A
Met de Zweedse band A.C.T. heb ik al jaren een haat-liefdeverhouding.
De ‘haat’ - zwaar woord maar u begrijpt wat ik bedoel
- wordt veroorzaakt doordat de band een voorkeur heeft voor een gladde
productie en voor ‘mainstream’ popmelodieën. Er bekruipt
mij altijd het onbestemde gevoel dat de band naarstig en op sommige
momenten geforceerd op zoek is naar die grote hit die het schip met
geld moet doen binnenvaren. De ‘liefde’ daarentegen - zwaar
woord maar u begrijpt wat ik bedoel - vindt zijn oorsprong in het gegeven
dat A.C.T., zelfs in de tracks waar men wat al te popie doende is,
toch in staat is mij voor zich te winnen door een tegendraadse gitaarpartij,
een eigenwijs loopje op de keyboards, een onverwachte wending of een
zich a-tonisch ontwikkelend arrangement. Aan deze haat-liefdeverhouding
komt ook door het nieuwste album ‘Silence’ geen einde.
De tegenstrijdige emoties zinderen mij nog steeds door het lichaam
en ik word heen en weer geslingerd van “Bah” naar “Wat
mooi”.
Deze nieuweling start overdonderend met het geweldige nummer ‘Truth
is Pain’. De track kent een aanstekelijke en uitstekende melodie
en refrein, een geweldige maar veel te korte gitaarsolo van Ola Anderson,
een briljante maar veel te korte solo op synth door Jerry Sahlin -
let vooral op de overgang van de gitaar- naar de synthsolo - en een
mooi afgebouwd outro waarbij steeds een instrument of akkoord verdwijnt.
Te korte solo’s dus, waarschijnlijk ingegeven door het denken
binnen een ‘popkader’ en dan moet een track nu eenmaal
niet te lang duren. Het daaropvolgende ‘Puppeteers’ is
zo’n voorbeeld
van een nummer met een te populaire inslag. Het doet mij - en die
associatie doet zich wel vaker voor op deze schijf bijvoorbeeld in ‘Out
of Ideas’, ‘Into the Unknown’ en ‘No Longer
Touching Ground’ - erg denken aan Nik Kershaw en aan Asia. Ook
al van die artiesten die vanuit een progressief oogpunt slechts ternauwernood
aan de goede kant van de streep blijven en er soms zelfs overheen kukelen.
Een prachtige track is de ballade ‘This Wonderful World’ met
een warme melodie, prima samenzang en een mooie, volle instrumentatie.
Rond de drieëntwintig minuten worden ingeruimd voor de track ‘Consequences
(The Long One)’, de uit negen delen bestaande en meest progressieve
bijdrage aan ‘Silence’. Geef negen partjes een overkoepelende
naam en is het dan een opeens één lange track? Natuurlijk
niet, de coherentie zit hem niet in het bedenken van een taalkundige
noemer. Hoewel de delen mij afzonderlijk wel bevallen, er prima gemusiceerd
wordt en A.C.T. laat horen ook de ware prog onder de knie te hebben,
blijft het allemaal nogal fragmentarisch. Ondanks een zich herhalend
thema uit een eerdere track.
‘Silence’ zal zeker nog regelmatig
uit de kast komen als er behoefte is aan niet al te hoogdravende en
niet al te complexe muziek die lekker wegdraait. Ik sprak over een
haat-liefdeverhouding met A.C.T. In de uiteindelijke waardering gaan
beide extremen niet op. Laat ik zeggen dat ik ze wel mag, wat zoveel
betekent als dat ik ze aardig vind. En dat geldt ook voor ‘Silence’.
Niet meer en niet minder.
JoJo (09-2006)
Bezetting:
Jerry Sahlin - synthesizers, lead and backing vocals, vocoder, deck
of cards
Ola Andersson - electric and acoustic guitars, lead and backing
vocals
Peter Asp - bass guitar, synthesizer bass, bass pedals
Herman Saming - lead and backing vocals
Thomas Lejon - drums, percussion
Discografie:
Today’s Report (1999)
Imaginary Friends (2001)
Last Epic (2003)
Silence (2006)
De oprichting van de "A Triggering Myth" vond plaats 1989
door twee keyboardspelers, Tim Drumheller en Rick Eddy. Het is eigenlijk
meer een project dan een band. De bedoeling was om muziek te maken
die, zoals ze zelf op hun site vermelden, een mix is van "jazz,
fusion, classical, the progressive rock bands from the 1970's, 20th
century chamber music, electronic and everything else that's ever passed
through our ears and brains". Inmiddels zijn de heren, aangevuld
door gastmuzikanten, hier al bijna 15 jaar mee bezig. Dit leverde tot
nu toe vijf albums op waarvan het hier besproken laatste album in 2002
uitkwam.
Het album bevat maar één nummer van drieënveertig
minuten. Er is gelukkig wel een indexering toegepast, zodat het mogelijk
is later in de track te starten.
Iets over de stijl van het album. In het deel dat de cd-speler aangeeft
als nummer twee komt bijvoorbeeld een fenomenaal keyboardstukje langs
waarbij je in gedachte de huisjes van de hoes van de eerste Hatfield
and the North lp al ziet staan. Dit gevoel heb ik trouwens vaker, prachtige
keyboardstukken met ondersteuning van gitaar en soms ook fluit wisselen
af met meer up-tempo, fusion-achtige nummers. Het geheel doet dan ook
sterk denken aan bands als National Health, het al genoemde Hatfield
and the North, Bruford, Soft Machine (Bundles-periode), Gilgamesh en
UK.
Toegegeven, origineel is het misschien niet, maar door de zeer sterke
uitvoering weten de heren met een prachtig album te komen. Het geheel
is verpakt in een digipack met een hele mooie, sfeervolle hoes. Aanrader
voor liefhebbers van de hierboven genoemde bands!
Het album is uitgebracht door A Lasers Edge.
OProg (2003)
Bezetting:
Tim Drumheller - keyboards programming, production
Rick Eddy - keyboards, titles, poetry
Gasten:
Scott McGill - guitars
Vic Stevens - drums, percussion
Discografie:
A Triggering Myth 1990
Twice Bitten 1993
Between Cages 1995
The Sins Of Our Saviours 1998
Forgiving Eden 2002
Abraxas
- 99
|
Label: |
Metal
Mind |
Site: |
- |
Jaar: |
1999 |
Duur: |
55:52 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Abraxas was een toonaangevende band uit de Poolse
progressieve rock. Was, want de band heeft in 2000 de handdoek gegooid
met het als een afscheidsconcert te beschouwen ‘Live in Memoriam’.
Erg groot was hun productie niet, zegge en schrijve vier albums waaronder
het genoemde liveconcert. Men bracht daarnaast 'Centurie' en '99' uit
in een Pools en een Engels gezongen versie. Niet dat het erg veel uitmaakte
want het Engels is zo onverstaanbaar dat het bijna Pools lijkt. Twee
versies zijn er ook van het hier te bespreken ‘99’.
Ik heb de Engelse genomen.
Abraxas speelde neo-prog waarbij soms tegen de progmetal werd aangeleund
en stevige en melodieuzere passages elkaar veelvuldig afwisselden.
Het album ‘99’ is een heus conceptalbum over het leven
en de dood. Binnen zo’n vaag concept kan je heel wat kanten op
maar dat terzijde.
Het licht rockende ‘14.06.99’ opent het album en via het
instrumentale bruggetje ‘My Awaking’ komen we al snel bij
een hoogtepunt van de cd, het bijna zeven minuten durende ‘Jezebel’.
