution zouden remasters
nog niet eens noodzakelijk zijn. Het geluid is doorgaans zeer
helder en direct opgenomen. Maar een uitgave die recht doet aan
de belangrijke plaats die deze band innam in het progressieve
circuit zou meer dan terecht zijn.
Solution zag ik tweemaal live
optreden. Het zal rond 1980 geweest zijn o.a. in het al even
legendarische cultureel centrum ‘De Toverbal' in Maassluis. Men
had weliswaar een wat statische podiumpresentatie maar het vakmanschap
en spelplezier droop er bij ieder bandlid vanaf. Zoals dat op
alle albums en niet in de laatste plaats ook op ‘Cordon Bleu'
te horen valt. De Groningers hadden een geheel eigen geluid,
dat ik uit duizenden zou herkennen en dat een mengeling vormt
van symfonische arrangementen en jazzrock elementen. En dan niet
de jazzrock waarbij ‘hoor eens hoe snel ik op mijn toetsen of
gitaar kan spelen' tot kunst is verheven, maar de jazzrock waarin
melodie en harmonie voorop staan. Zo ook op ‘Cordon Bleu' dat
wervelend opent met het geweldige ‘Chappaqua' waarvan ik om meer
dan één, deels jeugdsentimentele redenen, nog steeds
kippenvel krijg. Onverwachte wendingen, een melodie om te zoenen
en prachtige solo's o.a. van Tom Barlage op sax en Willem Ennes
op keyboards. Het geheel op meesterlijke wijze bijeengehouden
door de ritmesectie met Guus Willemse op bas en Hans Waterman
op drums. En deze loftuitingen gelden voor alle tracks. Het heerlijke ‘Third
Line (part 1 & 2)', het liefdeslied ‘A Song for You' met
de karakteristieke stem van Willemse, het min of meer experimentele ‘Whirligig'
en het mooie ‘Last Detail (part 1 & 2)'. Het album sluit
af met het sterke ‘Black Pearls (part 1 & 2)', een anti-drugssong
die in mijn geheugen gegrift staat. Ik kon de track vanochtend
nog letterlijk meezingen alsof ik het gisterenavond voor het
laatst gehoord had.
Dames en heren van de platenmaatschappijen.
U heeft goud in handen alleen u behandelt het alsof het messing
is. Word wakker en breng albums als ‘Cordon Bleu' van Solution
opnieuw uit. U zult er niet rijk van worden maar belangrijker:
u doet recht aan Nederlandse muziekhistorie en ik ben er zeker
van dat velen u dankbaar zullen zijn.
H. ‘JoJo' de
V. (06-2005)
Bezetting:
Guus Willemse - bass, vocals
Willem Ennes - keyboards
Tom Barlage - saxes, flute
Hans Waterman - drums, percussion
Discografie:
Soulution (1971)
Divergence (1972)
Cordon Bleu (1975)
Fully Interlocking (1977)
It's only Just Begun (1980)
Runaway (1982)
Solution Live (1982/83)
Zoals
veel liefhebbers van jaren zeventig symfo dat zullen hebben ben ik
altijd een groot fan geweest van het magische instrument met de naam Mellotron.
De typische, zweverige, absoluut niet perfecte klanken van deze "toverdoos" hebben
iets unieks en de sfeer die dit instrument neer kan zetten is amper te
evenaren.
Bij de zoektocht naar voor mij onbekende bands die de Mellotron gebruik(t)en
kwam ik enkele jaren geleden uit bij de Engelse band Spring. Deze
formatie was afkomstig uit Leicestershire en is, naar ik heb begrepen,
actief geweest vanaf 1970 tot 1972. De namen van de bandleden komen
mij niet bekend voor, met als uitzondering Pique Withers. Hij zou
later als Pic Withers furore maken bij de Dire Straits. De groep
wist bij het label Neon/RCA te komen en nam slechts één album
op. Dit gebeurde in het voorjaar van 1971. Het grootste deel ervan
is in de legendarische Trident Studio's in Londen opgenomen.
Het is in feite live in de studio, met uitzondering van enkele overdubs
voor de akoestische gitaar. Ze waren daar aanwezig met 3 mensen die
met de Mellotron overweg konden en dit is goed te horen. Er wordt
gebruik gemaakt van allerlei geluiden die Mellotron's kunnen
produceren, zoals fluit en gitaar.
De muziek is typisch Engelse jaren zeventig prog. Mooie sfeervolle
nummers die qua compositie behoorlijk goed zijn. Naast de vele analoge
toetsen valt ook het roffelende drumwerk positief op. De zang op
het album is wel even wennen in het begin. Hoogtepunten zijn "Golden
Fleece", door de mooie solo en het prachtige thema van het nummer.
Daarnaast zijn ook de zachte, sfeervolle songs "The Prisoner"
en "Gazing" toppers. Op "Grail" is de fluit
uit de Mellotron te horen. Dit is het meest complexe nummer en tevens
een toppertje. "Boats", de derde track, is een kort nummer
met als voornaam instrument gitaar en duurt slecht anderhalve minuut.
Het doet me een beetje aan Donovan denken en is heel anders, maar
afwisseling is natuurlijk ook welkom. "Song to absent Friends"
is een piano georiënteerde ballad en een beetje een vreemde
eend. Wat mij betreft de minste song op dit album. Het heeft wel
iets weg van Elton John (grappig, want Gus Dudgeon, die dit album
produceerde, heeft ook productiewerk gedaan voor Elton John).
De bonustracks (Fool's Gold", "Hendre Mews" en "A
Word Full of Whispers") zijn nummers die op een 2e album hadden
moeten komen. De Mellotron's zijn verdwenen en een Hammond
is in de plaats gekomen. Hoewel heel anders dan de rest zijn het
best aardige nummers, maar helaas missen ze de sfeer die het eerste
album uniek maakt.
Zoals wel te begrijpen is uit de review is dit werkstuk een aanrader
voor mensen die dol zijn op Mellotron en houden van traditionele
symfo. Ik twijfel tussen 4 en 5 OJE's. Er zitten een paar mindere
nummers op en qua compositie is het misschien niet de absolute top.
Ik zal Spring maar het voordeel van de twijfel geven door het gevoel
dat dit album bij me losmaakt. De prachtige hoes sluit hier trouwens
prima op aan, je kan er dagen naar kijken. Over zo'n beeld kun je
lang filosoferen.
Het album is in 1992 op cd uitgegeven door The Lazer's Edge.
Sinds een paar jaar is er door het Italiaanse Akarma echter een prachtige
re-release in mini-lp hoes en die zou ik toch wel aan willen raden.