Vanaf de spacy keyboards tot de uitbundige gitaarsolo blijft de song
boeien en al kan je Adam Lassa nauwelijks verstaan, zingen kan hij
uitstekend. Via korte stemgeluiden volgt de zompige progsong ‘Confession’ met
spacegeluiden voor een stevig gitaargordijn. Na een Floyd-opening van ‘Anathema,
my Obsessions’ leidt de gitaaar ons door een zeer interessante
track met prachtige momenten en catchy refreinen. ‘The Media’s
Loop’ is erg experimenteel met zwaar gitaarwerk en spookachtige
toetsen. Een andere te memoreren song is ‘Noel’ waarbij
opvalt dat gaandeweg het album de toetsen meer gaan domineren zonder
de gitaar solo-uitstapjes te misgunnen. De ritmesectie blijft het gehele
album een goede stabiele factor. Een kort keyboardintermezzo voert
ons naar ‘Locket’ waar
onder meer een schitterende gitaarsolo te genieten valt. ‘Purification’ is
weer een nummer waarbij de melodie minder een rol speelt. De laatste
twee korte songs brengen de luisteraar in een rustiger vaarwater en
lijken het doodgaan te illustreren. Het bleek naderhand ook het laatste
studiowerk van de band te zijn.
Het blijft jammer dat de ‘99’ geen opvolger heeft gekregen.
Het is absoluut Abraxas’ meest evenwichtige en sterkste album.
Een aanrader. Maar een wederopstanding lijkt er niet in te zitten.
JProg (4-2006)
Bezetting:
Szymon Brzezinski - guitars
Marcin Mak - drums
Adam Lassa - vocals
Marcin Blaszczyk - keyboards, flute
Rafal Ratajczak - bass
Discografie:
Abraxas (1996)
Centurie/Prophecies (1998)
99 (1999)
Live In Memoriam (2000)
Absolute Elsewhere - In Search of Ancient Gods
|
Label: |
Warner |
Site: |
- |
Jaar: |
1967 |
Duur: |
50:45 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Absolute Elsewhere was het geesteskind van toetsenist en fluitist Paul Fishman die dit werk maakte als ode aan de boeken van Erich von Däniken. Het is voor de gelegenheidsband bij één album gebleven. Misschien had het label heel veel vertrouwen in een mogelijk commercieel succes. Von Däniken was immers op het hoogtepunt van zijn succes met op dat moment dertig miljoen verkochte boeken. De beste man schreef linernotes voor het album dat uitgerust is met een twaalf pagina's dik boek over de theorieën van Von Däniken. Verder is er een infovel aanwezig met foto's die het bewijs moeten zijn voor buitenaards bezoek in prehistorische tijden. Geld speelde blijkbaar geen rol. Ongeacht wat men denkt van het werk van de Zwitserse schrijver, feit is dat zijn werk een fraaie basis is voor een conceptalbum.
Fishman kreeg voor zijn, bij mijn weten, debuut naast een aantal mij onbekende muzikanten het voor elkaar dat niemand minder dan Bill Bruford het drumwerk zou verzorgen. Dit wil alleen niet direct zeggen dat het album ook meteen een meesterwerk is. De muziek is geheel instrumentaal en varieert van spacy fusion tot elektronische uitspattingen die terug te vinden hadden kunnen zijn op een Tangerine Dream album van halverwege de jaren zeventig. De opener, ‘Earthbound' maakt meteen duidelijk wat er de komende vijftig minuten te horen zal zijn. Een niet al te complexe melodie tevoorschijn getoverd op een synthesiser vormt de basis van een nummer waarop het vrij plezierig meezweven is. Het tweede deel van de song heet ‘Future Past' en is een kloon van het eerste stuk. ‘Moon City' gaat weer de kant van Tangerine Dream op en is één van de drie elektronische nummers op het album. Het is tevens het beste van de drie. ‘The Gold of the Gods' en ‘Toktela' roepen de associaties op met een niet goed functionerende Kitaro. Het hoogtepunt van het album komt met het twaalf minuten klokkende ‘Miracles of the Gods'. Dit is het enige moment dat de groep meer los gaat, hetgeen resulteert in muziek die het meest doet denken aan een keyboardgedomineerd King Crimson periode 1970 of/en Gentle Gaint ontdaan van al te scherpe randjes. De invloed van de toetsen is veelal klassiek geïnspireerd en ook het Mellotron mag een paar maal van zich laten horen. Kant twee van het album bestaat voornamelijk uit twee lange stukken: ‘Chariots of the Gods' en ‘Return to the Stars'. Beiden zijn rond de tien minuten en weten qua compositie niet echt te boeien. Eerstgenoemde gaat de fusionkant op terwijl de afsluiter door Klaus Schulze gemaakt had kunnen zijn. Hoewel Schulze er waarschijnlijk een veel boeiender geheel van had gemaakt.
Het album is geen progressief meesterwerk, ondanks dat de verpakking dat misschien doet vermoeden. ‘In Search of Anchient Gods' is een redelijk werkstuk wat zeker op kant twee nooit echt goed uit de verf komt. Er is nooit moeite gedaan het op cd uit te brengen. Alleen het Japanse bootleglabel Tachika heeft het album inmiddels op cd gezet aangezien Warner, die de rechten zou bezitten niet meer zal rekenen op veel verkoop bij een officiële uitgave op cd. Ik twijfel zelfs of de verkoop toendertijd goed was maar gezien het geringe aantal exemplaren dat ik tegenkom doet vermoeden dat dit niet zo was. Paul Fisman heb ik verder alleen nog als producer weten te traceren van een aantal vage singles. Verder is hij bij mijn weten nooit meer opgedoken binnen het progressieve genre.
OProg (11-2006)
Bezetting:
Paul Fishman - synthetisers, sequencers, flute, electric and acoustic pianos, Mellotron, string synthetisers
William (Bill) Bruford - percussion
Phillip Saatchi - bass guitar
Jon Astrop - bass guitar
Kim Mackrell - cello on "Chariot of the Gods"
Discografie:
In search of Ancient Gods (1976)
Abydos
- Abydos
|
Label: |
|
Site: |
abydos |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
70:18 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Voor mij ligt het eerste album van Abydos,
een project van Andy Kuntz. Hij timmert al twintig jaar met o.a de
progressieve metalband Vanden Plas aan de weg als zanger en frontman.
Daarnaast is hij ook actief geweest in verschillende musicals.
Zo speelde hij hoofdrollen in 'Jesus Christ Superstar', 'Rocky
Horror Show', 'Evita' en 'Nostradamus'. Dit is zijn eerste solo-project,
waarin, naar eigen zeggen, zijn hele muzikale achtergrond verwerkt
is.
Het album gaat met 'The Inhabitants of His Diary' meteen geweldig
van start. Een krachtig begin waarin vooral het drumwerk van Andreas
Lill positief opvalt. Toch is het niet een werkstuk vol zogeheten
'powerplay' geworden en dat is al meteen te merken in 'You broke
the Sun'. Een melodieus up-tempo nummer dat in het tweede deel een
refreintje heeft dat niet echt top te noemen is. Bovendien is er
ook nog besloten om een stel achtergrondzangeressen in te zetten
en we hebben het eerste punt van kritiek gevonden. Het is te zoet,
te musicalachtig en te glad op deze manier. Dit probleempje zal nog
terug komen op een paar andere momenten gedurende het album. Afwisseling
is er voldoende. Met achtereenvolgens 'Silence', 'Far away from Heaven',
'Coppermoon (the other site)', 'Hyperion Sunset', 'Gods Driftwood'
en 'Radio Earth' komen een paar prima gevarieerde progmetaltracks
voorbij. Goede keyboard- en gitaarpassages zijn er voldoende te vinden.
Vanden Plas is nooit ver weg maar toch weet het album een eigen geluid
te behouden. Aan het eind van de cd zit het mooiste deel. Na de intro
'Green's Guidance for a Strategy Adventure Game', een verdraaide
stem die de luisteraar een bijna niet te verstaan verhaaltje voorleest,
volgt 'Wildflowersky', een fraaie melodieuze track in de Vanden Plas-stijl.
De afsluiter 'A Boy named Fly' is een hoogtepunt van twaalf minuten.
Het begint rustig maar langzaam komen de gitaren naar voren en komt
de track op gang. Van mij had in het middenstuk de eerdergenoemde
achtergrondzang niet zozeer gehoeven aangezien het de gelickte kant
weer op gaat, maar het blijft nog net aan de goede kant van de streep.
Na een rustig middendeel met piano komt er nog een sterke up-tempo
passage met prima gitaarwerk. Het orkestrale tussenstuk is overigens
geweldig.
Met 'Abydos' is er door Andy Kuntz een sterk werkstuk afgeleverd.
Het is niet zomaar een nevenproject maar een album waarvoor hij zijn
hele gewicht in de strijd heeft geworpen. Slechte stukken zijn niet
te vinden en het enige storende is de al eerder genoemde achtergrondzang.
Ik moet wel bekennen dat het voor mij een groeiplaat was, pas na
een paar keer viel het kwartje.
Abydos is een aanrader voor liefhebbers van progressieve metal. Natuurlijk
voor de mensen die het Vanden Plas werk prima vonden maar ik denk
dat liefhebbers van bijvoorbeeld Dream Theater en Pain of Salvation
dit ook een sterk album zullen vinden.
OProg (8-2004)
Bezetting:
Andy Kuntz - Vocals
Stefan Glass - Guitar, Keyboards
Michael Krauss - Guitar, Keyboards
Andreas Lill - Drums
Plus Additional Musicians
Discografie:
Colour Temple (1995/2002)
AcCut (1996)
The God Thing (1997/2004)
Far Off Grace (1999/2004)
Spirit of Live (2000)
Beyond Daylight (2001)
Acid Mothers Temple and the Cosmic Inferno – Starless and Bible Black Sabbath
|
Label: |
Alien8 Recordings |
Site: |
acidmothers.com |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
40:45 |
Recensent: |
JoJo |
Waardering: |
|
|
Lou Reed ‘componeerde' ooit ‘Metal Machine Music', een dubbelalbum met uitsluitend herrie, om van zijn toenmalige platenmaatschappij af te komen. Dat had tenminste nog een doel. Ik hou van een partijtje kabaal op zijn tijd. U kunt mij gerust wakker schrikken met de stevige klanken van Black Sabbath, de hedendaagse progmetal van Tool of de geëngageerde gekte van Godspeed You Black Emperor. Met die muziek kan ik mij zeer vermaken. Maar wat de Japanse band Acid Mothers Temple op hun zesde album ‘Starless and Bible Black Sabbath' laat horen is structuurloze, melodieloze en emotiearme klereherrie zonder enig doel.
Het werkstuk opent met het titelnummer. Je kiest een eendimensionaal op Black Sabbath geïnspireerd themaatje, herhaalt dat een minuut of dertig en laat de gitarist er lustig overheen soleren met solo's die net zo goed bij een ander thema hadden kunnen passen omdat ze grotendeels los staan van de basis. De drummer kan er weinig van en klinkt alsof hij tijdens de opnames een paar studio's verderop aan het rammen was op een setje koektrommels. Waarbij hij ondersteund wordt door een tweede drummer die dezelfde koekblikken beheerst. De zang is onverstaanbaar. Het is zelfs zo erg dat ik niet eens kan onderscheiden of het Japans of Engels is dat er wordt geschreeuwd.
De tweede en gelukkig al weer laatste track ‘Woman From A Hell' wordt iets beheerster gespeeld - al is dat een relatief begrip bij Acid Mothers Temple - en er zit wat meer lucht in het geluidsspectrum. De kwaliteit van compositie en uitvoering doet mij echter denken aan het eerste de beste bandje in de jeneverstad waar ik woon dat zich na drie keer oefenen al goed genoeg vindt voor de plaatselijke kroeg. Tot ongenoegen van het publiek. Collega OProg vermeldt in zijn weekCD associaties met Hawkwind en in deze track zijn er inderdaad raakvlakken met deze band. Ik schrijf dat met enige schroom omdat ik het trekken van die vergelijking een schoffering van Hawkwind vind. De referentie die hij maakt aan Syd Barrett is echter geen honderdste van een seconde bij mij opgekomen. De albumtitel doet overigens vermoeden dat men ook geïnspireerd is door King Crimson. Die inspiratie is slechts in de titel terug te vinden. Gelukkig maar. Dat zou het alleen maar erger gemaakt hebben.
Ieder jaar kent wel één of meerdere miskopen. Het jaar 2006 nu ook: het hopeloze ‘Starless and Bible Black Sabbath' van Acid Mothers Temple. Probeerde Lou Reed van zijn platenmaatschappij af te komen, deze band komt van mij af. Tot in lengte van jaren.
JoJo (05-2006)
Bezetting:
Tabata Mitsuru - bass, vocal, maratab
Higashi Hiroshi - electronics, dancin'king
Shimura Koji - drums, latino cool
Okano Futoshi - drums, god speed
Kawabata Makoto - guitars, speed guru
Discografie:
IAO Chant from the Cosmic Inferno (2005)
Demons from Nipples (2005)
Anthem of the Space (2005)
Another Band from the Cosmic Inferno (2005)
Just Another Band from the Cosmic Inferno (2005)
Starless and Bible Black Sabbath (2006)
Advent -
Cantus Firmus
|
Label: |
Adventmusic |
Site: |
adventmusic.net |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
69:19 |
Recensent: |
JoJo |
Waardering: |
|
|
Ik ben ongelovig. Streng atheïstisch zou ik zeggen. Toch heb ik mij altijd aangesproken gevoeld door de symbolen en rituelen van diverse godsdiensten. Ook voel ik de aantrekkingskracht van klassieke muziek met religieuze stijlkenmerken zoals die zijn terug te vinden in bijvoorbeeld requiems. Met dit soort symboliek en stijlfiguren is het album ‘Cantus Firmus' van de Amerikaanse band Advent doordesemd. Het is een op structuren uit de klassieke muziek gebaseerd werkstuk met kenmerken die mij doen denken aan psalmen en aan …… Gentle Giant. Dit laatste niet alleen door de complexiteit van de composities en de onverwachte breaks maar zeker ook door de polyfone zang waarop ook de giganten van Gentle Giant patent hadden. Ik benadruk wel dat het hier om de vorm gaat, niet om religieuze inhoud. Daar ben ik niet in geïnteresseerd, dat wil ik graag zo houden en daar zijn andere artiesten voor.
De ‘Cantus Firmus' is een middeleeuwse benaming voor een melodie waaromheen de
andere stemmen van een polyfone c.q. meerstemmige compositie zijn geschreven.
De polyfonie vormt daarmee het hart van de compositie. Een wijze van componeren
die Advent op dit bijzondere en uitstekende album regelmatig volgt. De partij
die de ‘Cantus
Firmus' zong of speelde was van oudsher de tenor, in dit geval is dat Henry Ptak
ondersteund door broer Mark Ptak. Hun stemmen bevinden zich in dezelfde tonale
regionen.
Het album opent met het uitsluitend a capella gezongen ‘GK Contramundum' dat
overloopt in het krachtige ‘Awaiting The Call ...'. Een instrumentaal dat gedomineerd
wordt door de immense keys van de broers Ptak die zowel de melodie als de onderstroom
spelen, ondersteund door prima solo- en rhythmgitaarwerk van Benjamin. Een kleine
kanttekening zet ik bij het volume van de keys. Die staan te hard in het geluidsspectrum.
Een absolute uitschieter vormt ‘Parenting Parents' dat alle genoemde klassieke-
en religieuze stijlkenmerken bevat en mij zowel qua tekst als uitvoering de rillingen
bezorgt. In positieve zin dan. Een passage als “Once it was summer. And everything
seemed to get by on its own. Then comes a season. We weather together, but finish
alone”, gezongen met de akoestiek en de zo karakteristieke ijle galm van een
kerk laat mij dan ook niet onberoerd. De finale kerkklokken doen de rest. ‘Utter
Once Her Name' en ‘Remembering When' gaan in aanvang door in dezelfde gedragen
en spirituele sfeer en refereren door de partijen op akoestische en elektrische
gitaar ook enigszins aan Anthony Phillips ten tijde van ‘Wise After the Event'.