OProg (11-2003).
Discografie:
Spring (1971)
Bezetting:
Pat Moran: vocals, Mellotron
Ray Martinez: lead guitar, Mellotron, twelve-string guitar
Adrian `Bone` Maloney: bass
Pique Withers: drums, glockenspiel
Kips Brown: piano, organ, Mellotron
Stolt
is al jaren actief in de muziek en iedere progliefhebber zal
hem dan ook wel kennen als gitarist en bandleider van The Flower
Kings. In de jaren zeventig maakte hij al deel uit van de band
Kaipa. De eerste drie albums die deze groep de wereld in stuurde
zijn geweldig, daarna werd een andere richting ingeslagen en
kwam het teleurstellende 'Hander'. Stolt was toen al vertrokken en bezig met zijn eigen project dat als naam 'Fantasia' mee kreeg. Dit is echter bij twee albums gebleven en in '83 kwam ook dit avontuur tot een einde. In de jaren tachtig was zijn naam verbonden aan tal van projecten als sessiemuzikant. Ook bracht hij nog een reeks soloalbums en singles uit onder de naam Stolt, zoals het in '89 uitgebrachte 'The Lonely Heartbeat', dat in feite gewoon onder de noemer 'pop' valt. Halverwege de jaren negentig kwam Roine terug op het symfopad. Het resultaat hiervan kreeg de naam 'The
Flower King' mee en eigenlijk is dit gewoon het eerste Flower
Kings album. Het grootste verschil met het latere werk is dat
Tomas Bodin nog niet in de band.
Het album wisselt tussen instumentale en vocale stukken. Een klein verschil met
het latere werk is dat het misschien iets meer gedomineerd wordt door de gitaar,
Hoogtepunten zijn er volop, neem 'Humanizzimo', een epic van twintig minuten opgesplitst in 6 delen. Een ander toppertje is 'The Sounds of Violence' waarin Stolt laat laat horen hoe je pas echt emotie uit een gitaar kan halen. Een verschil met later werk van de Kings is dat lijkt alsof er meer rust in het werk zit. 'Stardust we are' klinkt heel erg vol en is relatief druk over het hele abum. 'The Flower King' heeft meer rustpunten. Neem bijvoorbeeld 'Close
Your Eyes', een vocaal nummer dat een hele minimale instrumentatie heeft bestaande
uit voornamelijk gitaar en toetsen.
Als ik dit album een waardering moet geven kom ik uit op vier OJE's. Het is een juweeltje maar de band en Roine hebben later laten horen materiaal te kunnen maken dat nog sterker was dan dit werk, hetgeen overigens een enorme prestatie is. Toch zou ik iedereen aan willen raden eens met dit album, maar ook met het eerdere materiaal van Stolt aan de slag te gaan.
OProg (7-2004)
Van
Inside Out is een nieuwe serie genaamd 'The Artwork Collector´s
Series'. Dit wil zeggen dat er een aantal topalbums uit de
prog heruitgegeven worden in een unieke verpakking. Het gebodene
is een verpakking van het formaat van een vinyl-single, 7 inch
dus. In feite is het een kleine lp-hoes die in zijn geheel
kanuitklappen. Daarnaast zitten er ook nog 3 ansichtkaarten
plus een poster bij en een boekje, ook op groot formaat. In
deze serie, die overigens gelimiteerd is tot 3000 stuks zijn
tot op heden 'The Sentinel' van Pallas en 'The Light" van Spocks
Beard uitgebracht. En natuurlijk dit album. Laten we hopen
dat er veel uitgaves in deze serie mogen volgen.
Bezetting:
Roine Stolt - Guitar, Bass, Percussion, Keyboards, Vocals, Producer, Liner Notes, Orchestration, Cover Art
Hans Bruniusson - Percussion, Drums
Ulf Artan Wallander - Sax (Soprano)
Jamie Salazar-drums
Hasse Froberg-lead vocal tracks 1 & 8
Discografie (selectief)
Roine Stolt Solo
:
Fantasia (1979)
Behind The Walls (1985)
Lone Star Special (1985)
The Lonely Heartbeat (1989)
The Flower King (1993)
Hydrophonia (1998)
Met The Flower Kings:
Back In The World Of Adventures (1995)
Retropolis (1996)
Stardust We Are (1997)
Édition Limitée Québec (1998)
Flower Power (1999)
Alive On Planet Earth (2000)
Space Revolver (2000)
The Rainmaker (2001)
Unfold The Future (2002)
Meet The FlowerKings (2003)
Adam & Eve (2004)
Roine
Stolt - Wall Street Voodoo
|
Label: |
|
Site: |
flowerskings |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
61:42 en 53:26 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Een “Workaholic”? Niet iets
om trots op te zijn, misschien is hij het ook wel niet, maar Roine
Stolt heeft veel kenmerken die aan deze ziekte doen denken. The Flower
Kings, Kaipa, Transatlantic, The Tangent en nu weer een nieuw soloalbum.
Een dubbelcd nog al liefst, maar dat hadden we kunnen verwachten.
Er heerst vanuit de progressieve rock een sombere kijk op de hedendaagse
maatschappij. Is het toeval dat Pallas op ‘The Dream of Men’ besluit
met een engelenfiguur die door de rotzooi die het op aarde geworden
is de weg terug naar de hemel niet meer kan vinden? Maar een enkel voorbeeld
uit vele. Roine Stolt opent ‘Wall Street Voodoo’ met ‘The
Observer’ waarin hij op Zappiaanse wijze een samenvatting
geeft van alles wat zijns inziens hier op aarde niet deugt. En daar
blijken opmerkelijke parallellen met het Pallas-album waar gelijke
onderwerpen op een, weliswaar abstractere wijze, aan de kaak worden
gesteld.
Stolt heeft zich deze keer door maar twee Flower Kings laten omringen,
Hasse Bruniusson, percussie en Marcus Lillequist, drums. Maar de laatste
is eigenlijk pas op papier de nieuwe FK-drummer. Verder is Neal Morse
van de partij en een duister drietal, Slim Pothead, Victor Woof en
Gonzo Geffen. Het zijn schuilnamen vanwege contractuele verplichtingen,
geen FK-ers zoals op The Swedish Family, maar wie dan wel? Geen muzikanten
uit de progscene, verzekert Roine. Het blijft gissen.