Het achttien minuten durende complexe ‘Ramblin' Sailor' vormt het hart van het
werk en is een knap gespeeld, gezongen en gecomponeerd stuk met veel afwisseling
en folkinvloed. ‘Your Healing Hand' bevat veel samenzang, later aangekleed met
prachtige toetsen en gitaar. In ‘Firmus Finale' komt zoals verwacht alles samen.
Er zijn twee bonustracks toegevoegd die in 1992 reeds 24-track zijn opgenomen en hier eindelijk zijn omgezet naar het digitale format. Vooral de tien minuten ‘Alison Waits (A Ghost Story)' zijn smikkelen en smullen. Advent was namelijk al jaren bezig met het schrijven en verder perfectioneren van ‘Cantus Firmus'. Dat betaalt zich uit in een indrukwekkend werkstuk dat ik nog vaak zal draaien.
JoJo (06-2006)
Bezetting:
Alan Benjamin - guitars, stick, bass, mandolin, recorder
Henry Ptak - keyboards, lead vocals, backing vocals, electronic percussion
Mark Ptak - keyboards, backing vocals, percussion
Drew Siciliano - drums
met:
Shunji Saegusa - bass on ‘Ramblin Sailor'
Ken Serio - drums on ‘Álison Waits (A Ghost Story)
Discografie:
Advent (1997)
Cantus Firmus (2006)
Æon Spoke - Æon Spoke
|
Label: |
SPV |
Site: |
aeonspoke |
Jaar: |
2007 |
Duur: |
45:09 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Het Amerikaanse Æon Spoke bestaat uit Paul Masvidal (guitar, vocals), Sean Reinert (drums, backing vocals) en een zekere Evo (guitar). De eerste twee zijn bekend geworden met hun prog-art rock-metalband Cynic. Deze band was weergaloos populair en behaalde een bestsellerstatus met het album ‘Focus’. Na een enerverende wereldtournee met Cynic vormden ze met de al genoemde Evo de groep Æon Spoke. Hun beroemdheid had tot gevolg dat het debuutalbum getiteld ‘Aeon Spoke’ werd gemixed door Warren Riker. Deze man heeft al driemaal een Grammy gewonnen voor productie- en mixwerk voor o.a. Santana, Aerosmith, Korn en Sublime. Debutalbum wordt het genoemd maar volgens mijn informatie hebben ze in 2004 al het album ‘Above The Buried Cry’ gemaakt.
Hoe pakt dit nu allemaal uit? Er zijn hier een aantal referenties te noemen zoals Muse en Radiohead en, als we vergelijken met meer traditionele progbands, Pinapple Thief. Zeker als we de eerste vier nummers van de tien songs beluisteren. Lichtvoetig, hitgevoelig, songs van rond vier minuten, uitstekend geproduceerd en de keyboards mis je gewoon niet. Vooral ‘No Answers’ is zo’n lekker ritmisch lopende song die me ook wel aan de Deense band Kashmir doet denken. De nummers beschrijven de diepe emoties en spirituele kanten van het mens-zijn gebaseerd op ervaringen die songwriter Paul Masvidal heeft opgedaan tijdens de verzorging van terminale patiënten. Geen vrolijk kader maar het verklaart wel de sombere ondertoon die de muziek heeft. Deze sferen zijn verweven in klassieke folk/rock patronen, gehuld in een moderne jas. Een prachtig voorbeeld is daarvan ‘Nothing’ waarbij het contrastrijke eindakkoord lekker heavy is. Een kanteling maakt het album met ‘The Fisher Tale’ warbij opeens Anathema als vergelijk genoemd moet worden. Aarzelende gitaren die uiteindelijk de weg vinden in een machtige loop, zwaar drumwerk en een treurige zangpartij die het geheel afmaakt. Een hoogtepunt van de cd, ongetwijfeld. Het volgende ‘Emmanuel’ blijft ook zo emotioneel treurig waarbij de gitaren geweldig meehuilen. Piano opent ‘Grace’, onduidelijk is wie dit speelt, maar die blijft eenvoudig van patroon en maakt het nummer een beetje slaperig nu de gitaren een stapje terug moeten. ‘Pablo at the park’ is terug naar een meer mainstream songaanpak en is daardoor voor progliefhebbers wat minder interessant. Maar de laatste twee songs, ‘Yellowman’ en ‘Silence’, hebben meer ruimte voor creatieve gitaarwendingen waarbij de sombere stemming opnieuw niet weggaat.
Æon Spoke heeft met dit “debuut” een sterk staaltje geleverd. Het is een jonge band die put uit oude en nieuwe muziekstijlen en daarmee een eigen brouwsel heeft ontwikkeld dat naar meer doet verlangen. Misschien niet direct een progband maar “Close to the Edge” een heel interessante en uitstekende cd.
JProg (3-2007)
Bezetting:
Paul Masvidal - guitar, vocals
Sean Reinert - drums, backing vocals
Evo - guitar
Discografie:
Above The Buried Cry (2004)
Æon Spoke (2007)
After... - Endless Lunatic
|
Label: |
Oskar Productions |
Site: |
after |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
48:26 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Een tamelijk onbekende band is het Poolse After….Op zich niet vreemd, de groep heeft na langdurige opnamearbeid die gekenmerkt werd door allerlei problemen pas eind 2005 het eerste album uitgebracht. Verder speelde men een keer in Nederland en fungeerde als supportact bij Fish tijdens zijn tour in Polen. Er waren sinds de start in 2002 een aantal bandwissels en ze hebben kennelijk wat relaties met Colin Bass (Camel) gezien het identieke cd-label - Oskar - bekend van zijn solowerk. De band lijkt nu redelijk stabiel en naast geplande optredens dit jaar in Nederland is ook een tweede album in de maak.
De zes mans band wordt met deze eerste cd ‘Endless Lunatic’ heavy en neoprogressief gepositioneerd. Ikzelf vind het meer melodisch progressief met af en toe een stevig fundament. De twee gitaristen, Czarek Bregier en Wojtek Tymiński, zijn meestal dominant en zijn uitstekend. Krzysiek Drogowsk zingt in het Engels en dat doet hij niet overweldigend maar gewoon goed.
De eerste track, ‘Closed Shame’, grijpt weliswaar niet direct de luisteraar beet hoewel het aangenaam klinkt. Het album bevat relatief korte songs, zo rond vijf minuten, die refereren aan het oude Quidam, kundig gespeeld en helder gecomponeerd met genoeg ruimte voor details. ‘Away’ begint spannender dan de opener en deze track heeft een lekker ruimtelijke karakter door het sferische toetsenspel van Tomek Wiśniewski begeleid door ingehouden gitaren. ‘Between Shadows’ is een hoogtepuntje, zomers getint, lichtvoetig met mooie gitaarsolo’s. ‘Wonderful Mistakes’ is erg laid-back met mooie keyboards gevolgd door voor mij de minste song van het album, ‘I wounded’. Het bestaat grotendeels uit zang met piano waarbij de zanger niet goed uit de verf komt. Hij kan zulke songs beter laten, de steviger tracks gaan hem makkelijker af. ‘Dreams hang on Walls’ is veel beter met mooie fluiten van Quidam’s Jacek Zasada en weer lekkere gitaarlopen. ‘Spiders’ mag er ook zijn en heeft een prachtige gitaar- toetsenwand waarbij de degelijke ritmesectie gevormd Mariusz Ziółkowski (bas) en Radek Więckowski (drums) uitstekend het geheel omlijst. Symfonisch wordt het zelfs met ’Cleaning the Scars’, aangevuld door wuivende gitaren waarbij het opnieuw midtempo blijft. Het afsluitende ‘Kite’ is verrassend, enerzijds omdat het ruim tien minuten duurt en anderzijds omdat het geheel instrumentaal is. Het is een ontspannen en mooie staalkaart van het technisch kunnen van de band met als speciale gast Colin Bass die uiteraard de basgitaar ter hand neemt.
‘Endless Lunatic’ is een goede cd, niet direct vernieuwend, maar met uitstekend gestructureerde songs die gewoon lekker klinken. De band kan prima spelen en dat biedt een mooi perspectief voor een volgend album. Vertaal dan wel de aanvullende teksten in het cd-boekje in het Engels, van Pools zullen er velen met mij nog steeds weinig meekrijgen.
JProg (3-2007)
Bezetting:
Krzysiek Drogowski - zang
Czarek Bregier - gitaar
Wojtek Tymiński - gitaar
Mariusz Ziółkowski - bas
Radek Więckowski - drums
Tomek Wiśniewski - toetsen
Gasten:
Colin Bass (Camel) op ‘Kite’
Józef Skrzek (SBB) op ‘Kite’
Jacek Zasada (Quidam) op ‘Closed Shame’ en ‘Dreams hang on Walls’
Discografie:
Endless Lunatic (2005)
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Ineens ontdek je dat een bepaald minder bekend album door de jaren heen gezien toch wel een meesterwerkje is. Al is het alleen al omdat het schijfje nog steeds de eer heeft met regelmaat de kast uit te komen. Dat zou je een relatief wondertje kunnen noemen, aangezien nogal veel albums ondergesneeuwd worden door een grote berg nieuwe uitgaves. Is het voor een bekende klassieker normaal om regelmatig rondjes in de speler te draaien, als je als album opgenomen bent in de Klang Studio in het soms koude Finland, dan is het des te leuker.
Het album waar wij over spreken is ‘Imageness', de band Ageness en het jaar van verschijnen 1998. Deze Finse band was voortgekomen uit de band Scarab. Tenminste, zanger en alleskunner Tonny Eriksson en drummer Kari Saaristo kwamen uit deze formatie. Het enige wapenfeit van deze band was een in 1983 verschenen titelloos album. Later is deze nog zeer gelimiteerd uitgebracht op cd als ‘Two Vintage Ageness Recordings: Scarab: The Album & Live at Tavastia Club'. Na de formering van Ageness zelf verscheen in 1992 het aardige ‘Showing Places'. Deze schijf bevat redelijke neo-prog. Stukken beter is ‘Rituals' uit 1995. Hierop heeft de band haar draai gevonden. Zeer goede composities en pakkende muziekstukken. Nog steeds is een grote invloed van Genesis te bespeuren maar ook Rush en Saga zijn duidelijk hoorbaar. Dit geheel is allemaal op een zeer originele en voor Ageness herkenbare manier samengevoegd met als eindresultaat een zeer eigen geluid.
Drie jaar gingen er voorbij voordat ‘Imageness' verscheen. Dit album laat horen dat de band zeker beter is geworden. De nummers pakken wat meer en zijn beter uitgewerkt. Voor mij persoonlijk heeft ‘Imageness' drie hoogtepunten. De eerste twee, te weten ‘Line of Force' en ‘Fear' en het absolute hoogtepunt, het zesentwintig minuut tellende ‘Sequels (the feast of Fools)'. Dit is zulke heerlijke, afwisselende, krachtige prog. Het lijkt het meeste op een kruising tussen Yes, Genesis en Rush, alleen dan op een moderne manier. Het Rush-gevoel komt voor een groot deel door de zang, de toetsen door Genesis en Yes. Met name de zeer afwisselende epic heeft enkele geweldige gitaarpassages, die de herinnering aan Hackett oproepen. Kortom, dit is muziek om niet over te praten, maar om naar te luisteren!
‘Imageness' is gewoon een meesterwerk en ik kijk ook al sinds het uitkomen van het album uit naar de opvolger. Laten we hopen en duimen dat in 2006 eindelijk ‘Liar's Liar' uit gaat komen!
OProg (10-2005)
Bezetting:
Tommy Eriksson - vocals, synths, acoustic guitars, grand piano,
noises, choirs, some organ, programming, electric guitar harmonies
Jarri Ukkonen - bass
Kari Saaristo - drums
Jari Laasanen - organ
Marko Karhu - guitars
Discografie:
Two vintage Ageness recordings - Scarab: The album & Live at
the Tavastia Club 30.6.1983 (1983)
Showing Paces (1992)
Rituals (1995)
Imageness (1998)
Allen, Russell -
Atomic Soul
|
Label: |
|
Site: |
symphonyx.com |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
50:11 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Russel Allen heeft de afgelopen jaren naam gemaakt met zijn band Symphony X. Daarnaast heeft hij meegedaan met Arjan Lucassen's 'Star One' project. Ik heb in de afgelopen periode regelmatig gelezen dat Allen de beste zanger is binnen de progressieve metal. Dit gaat misschien wel heel erg ver maar hij hoort zeker bij de absolute top.
'Atomic Soul' komt uit een heel ander vaatje dan waar de muziek van Symphony
X uitkomt. Misschien ergens ook wel logisch, waarom zou je een soloalbum
maken dat klinkt als de band waar je ook inzit. Hier is dan ook geen sprake
van hedendaagse progressieve metal. We stappen als het ware in het vliegtuig
en landen in de jaren zeventig, dat is het gevoel dat dit album bij mij oproept.
We komen in de tijd van het oude Black Sabbath, Led Zeppelin en Dio. De tijd
van de heavy metal. Russel neemt de luisteraar mee naar zijn roots waarbij
meteen opvalt dat zijn stem een stuk rauwer klinkt. Of dit me bevalt is een
tweede. Ja, het is inderdaad knap gezongen. Nee, mij bevalt zijn stem zoals
ik hem ken beter. Uitschieters kom ik eigenlijk niet tegen. Of het zou 'Gaia'
moeten zijn, dat het meest proggy is. Nummers vallen soms wel op door hun
hardheid, zoals 'Blackout'.
Dan is er ook nog het feit dat de heer Allen zo goed als alles zelf wilde doen. Naast zanger doet hij mee als producer, bassist, gitarist en toetsenist. Hier en daar bijgestaan door twee vrienden van Symphony X, te weten gitarist Michael
Romeo en toetsenist Michael Pinella. Jens Johansson van Stratovarius speelt nog
een keyboardsolo en zo komen we bij het einde van dit reisje van vijftig minuten.
Toegegeven, het is niet onaardig maar ook nergens top. Mede door het teveel zelf
willen doen zijn er weinig tot geen hoogtepunten en sta ik niet te springen van
enthousiasme om dit album in de toekomst vaak op te gaan zetten. Kortom, een
redelijk album en dat komt uit op twee OJE's. Niet meer en niet minder.
OProg (5-2005)
Bezetting:
Russell Allen - vocals, guitar, bass, keyboards
Jens Johannson - keyboards on 'Atomic Soul'
Robert Nelson - drums
Michael Pinella - keyboards
Michael Romero - guitar
Discografie:
Atomic Soul (2005)
Alquin
- Blue Planet
|
Label: |
Hunter
Music |
Site: |
- |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
64:54 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Ik ben altijd een fan van Alquin geweest. Met
name tijdens de eerste twee lp’s, ‘Marks’ en ‘Mountain
Queen’, speelde
de band een interessante mix van allerlei stijlen. Dit werd verwerkt
in vaak lang uitgesponnen nummers zonder dat een pakkende songstructuur
uit het oog verloren werd. De volgende albums ‘Nobody Can Wait
Forever’ en vooral het zwakste album van de band, ‘Best
Kept Secret’, waren meer “mainstream” pop en luidden
het einde van het vrij korte bestaan van de groep in. Het album On
Tour in 1976 was het voorlopige slotakkoord van de band. Pas in 2003
werd opnieuw de draad opgepakt wat leidde tot de live-dubbelaar ‘One
more Night’, een registratie van een succesvolle Nederlandse
tour. Dit werkte kennelijk zo motiverend dat er nu zelfs een nieuw
studioabum gemaakt is, genaamd ’Blue Planet’. Ik heb
de cd al een maandje of wat in huis en ondanks de zeer lovende reacties
alom, ik wist niet dat Alquin zó goed was, wil het maar niet
tot een veeldraaier uitgroeien. Waarom niet? Een verklaring.