Wat wilde Roine Stolt met dit van uitzonderlijk mooi artwork voorziene
album? Terug naar zijn muzikale roots, the bluesrock van de late sixties
en seventies. Maar ook muziek waarbij de vorm en onderwerp belangrijk
zijn, een visie en een manier van leven bevatten, met inbegrip van
eventueel een politieke lading in de teksten. Dus geen, zoals hij zelf
aangeeft, “Cool” imago,
geprefabriceerde agressie of “Hardcore Metal” inclusief
danspatronen en modeuitingen bekend van MTV van tegenwoordig.
’Wall Street Voodoo’ bevat zestien songs verdeeld over twee
schijven. Referenties zijn de al reeds genoemde Frank Zappa, maar ook
Jimi Hendrix, Cream, The Allman Brothers en The Beatles zijn duidelijk
aanwezig. Het is dus geenszins een Flower Kings-achtig werk geworden
en één waarbij Roine zich vooral op zijn gitaar volledig
uitleeft. En dat kan hij uitstekend met uitspattingen behorend bij
een echte Guitar-hero. De samenwerking met Neal Morse zorgt voor gedreven
toetsenwerk op de Hammond en Neal zingt een tweetal nummers. Dat zorgt
voor een welkome afwisseling, Roine’s zang heeft dat af en toe
wel nodig. Maar ook de meerstemmige ondersteuning van Morse pakt zoals
verwacht goed uit.
Het reeds gememoreerde ‘The Observer’ is een sterke opener.
Andere hoogtepunten zijn vooral op de eerste cd te vinden, zoals ‘Head
above Water’ met zang van Morse en ‘Dirt’ waarop
de fraaie slidegitaar en zangrefrein voor een Beatlessfeertje zorgen. ‘Everyone
Wants To Rule The World’, weer Morse als solozanger, is ook top
met een fraaie tekst. ‘Spirit Of The Rebel’ en ‘Unforgiven’ zijn
niet slecht maar scoren wat lager door het mainstream karakter ervan. ‘Dog
With a Million Bones’ heeft meer muzikale diversiteit en weer
een mooie tekst, waarna het sterke Joni Mitchell nummer, ‘Sex
Kills’ een
buitenbeentje vormt doordat het een cover is, maar wel goed in het
album past. 'Outcast’ sluit de eerste schijf, gedragen door gitaarlopen
die aan Carlos Santana doen denken, op een lekkere funky wijze af.
Die Stolt is toch een uitzonderlijk goede en veelzijdige gitarist.
Cd twee bevalt me minder. Roine gebruikt veel de stemvervormer, teveel
vind ik, en de nummers pakken minder. Wel weer een paar hoogtepunten,
met name ‘Remember’, ‘It's All About Money’ en ’Everybody
Is Trying to Sell You Something’ zijn prima. De zeven nummers
voldoen wel allen ruimschoots aan de doelstelling van dit werkstuk,
maar zoals reeds gemeld, cd één scoort hoger door vooral
een inventievere diversiteit. Het eindpunt van dit gedreven album vormt
'People That Have The Power To Shape The Future’ waarin
er toch nog hoop voor de toekomst gebracht wordt.
JProg (11-2005)
Bezetting:
Roine Stolt - Vocals, Electric and Acoustic Guitar
Hasse Bruniusson - Percussion
Gonzo Geffen - Congas & Percussion
Marcus Lillequist - Drums
Neal Morse - Lead Vocals, Hammond Organ
Slim Pothead - Wurlizer Piano, Mini Moog, Hammond Organ
Victor Woof - Bass
Discografie (solowerk)
Fantasia(1980)
The Lonely Heartbeat (1989)
The Flower King (1994)
Hydrophonia (1998)
Wall Street Voodoo (2005)
Heel
verrassend was voor mij het verschijnen van een nieuw album van de
Strawbs. De band is in wisselende samenstellingen nog altijd actief
en dit is het eerste studioalbum sinds 1991 waarin Ringing down the
years het licht zag.
De nieuwe cd, Blue Angel, bevat bijdragen van oude Strawbsleden met
als constante factor David Cousins, Mr Strawb himself. Er draven
grote namen uit het verleden op zoals Richard Hudson, Blue Weaver,
Dave Lambert, Chas Cronk, Tony Fernandez, Rob Demick, Rod Coombes
en Brian Willoughby. Daarnaast zijn er diverse "special guests",
waarvan Mary Hopkin de opvallendste bijdrage levert. Het resultaat
is, ondanks de per nummer wisselende bezetting, een consistenter
werkstuk dan de vorige cd.
Voor Blue Angel zijn geen nieuwe songs geschreven maar zijn bestaande
nummers herschreven, opnieuw opgenomen, soms zelfs volledig verbouwd.
Allen zijn ze eerder op oudere bandalbums of op solowerk van David
Cousins uitgebracht. De opener, Blue Angel, is bijvoorbeeld op Two
weeks last Summer van Cousins te vinden en stamt origineel uit de
Deep Cuts opnamesessies. Het is echter destijds nooit tot een afgewerkte
track gekomen. De nieuwe versie laat gedurende ruim 11 minuten de
grandeur weerklinken van de beste Strawbssongs. Opgebouwd uit 3 delen
wordt volgens de klassieke langere-nummer-traditie van de Strawbs
een muzikaal epos neergezet dat doet denken aan bandtoppers als Ghosts,
The Life Auction, Autumn en Tears and Pavan. De track is een groots
begin van een afwisselend album.
De nummers die volgen laten de band telkens in een andere samenstelling
horen, waarbij de gitaren van Lambert en Willoughby voor het eerst
samen aanwezig zijn. Natuurlijk zijn er betere en wat mindere songs
te vinden. Uitschieters zijn naast de titeltrack, There Will Come
The Day en The Plain. Prachtige songs die zo uit de topperiode Here
and Heroine, Gosths. Bursting at the Seams en Grave New Word kunnen
stammen.
Het uptempo Oh so sleepy, de ballad Further down the Road, het luie
Strange Day over the Hill, het folky Cry no more, een zomers Do you
remember, een ruwer Rhythm of the Night gevolgd door breekbare songs
als Morning Glory en Sealed with a Traitor's Kiss vullen de tracklist
aan. Het geheel heeft misschien het meest de sfeer van Deep Cuts.
De cd wordt afgesloten met Lay down en The King. Ook weer nieuwe bewerkingen,
maar ze vormen toch wel een contrast met de andere songs. Waarschijnlijk
wordt dit veroorzaakt doordat deze nummers bekender zijn. Ik zou ze
liever beiden als bonustracks beschouwen hoewel alleen de laatste
dat officieel is.