De instrumentale opener ‘Return to the Blue Planet’ is
prima, echt Alquin. De gitaar van Ferdinand Bakker en de toetsen
van Dick Franssen harmoniëren als vanouds met de sax van Ronald
Ottenhoff en de enige nieuwkomer Walter Latuperissa, bas en Job Tarenskeen,
drums zijn een hecht duo en leveren degelijk werk. Op ‘Murder
in the Park’ pakt Michel van Dijk de zang op alsof hij niet
weggeweest is. Een mooi dreigend nummer met een erg melodramatische
tekst. Maar tot zover geen problemen. ‘Over and Out’ heeft
een lekker ritme wat verstoord wordt door een lullig zangrefreintje.
Maar daar valt overheen te komen, de sax duelleert mooi met de Hammond
en de gitaar en zij waarderen het nummer voldoende op. Maar een topsong
is het bepaald niet. Het korte ‘The Hitman’ is de Alquin
uit hun beste periode maar het is wel brave muziek geworden. Of is
stilstand hier achteruitgang? ‘Falling’ biedt wat meer
vuur hoewel langzaam een zeker onbehagen bij mij ontstaat. Is dat
niet erg ‘oude
lullen’ muziek. Wat is hier nu progressief aan. Ik hoor goed
beschouwd alleen maar weerklanken van vroeger. Een bevestiging van
dit gevoel brengt ‘Love - A little Thing’ onmiddellijk.
Een niemendalletje met smartlapkenmerken. ‘Terroreyes’ brengt
gelukkig interessantere kost door meer muzikaal avontuur. Maar de
tekst vind ik erg oubollig. Een zeikverhaal waar ik echt
kromme tenen van krijg. De stilteknip in het nummer is helaas niet
het eind van de song. Doorbijten naar ‘2 Days 2 Nights’.
Aardig popnummertje maar gedateerd. ‘Pictures’ geeft
gelukkig enig licht. Een zwoele song met prima zang. Michel van Dijk
is een goede zanger maar geen topper. Dat heb ik nooit gevonden en
nu nog niet. ’Enough = enough’ is een slaapnummertje
met een verschrikkelijke slidegitaar die volgens mij niet helemaal
zuiver gespeeld wordt. De sax kan er ook niets mee. Het minste nummer
tot nu toe. Het uptempo ‘Singapore Connection’ begint
hoopvol maar het koortje brengt het zowat om zeep en de zang overtuigt
ook al niet. ‘Cherise’ vormt een redelijk herstel en
brengt de luisteraar enigszins bij de les hoewel de tekst de tenen
weer doet samentrekken. Het afsluitende ‘The Beach’ is
gelukkig uitstekend en brengt nog wat extra punten binnen.
Ik weet niet of mijn oren nu zo verwend zijn geraakt, maar deze nieuwe
Alquin heeft me niet in de wolken gebracht. Tussen een goed begin en
een goed eind een matig, af en toe aardig album met een mooie verpakking,
braaf tot op het bot en alsof de tijd stilgestaan heeft. De songs zijn
korter dan vroeger, veel popdeuntjes, maar nieuwe zieltjes zullen ze
er niet door winnen. En gewonnen zieltjes niet altijd gelukkig maken.
JProg (11-2005)
Bezetting:
Michel van Dijk - zang
Ferdinand Bakker - gitaar, viool, piano, zang
Dick Franssen - toetsen
Ronald Ottenhoff - saxofoon
Walter Latuperissa - bas, zang
Job Tarenskeen - drums, zang
Marks (1972)
Mountain Queen (1973)
Nobody Can Wait Forever (1975)
Best Kept Secret (1976)
On Tour [live] (1976)
One More Night [live] (2003)
The Ultimate Collection (2005)
Blue Planet (2005)
Anfinson,
Jane - Precious Details
|
Label: |
Eigen
beheer |
Site: |
cdbaby.com |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
58:21 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Ditmaal een bespreking van een cd van de uit de Verenigde Staten afkomstige
Jane Anfinson, een naam die voor zowat iedere progfan onbekend zal
zijn. De muziek die ze maakt kan dan ook niet direct tot het progressieve
segment gerekend worden hoewel er zeker raakvlakken zijn. Ze speelt
viool en zingt, daarbij ondersteund door bas en slagwerk. Alle composities
zijn van haarzelf en bevatten teksten over dagdromerijen, reizen en
relaties. Noem het melodic rock met uitstapjes naar folk en classic
rock vermengd met progressieve elementen, hoewel de laatste sporadisch
zijn.
De twaalf nummers op ‘Precious Details’ zijn heel gevarieerd.
Ik vind wel dat ze beter viool kan spelen dan zingen. Ze weet haar
stem op vele manieren te gebruiken maar ze is niet altijd even tonisch,
zeker niet bij de eerste beluisteringen. De muziek heeft avant-gardistische
trekken maar dan vanuit de folk benaderd. Jane Anfinson lijkt mij
een assertieve dame, dit is in haar muziek hoorbaar en voelbaar.
De productie vind ik niet top, veel laag en af en toe een vreemde
mix van vooral de zang, maar is geheel beschouwd voldoende. Het is
op een aantal locaties opgenomen en ik betwijfel wel of dit daarvoor
geheel toegeruste muziekstudio’s
waren. Vooral de microfoonopstellingen hadden beter gekund. Uitschieters
zijn voor mij het stevige ‘Night Flight’, de ballad ‘Muses’,
het tegendraadse ‘Violet’ en het instrumentale, King
Crimson-achtige, ‘Noticing
Change’.
Resumerend, de cd is een vreemde eend in de progbijt, maar wel één
die een onderhoudend uur muziek biedt welke niet al te ver van het
bekendere werk af is. De cd is in eigen beheer gemaakt maar wel bij
o.a. Amazon verkrijgbaar en is in een fraaie hoes, niet zoals men
zou verwachten van de hand van Jane zelf, gehuld.
JProg (8-2005)
Bezetting:
Jane Anfinson - vocals, electric violin
John Wright - bass
Eddie Estrin - percussion
David Lewis - drums
Discografie:
Precious Details (2005)
Na lang in het grote niets verdwenen te zijn geweest heeft Anyone's
Daughter een aantal jaren geleden een gedaantewisseling ondergaan.
Dat heeft geresulteerd in een veel moderner geluid, dat geheel anders
is dan de muziek waardoor de groep bekend en gewaardeerd werd. Achttien
jaar na 'Neue Sterne' werd in 2001 het album 'Danger World' uitgebracht
waarop de korte popsong overheerst. Van de oude Adonis-bezetting zijn
alleen nog de toetsenist Matthias Ulmer en gitarist Uwe Karpa over.
Opvallende nieuwkomers zijn zanger André Carswell en Raoul Walton
als bassist. Afkomstig uit de USA zorgen zij voor solide bijdragen
die de band een on-Duits karakter geven.
Anyone's Daughter II heeft met 'Wrong' een album uitgebracht dat meer
progressieve elementen heeft dan de voorganger. De opener en titelsong
'The Wrong' zorgt direct voor het nodige kippenvel en dat niet alleen
door de actuele tekstuele lading.
"Once a lonely Planet, without
Time or Cause, soon became a Target, for the holy Wars, Leaders
talked to Leaders, trading Oil and Gold, diplomatic Dreamers,
watch as Wars unfold".