Blue Angel is een boeiend en degelijk werkstuk, waarop de band laat
horen dat ze het spelen niet verleerd is. Voor Strawbsliefhebbers
is het smullen van de bekende lekkernij. Het opvallende "His
Master's Voice" hondje op de cover vormt een passende blikvanger.
JProg
(2003)
Bezetting:
Dave Cousins - vocals, acoustic guitar, piano
Brian Willoughby - guitar
Blue Weaver - keyboards, programming track, orchestration
Rod Demick - bass, harmonica, vocals
Richard Hudson - drums, vocals
Tony Fernandez - drums, tom-toms
Dave Lambert - guitar
Chas Cronk - bass, vocals, bass pedals, programming
Rod Coombes - drums
Andy Richards - keyboards
Special
Guests:
Mary Hopkin - vocals
Cathryn Craig - vocals
Terry Cassidy - vocals
Roy Hill - vocals
Jana Heller - vocals
Tommy Lundy - vocals
Maddy Prior - vocals
Rick Kemp - vocals
Discografie:
Strawbs 1968/91
Strawbs 1970
Dragonfly 1970
Just a collection of antiques1970
Dragonfly 1971
From the witchwood 1972
Grave new world 1972
Bursting at the seams 1973/74
In concert 1974
Hero and heroine 1975
Ghosts 1975
Nomadness 1975
Deep cuts 1977
Concert classics 1977/99
Burning for you 1978
Deadlines 1978/95
Heartbreak hill 1987
Ringing down the years / Don't say Goodbye 1992
A choice selection of 1992
Live in London 1977 1995
Greatest hits live! 1996
Deep cuts / Burning for you 1997
Halcyon days 1999
Blue Angel 2003
Recensent: |
JProg, OProg |
Waardering: |
JProg:
OProg: |
|
|
JProg's waardering:
Jamrock is een muzikale
stroming die moeilijk te karakteriseren is. Met The Greatful Dead
als de bekendste vertegenwoordiger bevat deze muziek flarden uit alle
richtingen. Rock, blues, folk, jazz, country, het kan allemaal. Zo
ook bij 'String Cheese Incident'. Hun "liveact" schijnt
geweldig te zijn met uiteraard, dat hoort bij jamrock, veel interactie
met het publiek. De band wil geen gemiddelde rockband zijn, maar een
groep waarbij ieder bandlid op democratische wijze zijn input heeft
zonder dat er sprake is van een duidelijke leider. Daarnaast moet ieder
voor een deel van de dagelijkse business zorgen, zoals merchandise,
kaartverkoop, fancontacten en het eigen platenlabel. Men wil voor ieder
concert of album zichzelf heruitvinden maar of dit gelukt is met de
zesde cd 'One Step Closer' kan ik niet beoordelen, domweg omdat het
mijn eerste kennismaking met de band is. Het is een stoer uitgangspunt,
maar het lijkt mij wel een gezwollen uitspraak.
Wat bieden nu de dertien nummers van de nieuwe cd. Jamrock dus en bij
de eerste beluisteringen dacht ik: wat moeten ik en Inside Out hier
nu mee. Muziek die lekker klinkt, wat gezapig af en toe, maar progressieve
rock? Jamrock dus en ik moet bekennen: na wat intensiever luisteren
verdiepen de in eerste instantie eenvoudige, voor jamrock opmerkelijk
korte nummertjes zich. Oeverloze jamsessies komen niet voor. Jamrock
dus en ik begin meer en meer plezier in deze in Bluegrass, akoestische
gitaren, accordeon en “pedal steel” gitaar, gedoopte rock
te krijgen. Lichtvoetigheid is troef waarbij slechts het tweede gedeelte
van de cd spaarzame progressieve elementen heeft. De overvloed aan
zangmogelijkheden maken het geheel erg gevarieerd. Uitschieters zijn
'Sometimes A River', 'Big Compromise', 'Silence In Your Head', 'Betray
The Dark', '45th Of November' en 'Rainbow Serpent', dit vooral door
de compacte, vakkundige en gedreven structuren met verre referenties
naar The Allman Brothers maar waarbij 'Swampy Waters' me telkens aan
Pink Floyd ten tijde van Syd Barrett doet denken.
De eerste oplage van maar liefst 50.000 stuks bevat een bonus-dvd met
een registratie van de bandactiviteiten rond het maken van dit album.
JProg (9-2005)
OProg's
waardering:
Een paar maanden terug stond ik met een Amerikaan op een concert. We
waren aan de praat geraakt zoals dat wel vaker gebeurt bij optredens.
Hij was in Europa op 'concert-vakantie'. Genieten van de cultuur op
ons continent en meteen optredens af van bands die hij thuis niet zo
snel zou kunnen zien. Hij vertelde me dat op kleine schaal zogeheten
improvisatiebands een stuk populairder waren. Zeg maar even populair
als de prog hier. Het vreemde was dat dit soort bands qua opbouw, instrumentbeheersing
en geluid veel weghebben van de wat technischere prog. Denk hierbij
aan O.S.I. en Gordian Knot om eens iets te noemen. We kwamen tot de
conclusie dat het toch vreemd is dat er nog zo'n grote scheiding is
tussen deze stromingen.
In plaats van zich bezig te houden met de zoveelste middelmatige progband kiest Inside-Out er de laatste tijd steeds meer voor nieuwe invalshoeken te kiezen. Denk dan aan bands die niet direct onder de noemer 'prog' vallen maar wel hetzelfde publiek aan kunnen spreken. Hierbij komen we dan weer bij de improvisatiebands terug. Enkele maanden geleden genoot ik al van het album 'Anchor Drops' van Umphree McGee, nu is het de beurt aan String Cheese Incident met 'One Step Closer'.
Ik kan vertellen dat we hier te maken hebben met een gevarieerde band.
Sterker nog, het is een heerlijke oase van stijlen. Soms jazz, dan blues
en altijd weer als belangrijk element rock. Pink Floyd, King Crimson,
Led Zeppelin, Grateful Dead, allemaal hoor je ze voorbij komen in een
unieke mix. Samen met Malcolm Burn, die ooit produceerde voor Bob Dylan,
gaat deze groep enthousiastelingen te keer waarbij elk lid van de band
naar eigen zeggen een gelijke inbreng heeft. 'One Step Closer' is voor
mij in ieder geval een goede ontdekking en een plaat waarmee ik nog een
tijd vooruit kan. De ervarenheid van de heren is te horen, het is sinds
'97 al hun zesde album en het is mooi dat ook een progressief publiek
nu eenvoudiger met ze kennis kan maken. Kortom, wederom een aanrader
die zeker ruim de aandacht verdient.
OProg (9-2005)
Bezetting:
Billy Nershi - acoustic and electric guitar, lap steele guitar, dobro,
vocals
Keith Moseley – bass, acoustic and electric guitar, harmonica,
vocals
Kyle Hollingsworth – keyboards, accordion, vocals
Michael Travis – drums, bass, acoustic guitar, vocals
Michael Kang – guitar, mandolin, mandola, violin, viola, bass,
vocals
Discografie:
Born on the wrong Planet (1996)
A String Cheese Incident (1997)
Round the Wheel (1998)
Carnival 99 (1999)
Outside Inside (2001)
Untying the Knot (2003)
One Step Closer (2005)
In
mijn puberteit en adolescentie vertoefde ik met mijn vrienden
regelmatig in hogere sferen. De tijd van waterpijp, lichtorgels
en vloeistofdia's en natuurlijk van de joppers, Afghaanse jassen
en kleurrijk geborduurde stukken op de broek. Door de rook om
onze hoofden konden wij elkaar nog net waarnemen en genoten wij
van de psychedelische klanken van de vroege Pink Floyd en de
space van Gong. Toen de rook om ons hoofd was verdwenen bleven
de kostbare herinneringen over. Deze herinneringen werden weer
eens tot leven gebracht bij beluistering van 'Dreamer' van Sula
Bassana. Ik ruik en proef in deze schijf het verleden en voel
de spirit en synergie weer die er toen waren.
Zelfs de hoes straalt
dat uit.
Sula Bassana staat onder aanvoering van en is duizendpoot
Dave Schmidt. Duizendpoot omdat hij ook in andere bands van het
Sulatronlabel speelt zoals Zero Six en Weltraumstaunen. Schmidt
is een idealist, gezien zijn steunbetuigingen op internetsite
en hoes aan Greenpeace en Amnesty International en zijn oproep "To
free Tibet". Prijzenswaardig en … waren wij toen ook niet, dankzij
of ondanks de waterpijp, idealisten? Bovendien is hij multi-instrumentalist
en speelt hij alle instrumenten zèlf; smaakvol gedaan
want bij 'Dreamer' heb ik permanent de sensatie dat ik naar een
heuse band zit te luisteren.
De aftrap wordt gegeven door het
titelnummer waarin scheurende orgels, mellotrons, een pakkend
gitaarthema en een lispelende stem de luidsprekers uit knallen.
Een prima track al had de productie beter gekund want het geluidsspectrum
zit wat vol en er is teveel hoog. Een kritiekpunt dat overigens
op de andere tracks minder van toepassing is. 'Dealer McDope'
kent referenties aan de vroege spacerock van Hawkwind en de zang
heeft lijntjes met The Beatles toen ook zij in hoger sferen verkeerden.
Een eerste hoogtepunt – er volgen er nog meer – wordt bereikt
in 'My Blue Guitar'. Een Floydiaanse track waar Schmidt in zijn
gitaarspel de snaaraanslag en het sustain van David Gilmour laat
weerklinken en waar het prachtige orgel en de gedegen drums de
basis leggen. Wonderschoon. Op het electronische 'Nervenlähmung'
zweef ik nog wat verder weg om terecht te komen bij het bijna
13 minuten durende 'Ananda'. Daarin wordt hoge-school-psychedelica
bedreven. Het bezwerende en rustige ritme, de experimentele fluit-
en saxuitspattingen, het wederkerende keyboardakkoord en de sitar
zorgen dat ik niet meer van deze wereld ben. De up-tempo erupties
in het laatste deel zorgen dat ik weer terugkeer op aarde. Wederom
een hoogtepunt. 'Dreamer' wordt afgesloten met Pink Floyd's 'Baby
Blue Shuffle in D Major'. Hoewel covers doorgaans niet aan mij
besteed zijn, is hier sprake van een indrukwekkend eerbetoon.
Schmidt blijft hier gelukkig niet steken in een gemakkelijke
kopie. Hij gebruikt de oorsprong weliswaar als bouwstof maar
giet het vervolgens in de Sula Bassana mal. Wat resulteert is
een tonale hersenspoeling waarin de mellotrons zoals altijd prachtig
zijn en tot kippenvel leiden.
Het album 'Dreamer' is een absolute
aanrader voor iedere liefhebber van progressieve rock maar met
name voor de volgers van Pink Floyd. Voor mij persoonlijk is 'Dreamer'
een soort tijdmachine die mij in staat stelt oude tijden te laten
herleven en de toekomst weer met veel energie te lijf te gaan.
Hoe belangrijk kan muziek zijn.
H. 'Jo
Jo' de V. (6-2004)
Bezetting:
Sula Bassana - all vocals and instruments e.g. Gibson SG/Fender and Elvis basses/Roland, Moog and Korg synthesizers/Mellotron/organ/sitar/Trixon and Tama drums/drumsampler computer/flutes and other little stuff...
Discografie:
Dreamer (2002, vinyl)
Sulatronics (2003, eigen beheer CD/r)
Retronique (2003, samen met Vibravoid) Dreamer (2004)
Recensent: |
H. ‘JoJo'
de V. |
Waardering: |
|
|
Peter
Swart was eind jaren 70 betrokken bij ‘The NeoSinfonia Association'
(NSA), een fanclub van symfonische rock. Reeds toen was hij een uitstekend
gitarist en zette hij tracks van o.a. Genesis (‘For Absent Friends'),
Phillips & Rutherford (‘Field of Eternity') en Gordon Giltrap
(‘Reflections & Despair') om in een gitaarzetting. Het notenschrift
was vervolgens te vinden in het blad ‘Symphonic Credo' van NSA. Zijn
voortdurende interesse in deze muziek en zijn ontwikkeling als gitarist
en toetsenspeler heeft de afgelopen jaren geresulteerd in een aantal
in eigen beheer uitgegeven albums. Zowel solo als met de band Morphosis.
Op het solo-album ‘The Path' vindt Swart inspiratie in zijn dromen,
in de werken van Tolkien en het wereldberoemde schilderij ‘De Marskramer'
van Jeroen Bosch. Is de marskramer al eeuwen op pad, alle mensen,
dieren en andere wezens die in de tracks figureren zijn eveneens
onderweg. De eerste negen composities refereren in sterke mate aan
Anthony Phillips. Zowel door de intieme sfeer, die ook Phillips altijd
zo goed weet neer te zetten, alsmede door de akoestische gitaar van
Swart en zijn prima en directe, soms wat lijzige manier van zingen.