De negen songs op het album zijn heel afwisselend
waarbij de stevige productie een bij vlagen metal-achtig fundament
aan de nummers geeft. 'Miscellaneous', vol progrock elementen en
het ruige 'Your Time', jammer van het lullige refrein, zijn daar
goede voorbeelden van. Maar overheersend zijn toch de met mooie
details vervlochten poppy songs. Ook de ballad-rock wordt niet
vergeten met 'Far Away' en 'Fade Out' waarin de gitaarloop van
Karpa naast Ulmer's stuwende keyboards heel mooi uitpakken. Het
wat gladde 'Out of this World' heeft zelfs hitpotentie, zeker na
wat meer luisterbeurten. De radio-edit ervan is als bonus toegevoegd
dus dat vindt de band kennelijk zelf ook. 'Without You' vol prachtige
toetsen en een schitterende gitaarsolo, is weer zo'n wonderschoon
rustpunt op de cd, waarbij eens te meer blijkt wat een veelzijdig
zanger Carswell is. 'Helios Reloaded' sluit het album spetterend
af, hoewel de track voor mij te onrustig blijft. Waarna dus de
radio-edit zoals reeds vermeld als toegift.
Concluderend heeft dit Anyone's Daughter een zeer solide werkstuk
afgeleverd. Maar verwacht geen muziek zoals de band in de beginjaren
voortbracht, want daar heeft het weinig meer mee te maken. Maar als
dat geen probleem is, men heeft bepaald geen "fout" album
afgeleverd.
De hoes vond ik bij de eerste kennismaking niet iets om erg enthousiast
van te worden, maar toegegeven, het zorgt voor een zeer herkenbare
en opvallende cd in de verzameling.
"There any one Solution, is there
any Hope at all, is there anything to make it right, is there
Anybody's Daughter, is there anybody's Son, Born to Fight – The
Wrong"
Helaas.
JProg (9-2004)
Bezetting:
Andre Carswell - lead vocals
Uwe Karpa - guitars
Peter Kumpf - drums
Matthias Ulmer - keys, background vocals
Raoul Walton - bass
Discografie:
Adonis (1979)
Any's Daughter (1980)
Piktors Verwandlungen (1981)
In Blau (1982)
Neue Sterne (1983)
Danger World (2001)
Requested Document Live 1980-83 (2001)
Requested Document Live 1980-83 Vol. 2 (2003)
Wrong (2004)
Arena
- Pepper's Ghost
|
Label: |
Verglas |
Site: |
Verglas
Store |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
52:35 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Het zesde album van Arena is geen eenvoudig werkje geworden.
De stijl van hun "sound" welke in de loop van de tien
jaar van het bestaan is ontwikkeld is op dit album nog altijd
onmiskenbaar aanwezig. Maar het geluid is veel steviger geworden.
Opvallend is met name het opdraaien van de versterkers van John
Mitchell. Zo hard heeft hij nog niet geklonken maar de gehele
productie is, waarschijnlijk vooral door de inbreng van Karl
Groom als co-engineer, de richting van de progmetal van Threshold
opgegaan. Arena is daardoor anders geworden en dat is even wennen.
De eerste luisterbeurten waren voor mij licht teleurstellend.
Het album laat zich moeilijk ontdooien. Pas na vele draaibeurten
komen de details naar voren en krijgen de in de Arena muziek
zo kenmerkende stijlfiguren een herkenbare en logische plaats.
De titel, 'Pepper's Ghost', verwijst naar een goocheltruc met spiegelend
glas welke door ene Dr Pepper in de 19e eeuw is bedacht en vaak
op kermissen werd vertoond. De bijzondere en mooie digipack uitvoering
van het album doet vermoeden met een conceptalbum te maken te hebben.
Elk bandlid is in een apart stripverhaaltje als hoofdpersoon afgebeeld
met ieder een eigen thema zonder dat er een samenhangend verhaal
achter zit. Op de zeven nummers van het album zijn deze onderwerpen
muzikaal uitgewerkt.
De kermisgeluiden bij de start 'Bedlam Fayre' passen goed bij de
uitstraling van het artwork, het Engeland van de 19e eeuw. De hardere
Arena laat zich direct gelden met opvallende deels vervormde zang
van Rob Sowden en, zoals reeds gemeld, het stevige gitaarwerk van
John Mitchell. Het volgende 'Smoke and Mirrors' heeft diverse muzikale
sferen die na wat luisterbeurten goed samensmelten tot een geheel.
Opnieuw Mitchell in een hoofdrol waarbij Clive Nolan regelmatig
het duel met hem opzoekt. Een welkom rustpunt wordt gevonden met
het begin van 'The Shattered Room' dat wat vertrouwdere Arena-elementen
kent. Rob Sowden ontspant zich als een Contagion's 'Painted Man'
waarna de band weer vol gas geeft en naar een fraai hoogtepunt
toewerkt. 'The Eyes Of Lara Moon' begint als een ballad maar al
snel ontwikkelt de song zich naar het Arena nieuwe stijl geluid.
Prachtige stuwende gitaren waarbij Clive Nolan zich met zijn toetsen
op de achtergrond houdt. Het koppel Mike Pointer/Ian Salmon smeden,
zoals op het gehele album, de boel goed aaneen. Het volgende 'Tantalus',
met een rustige en sterke zangopening van Rob Sowden, gesteund
door piano en backing vocals van Nolan, zorgt voor een meer traditioneler
Arena vervolg. 'Purgatory Road' begint met spookachtige gitaarklanken
waarna op een prachtig tapijt van toetsen en wederom ruige gitaren
gevarieerd en inventief verder gewerkt wordt en een pakkend zangrefrein
zich al snel in de kop nestelt.
Het ruim dertien minuten durende 'Opera Fanatica' is het klapstuk
van de cd. Het nummer is in tegenstelling tot te doen gebruikelijk,
geheel door Clive Nolan geschreven. De muziek van de overige songs
is van Pointer-Nolan-Mitchell, alle teksten zijn van Nolan. Het
begin is nogal merkwaardig met tegendraadse operazang. De band
weet dit element echter goed in de muziek te verwerken zoals later
zal blijken. Het nummer biedt een scala aan variaties op allerlei
gebied. Gitaar, toetsen, zang, alles loopt goed gestructureerd
door elkaar met talloze tempowisselingen en melodielijnen. Daarbij
blijft voldoende ruimte beschikbaar voor solistische hoogstandjes.
Een lust voor het progressieve oor.
Samenvattend is, na de eerste aarzeling die wat langer duurde dan
anders, duidelijk dat we hier met een in alle opzichten bijzonder
album te maken hebben van een band in topvorm. Het Arena geluid
is gebleven maar er zijn wezenlijke elementen aan toegevoegd die
voor iets nieuws zorgen. Gebaseerd op een diepere analyse en na
de songs de tijd gegund te hebben zich voor mijn gehoor te ontwikkelen
moet ik vaststellen: dit is een album "Hors Catégorie".
Met een geweldige John Mitchell en dito Rob Sowden zonder de anderen
te kort te doen. Van een aanvankelijke 3 op de schaal van 5 OJE's
is de maximale score niet anders dan terecht.
"The King is Dead but Arena is still Alive".
JProg (1-2005)
Bezetting:
Clive Nolan - keyboards
Rob Sowden - zang
Ian Salmon - bas
Mick Pointer - drums
John Mitchell - gitaar
Arena
- Ten Years On 1995-2005
|
Label: |
Verglas |
Site: |
Verglas
Store |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
71:05 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Arena was jarig en om dit heugelijke feit
te vieren, de band was immers tien geworden, is er een verzamelalbum
uitgekomen gehuld in een fraaie hoes. In 1995 kwam het eerste album
van Arena uit. Het was een samenwerking van ex-Marillion drummer
Mick Pointer en Clive Nolan. ‘Songs from the Lions Cage' was een
zeer sterk en mooi gemaakt album. Bezettingswijzigingen vonden
volop plaats met voor de luisteraar de meest opvallende: het wisselen
van zanger. Zo maakte John Carson plaats voor Paul Wrightson. Ook
Keith More verdween en werd vervangen door de tegenwoordig alom
bekende gitarist John Mitchell. Hij is voor het eerst op een regulier
album te horen op ‘The Visitor', dat tevens de doorbraak voor de
Britse band betekende. Hier lieten de heren het gelukkig niet bij.