Tevens toont hij een zeer verdienstelijk bespeler van de keyboards
te zijn. De prachtige opener ‘White Melancholy' laat dit alles in
samenhang horen. Maar ook ‘Tender Innocence Part 1' , dat vernuftig
in elkaar steekt, is daar een toonbeeld van. De vijf tracks die betrekking
hebben op Tolkiens' werken liggen ingeklemd tussen het intro ‘The
Road Goes Ever On and On' en het outro ‘The Road Reprise', waarbij
met name ‘Nimrodel' en ‘Gandalf' eruit springen door de afwisseling
van rustige passages en bombastische keys en drums. In deze tracks
schemert, door de manier van zingen van Swart, zo her en der ook
Robert Wyatt door.
De
overgang tussen Tolkien en Jeroen Bosch wordt gevormd door twee
intermezzi, te weten ‘Tender Innocence Part 2' en ‘Along Flowing
Waters'. Deze laatste is een prachtige compositie voor gitaar met
slechts aan begin en einde een paar akkoorden op keys. Peter Swart
heeft dit nummer zelfs ooit mogen spelen in de studio van Anthony
Phillips op één van diens gitaren. Phillips zal ongetwijfeld
op dat moment het gevoel hebben gehad naar zichzelf te luisteren.
'A Retrospect/Towards the Unknown' bevat een drieluik aan composities
gebaseerd op het eerdergenoemde schilderij van Jeroen Bosch. De teksten
zijn geschreven door Peter van der Laan, ooit frontman van ‘The NeoSinfonia
Association', die tevens de declamaties in ‘Bearer of Darkness' voor
zijn rekening neemt. De composities in het drieluik zijn goed en
laten door het ruimere gebruik van instrumenten horen hoe de tracks
zouden klinken als ze door een voltallige band zouden worden gespeeld.
Met ‘The
Path' heeft Peter Swart laten horen een prima muzikant en goede componist
te zijn die in al zijn genen doordrenkt is van de historie van de
symfonische muziek. ‘The Path' kent echter ook
minpunten. Zo spreken mij de geprogrammeerde drums niet altijd aan,
een drummer van vlees en bloed geniet altijd de voorkeur, en komt
het album op sommige momenten wat fragmentarisch over. De produktie
is voor een uitgave in eigen beheer echter zeer acceptabel te noemen.
Peter Swart heeft veel meer in zijn mars. Ik hoop dat hij de motivatie
vasthoudt, altijd moeilijk als je alles in eigen beheer moet regelen.
Hij verdient daarbij steun dus ik zou zeggen “bestellen die CD” (via
bovengenoemde adressen). Ik verzeker u, het zal niet tegenvallen.
H. ‘JoJo'
de V. (03-2005)
Bezetting:
Peter Swart - acoustic & electric guitars, keyboards,
vocals, programming
Peter van der Laan - vocals on ‘Bearer of Darkness', programming
Discografie:
Peter Swart solo
Views Volume 1 (1999)
Views Volume 2 (2001)
The Path (2003)
Met Morphosis:
Secrets of the Cosmos (2002)
Er
zijn momenten waarop je in de favoriete cd-winkels uit
de rijke historie van de progressieve muziek een cd van
een band aantreft waar je nog nooit van hebt gehoord.
Aangetrokken door het begin jaren zeventig gekleurde hoesje
besloot ik tot een luisterproef. Het betrof een heruitgave
uit 2000, dus geen winkeldochter waar inmiddels een vernieuwde
uitgave met "restored artwork, included bonustracks and digitally remastered"
van verkrijgbaar was. Dit was al een opgepoetst exemplaar voor een
"low price" van € 10. De luistertest viel niet tegen,
het exemplaar is aan de OJE Music verzameling toegevoegd.
Wat onderzoek naderhand leerde dat Sweet Smoke een Amerikaanse
band betrof die, afkomstig uit New York, voornamelijk in een commune
in Duitsland bivakkeerde. De eigenlijke naam was "Sweet Smoke
of the Happy Plant Pipefull". Zij hebben drie albums afgeleverd
waaronder een live-lp. De twee studio producties staan op de nieuw
uitgebrachte cd.
De cd begint met het album "Just a Poke" uit 1970. Het
bestaat uit twee tracks van ruim 16 minuten ieder, twee plaatkanten,
met een opvallend fris geluid met referenties naar Cream, Jethro
Tull, Doors, Traffic, maar ook Zappa, The Allman Brothers Band en
Chicago weerklinken regelmatig. De zanger heeft wat weg van Jack
Bruce, af en toe doet hij aan Joe Jackson denken, kortom, veel variatie
en daardoor moeilijk te duiden. De eerste track, Baby Night, lijkt
het beste van dit eerste album met een typisch vroeg "seventies"
sfeertje waar zelfs "The Soft Parade" van The Doors in
verwerkt is. De tweede, Silly Sally, doet soms wat teveel aan een
jamsessie denken hoewel naar het eind van de song de structuur
weer goed overeind gezet wordt. Duidelijk is wel dat deze heren
technisch heel vaardig musiceerden en het avontuur niet uit de
weg gingen.
De
cd bevat verder het tweede album "Darkness to Light' uit
1973 bestaande uit zes wat kortere songs, hoewel er twee weer
ruim boven de 10 minuten klokken. De stijl van het eerste album
wordt weliswaar voortgezet maar uitstapjes naar jazz en folk
worden niet geschuwd. Het album is afwisselender en wat meer
songgericht, met als buitenissige track Kundalini. Deze track
is sterk beïnvloed door een tripje
van de band naar India. "Just another empty Dream", "I'd rather burn
then disappear", "Believe me my Friends" en "Show me the Way to the
War" zijn top met mooie maatschappij-kritische teksten. Vooral
het laatste nummer zou leerzaam zijn voor George Bush al ben
ik bang dat het in 1973 niet aan hem besteed was en ook nu niet.
Geconcludeerd kan worden dat ik destijds met Sweet Smoke absoluut
wat gemist heb maar dat ik met deze prachtige uitgave gelukkig een
herkansing heb gekregen.
De geluidskwaliteit is uitstekend en helder met veel laag wat zelfs
een stapje afgeschakeld moet worden. Maar het klinkt alsof het gisteren
opgenomen is terwijl het toch waarschijnlijk maar op vier sporen werd
vastgelegd.
Het boekje is zowel in het Engels als in het Duits en is heel mooi
inclusief foto's van de bijzondere hoezen van de lp-uitgaven.
JProg
(2003)
Andrew
Dershin - bass guitar
Jay Dorfman - percussion and drums
Marvin Kaminovitz - lead guitar, vocals
Michael Paris - tenor saxophone, alto recorder, vocals + percussion
(just a poke, darkness to light)
Steve Rosenstein - rythm guitar, vocals (just a poke, darkness to
light)
Jeffrey Dershin - piano, percussion, vocals (darkness to light)
Rochus Kuhn - violincello (darkness to light) Rick Greenberg - rythm
guitar, sitar (live)
John Classi - percussion, sound effects (live)
Martin Rosenberg - tambourra, percussion (live)
Discografie:
Just a Poke (1970)
Darkness to Light (1973)
Sweet Smoke Live (1974)
David
Sylvian - Approaching Silence
|
Label: |
Venture |
Site: |
davidsylvian |
Jaar: |
1999 |
Duur: |
52:53 |
Recensent: |
JoJo
|
Waardering: |
|
|
De eerste soloalbums van David
Sylvian konden mij zeer bekoren. ‘Brilliant
Trees’, ‘Gone to Earth’ en ‘Secrets of the
Beehive’ ervaar ik nog steeds als meesterwerken. Ook zijn vroegere
band Japan scoorde hoog. In de loop der tijd vind ik het werk van Sylvian
echter verworden tot doorgeschoten ‘arty’ en ‘would
be’ muziek waarin nauwelijks enige significante ontwikkeling
is waar te nemen. Over progressief gesproken. Het gaat zelfs zo ver
dat de op zichzelf rustgevende zang en het kabbelende geneuzel mij
inmiddels danig op de zenuwen werken. Blij verrast was ik dan ook toen
ik tegen een volledig instrumentaal album van Sylvian opliep. Waaraan
ook nog een zacht prijskaartje hing. De keuze was gauw gemaakt. Die
ging in de tas.
Sylvian wordt op ‘Approaching Silence’ bijgestaan
door ene Frank Perry en Robert Fripp. Fripp kan bij mij een potje breken,
vooral wanneer hij zich richt op de doorgaans nog steeds excellente
groepsprestatie binnen King Crimson. Wanneer hij zich echter bezig
gaat houden met vrijwel door soundscapes en elektronica gedomineerde
muziek - zoals hij o.a. liet horen op het zeer matige ‘A Temple
in the Clouds, The Soundscapes of Jeffrey Fayman & Robert Fripp’ -
gaat bij mij van saaiheid het licht al snel uit. Helaas lijdt ook ‘Approaching
Silence’ aan dit euvel.
De drie tracks op dit album zijn geschreven als muzikale entourage
bij twee onafhankelijke multimediale installaties die in 1990 en 1994
in galeries in Tokyo werden tentoongesteld. Criteria waaraan composities
kunnen worden getoetst zijn harmonie, eenheid, symmetrie en balans.
De drie tracks vormen in zichzelf en over de gehele linie een geheel
en er is sprake van enige symmetrie aangezien de composities een structuur
kennen van een kop, een romp en een terugkerende kop in de vorm van
een staart. Wat echter hopeloos ontbreekt is harmonie en melodie. Eigenschappen
waaraan bijvoorbeeld de elektronische muziek van Klaus Schulze zo goed
voldoet. Die is in staat om fragmenten te verwerken die zo melodieus
zijn dat ze na enige tijd nog gelukzalig in het hoofd tintelen. Op
dit album van Sylvian is melodie echter ver te zoeken. Bovendien is
er sprake van een overmaat aan balans waardoor het album uitermate
saai is, hetgeen nog in de hand wordt gewerkt door de lengte van de
tracks. Er lijkt geen eind aan te komen. De titeltrack klokt bijvoorbeeld
38 minuten. Er zitten hele aardige passages in dus ik sluit niet eens
uit dat als het twintig minuten korter was geweest de track nog een
voldoende zou hebben gekregen. Nu gaat het ten onder aan voorspelbare
en slaapverwekkende herhaling. Op geen enkel moment veerde ik op, spitste
de oren en dacht “wat gebeurt hier?”. Een sensatie die
ik in het wat ‘kortere’ openingsnummer ‘The Beekeeper’s
Apprentice’ - toch nog drieëndertig minuten - zo af en toe
nog wel had. Maar ook daar sloeg desondanks de verveling toe door het
ontbreken van spanning. De slechts twee minuten durende tussenliggende
track ‘Epiphany’ vormt een aardig intermezzo. Niet meer
dan dat.
Met dit instrumentale album werd ik wederom teleurgesteld in David
Sylvian. Ontegenzeggelijk een artiest met kwaliteiten maar die haalt
hij naar mijn bescheiden mening nog maar zelden uit de tas. Het is
te hopen dat de kunstwerken waar deze muziek ooit voor is geschreven
beter voldoen aan de genoemde criteria die je aan een goede compositie
kunt stellen dan ‘Approaching Silence’.
JoJo (04-2006)
Bezetting:
David Sylvian - guitars, synthesizers, shortwave, samples
Robert Fripp - frippertronics, voice
Frank Perry - moan bells, bowed gong, finger bells
Discografie:
Brilliant Trees (1984)
Alchemy: An Index of Possibilities (1985)
Gone to Earth (1986)
Secrets of the Beehive (1987)
Dead Bees on a Cake (1994)
Approaching Silence (1999)
Everything and Nothing (2000)
Camphor (2002)
Blemish (2003)
The Good Son vs. The Only Daughter (2004)
The
Syn - Syndestructible
|
Label: |
Umbrello |
Site: |
thesyn |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
52:39 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Voordat Chris Squire in Yes ging spelen zat
hij in een band met de naam The Syn. Samen met o.a. zanger Steve
Nardelli speelde de groep in the sixties regelmatig in voorprogramma’s
van de grote bands van destijds, zoals The Who, Pink Floyd en Cream.
Legendarisch is ook hun optreden als voorprogramma van het eerste concert
in Engeland van Jimi Hendrix, waarbij zowel de voltallige Beatles als
The Rolling Stones tot het publiek behoorden. Merkwaardig is dat men
nooit een platencontract heeft weten te krijgen en door het vertrek
van Squire viel de band uiteen. Pas veertig jaar later heeft men de
muzikale draad weer opgepakt. Is het dit lange wachten waard?
Het album heeft de titel 'Syndestructible’ gekregen en
bevat zeven nummers, alle door het koppel Squire-Nardelli geschreven.
Met medebandleden Gerard Johnson en de broers Paul Stacy (Oasis) en
Jeremy Stacy (the Finn Brothers) staat er wel een band waarvan alleen
de songwriters originele Syn-leden zijn. Dus een terugkeer van de groep
na veertig jaar lijkt me wat overdreven.