Het vervolg in de vorm van ‘Immortal?', waarop Wrightson is vervangen
door Rob Sowden, is een persoonlijke favoriet. Met de releases
van ‘Contagion' en ‘Pepper's
Ghost' heeft de groep inmiddels bewezen dat ze eigenlijk alleen maar
topmuziek kan maken. Een kort overzicht van de nu al imposante carrière
is verschenen onder de naam ‘Ten Years On 1995-2005'.
Geen studioalbum
is voor deze compilatie overgeslagen. Van het debuut komen we ‘Solomon' tegen in de originele versie. Bijzonder dat het
de originele versie is? Misschien wel want het schitterende, van ‘Pride'
afkomstige ‘Empire Of A Thousand Days', is opnieuw ingezongen door
Rob Sowden. Jammer? Niet echt want het voegt weer iets toe voor de
verzamelaar, hoewel ik wel moet bekennen de intense zang van Paul
Wrightson een beetje te missen. ‘The Visitor' levert één
van de hoogtepunten van de band, het door gitaar grootgemaakte ‘The
Hanging Tree' evenals ‘Crack in the Ice'. Bij het van ‘Immortal?'
afkomstige ‘Chosen' stuiten we op de tweede reden om als fan dit
album te kopen. Er is niet gekozen voor de studioversie, maar voor
een fraaie liveopname. Van ‘Contagion' zijn twee nummers geselecteerd, ‘Skin
Game' en ‘Salamander'. Jammer, want in mijn optiek zijn dit niet
de beste tracks van het conceptalbum. Daarnaast lopen ze op het originele
album door in de opvolgende nummers en hebben we nu bij met name ‘Salamander'
te maken met een nogal abrupte fade-out actie. ‘Pepper's
Ghost' is
aanwezig met ‘Smoke & Mirror's en ‘Bedlam Fayre'
Wat ik persoonlijk
altijd jammer vind is dat er in de trackvolgorde van veel verzamelaars
niet echt logica in de vorm van een chronologische volgorde te bespeuren
is. Ook nu is dat weer het geval. Verder ben ik best tevreden met
deze cd. De hoes is mooi en het boekje beknopt maar zeker informatief.
Wie moeten dit album kopen? De progliefhebbers
die nog niets van de band bezitten of de zeer fanatieke fans in verband
met twee nummers die nergens anders op staan. De rest zou ik aan
willen raden eerst de zeer sterke discografie van Arena compleet
te maken.
Bezetting:
John Mitchell - gitaar
Clive Nolan - toetsen
Mick Pointer - drums
Ian Salmon - basgitaar
Rob Sowden - zang
John Carson - zang
John Jowitt - basgitaar
Keith More - gitaar
Cliff Orsi - basgitaar
Paul Wrightson - zang
Discografie:
Songs from the Lions Cage (1995)
Edits (1996)
Pride (1996)
The Cry (1997)
Welcome to the Stage (1997)
The Visitor (1998)
Immortal ? (2000)
Breakfast in Biarritz (2001)
Contagion (2003)
Contagium (2003)
Contagious (2003)
Live & Life (2004)
Pepper's Ghost (2004)
Ten Years On 1995-2005 (2006)
Arcansiel
- Swimming in the Sand
|
Label: |
Musea |
Site: |
Arcansiel |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
64:12 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Het Italiaanse Arcansiel heeft in het verleden,
tussen 1988 en 1994, een drietal albums gemaakt. Na een lange stilte
is er opeens Swimming In The Sand - The Best-Of 1988-2004. De band
heeft het beste oude werk opnieuw gespeeld en dit met een nieuwe
song, tevens single, Swimming in the Sand, gecompleteerd. Dus 'the
best of' is ten dele juist. Maar de groep zorgt met deze Musea-uitgave
wel voor een verrassend goede 2004-release.
De band speelt een mix van neoprog en elementen die doen denken aan
de meer symfonisch georiënteerde Seventies-bands uit Italië en
Engeland. De uitstekende zanger Paolo Baltaro zet op zeer overtuigende
wijze de zes songs op deze pseudo-verzamelaar neer. De uiterst vakkundige
medebandleden schuwen daarnaast avonturen niet. Daardoor ontstaat
een rijke afwisseling van directe melodieën gevolgd door meer
ingewikkelde instrumentale passages waarin naast de gitaar en toetsen,
de fluit, saxofoon en viool een plek opeisen. Zeer opvallend zijn
ook de uitbundige en emotievolle gitaarsolo's die met grote regelmaat
de aandacht vragen. Het album bevat zelfs een megasong van ruim twintig
minuten, Evelyn, op zich niet zo gebruikelijk voor een neoprogband.
Maar ook Angel of March en Holy Wolf Suite klokken boven de tien
minuten waarin de aandacht geen moment verslapt. Goede songopbouw,
mooie toetsen, veel tempowisselingen, soepel lopende overgangen,
pakkende gitaren, lekkere spelende ritmesectie, aangename zang, wat
wil je nog meer.
Ik kende de oude uitgaven van de albums van de band niet, dus of
die productioneel en technisch minder van kwaliteit waren weet ik
niet. Ook is niet duidelijk of er een echt nieuw album in de planning
staat. Op zich is het merkwaardig na slechts drie albums creatief
al terug te moeten vallen op nummers van tien jaar geleden. Maar
deze herkansing om kennis te maken met dit vroegere werk van Arcansiel
is mij prima bevallen. Met als kanttekening dat ik de enige nieuwe
song, de titeltrack, wat aan de gladde kant vind en waarin de neo-afkomst
teveel de overhand heeft.
JProg (8-2004)
Bezetting:
Paolo Baltaro - basgitaar, toetsen
Sandro Marinoni - fluit, saxofoon
Kristian Mellergaard Hansen - akoestische gitaar
Gianni Opezzo - gitaar, toetsen
Barbara Rubin - viool
Discografie:
Four Daisies (1988)
Still Searching (1990)
Normality Of Perversion (1994)
Swimming In The Sand (2004)
Recensent: |
H. ‘JoJo' de V |
Waardering: |
|
|
Artension is een band die is geformeerd rondom
keyboardwizard Vitalij Kuprij. Deze Oekraïner bezit een uitgebreid
assortiment aan toetsen maar blinkt toch met name uit in het bespelen
van zowel het analoge als het digitale (hammond) orgel. Geïnspireerd
door voorgangers als Rick Wakeman en Keith Emerson bepaalt hij een
deel van de sound van deze band. Artension beweegt zich sinds haar
oprichting in 1996 binnen het progmetal idioom en verwerkt in haar
muziek neo-klassieke elementen. Eigenlijk zoals ELP dat ook deed.
Hetgeen op deze schijf het meest pregnant tot uiting komt in de prima
track ‘Symphonic
Expedition’. Niet zo gek, want Kuprij heeft zijn wortels liggen
in een conservatoriumopleiding ‘klassieke muziek’ en
hield zich in zijn prè-Artension leven bezig met het vertolken
van Chopin en Beethoven in de concertzalen van Oost-Europa. De agressieve
up-tempo muziek van de band zou ik willen plaatsen tussen de enigszins
kale en wat mij betreft simplistische hardrock van King’s X
en de complexere en meer symfonische prog van persoonlijke favoriet
Shadow Gallery.
De schijf opent imposant met ‘New Discovery’,
een meezinger die opvalt door de gedrevenheid van de band en de technische
vaardigheid van haar leden. De track raast voort als een TGV, dat
geldt eigenlijk voor negentig procent van het hier gebodene, om je
als luisteraar nahijgend en puffend achter te laten. Want luisteren
naar Artension vraagt wel doorzettings- en uithoudingsvermogen. De
prima zanger John West - al lijkt