De cd begint met het korte ‘Breaking down the Walls' gevolgd
door 'Some Time, Some Way'. De van Yes overbekende muziekstijl
klinkt direct door de songs heen en de typische Squire-baspartij doet
de rest. De teksten zouden ook zo door Jon Anderson gezongen kunnen
worden. Maar Nardelli heeft een donkerder maar aangename stem en kan
goed zingen. De overgang naar ‘Reach Outro’ is ongemerkt
en brengt rustiger vaarwater. Het hart van de cd wordt gevormd door
'Cathedral Of Love’, ook op single verkrijgbaar, en dit is een
sterke song, mooi en zorgvuldige opgebouwd rond goede toetsen en mooie
gitaarpartijen. De tekst is echter uit een andere tijd met veel “Peace
and Understanding”. Maar het kan nog zoeter zoals op het volgende
'City Of Dreams’ waarbij de teksten van Yes en Jon Anderson revolutionaire
pamfletten zijn. Na het zoveelste “Love and Peace” en “You
are a Member of the Human Race” kunnen de lachspieren af en toe
nauwelijks onderdrukt worden. Maar het nummer loopt muziektechnisch
prima met weer veel Yes-ingrediënten. De tekstuele meligheid gaat
nog even door met ‘Golden Age’ waarna op het afsluitende
ruim dertien minuten durende 'The Promise’ de registers nog een
keer wijd opengaan. Het nummer zou aan kracht hebben gewonnen als
het korter was geweest, want nu zijn er teveel herhalingen van hetzelfde
refrein. Maar het is een waardig einde van een degelijk album.
Is dit nu het album waar Yes-fans twintig jaar op hebben gewacht? Dat
lijkt mij overdreven. Het is een uitstekend gespeeld werk, enigszins
gedateerd, maar als je het vergelijkt met Yes zou het slappe thee genoemd
moeten worden. En dat is het goed beschouwd ook niet. Maar wel een
cd voor liefhebbers met een drang naar de nostalgie van destijds.
JProg (12-05)
Bezetting:
Steve Nardelli - Vocals
Chris Squire - Bass Guitar
Gerard Johnson - Keyboards
Paul Stacey - Guitars
Jeremy Stacey - Drums
Discografie:
Syndestructible (2005)
Original Syn 1965-2004 (2005)
Sylvan - Posthumous Silence
|
Label: |
Progrock |
Site: |
Sylvan |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
70:09 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Het vijfde album van Sylvan
is een conceptalbum geworden. Het melodramatische thema - een vader
die zijn dochter pas leert kennen door het dagboek te lezen dat ze
na haar dood achterliet - bezorgde mij een trage start. Waarom zou
je als band je in zo’n onderwerp muzikaal laten opsluiten?
Want dat doet het. In eerste instantie had ik de indruk dat Sylvan
een opener songstructuur gevonden had, maar na meerdere luisterbeurten
moet ik daar van terugkomen. Volle kost, bombast te over. Er zijn relatief
korte intermezzo’s, die als rode draad fungeren waarin de vaderfiguur
zijn verhaal doet, maar de lange nummers overheersen. Een vergelijking
met voor mij hun beste album tot nu toe: ‘Artificial
Paradise’.
Zeer dominant blijft zanger Marco Glühmann. Een goede zanger met
veel mogelijkheden en die benut hij ook. Het vraagt veel van de luisteraar.
Dat was op eerdere albums zo en dat is nu ook weer het geval. Ik draai
daardoor maar zelden albums van Sylvan in één keer af.
Uitzondering was hierop ‘Artificial Paradise’ en in mindere
mate ‘X-Rayed’.
De structuur van de songs op deze albums, gevat in de gehele context
van de cd's, maken dit toegankelijker werkstukken. Maar ‘Posthumous
Silence’ wilde maar niet vlotten
hoewel er prachtige stukken opstaan. Zoals bijvoorbeeld ‘Pane
of Truth’ waar het er in verhouding wat rustiger aangaat. Mooie
zanglijnen met passend gitaar- en toetsenwerk. Sylvan stopt zijn muziek
nogal vol, men zoekt de verandering, de keerzijde, het contrast en
de cd’s hebben daardoor een lange inluistertijd nodig. Je onthoudt
het niet zomaar, gaat het gemakkelijk verwarren met eerder werk. Zoals
de meeste bands grijpt ook Sylvan terug. Omdat de groep een zeer typische
en unieke stijl heeft valt dat des te meer op. Het is een heftig prog-brouwsel
in een neo-progressieve jas.
Mindere momenten zijn op ‘Posthumous Silence’ voor mij
de praat- en radiostukken die de songs hier en daar verbinden. De song ‘Forgotten
Virtue’, blijf ik teveel een nummer vinden dat ik al eerder heb
gehoord. Daarentegen is de cd-opening ‘Eternity Ends’ mooi
symfonisch en spannend en het volgende ‘In Chains’ zowaar
een favoriet aan het worden. ‘The Colors Changed’ is er
ook zo eentje, ondanks de plagiaat van zichzelf trekjes. Dat kan ook
gezegd worden van ‘The Last Embrace’. ‘Questions’ vormt
een ander hoogtepunt met een geweldig mooi gitaarloopje. Alleen weer
jammer van die geluidsfragmenten die ingemixt zijn.
Resumerend heeft ‘Posthumous Silence’ geen duidelijk zwakke
momenten en overheersen de hoogtepunten. Niet altijd helemaal origineel,
een aantal loopjes, samenzangen, riffjes zijn eerder te horen geweest.
Muzikaal is Sylvan een uitstekende band met een expressieve zanger
die behendig tot aan zijn grenzen gaat. Daarnaast heeft, zoals in de
aanhef al aangegeven, de conceptkeuze de groep zich op deze cd in een
keurslijf gedwongen met de genoemde negatieve effecten zoals melodramatiek
tot gevolg. De volgende keer gewoon weer alleen songs maken en geen
hoorspel. Maar goed is ‘Posthumous Silence’ zeker, hoewel
ik dit album nog niet in één draaibeurt beluister.
JProg (11-2006)
Bezetting:
Marco Glühmann - vocals
Matthias Harder - drums
Sebastian Harnack - bass
Kay Söhl - guitar
Volker Söhl - keyboards
Gasten
Stefanie Richter - cello
Guido Bungenstock - guitar
Ensemble Vokalkolorit - choir
Discografie:
Deliverance (1999)
Encounters (2000)
Artificial Paradise (2002)
X-Rayed (2004)
Posthumous Silence (2006)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved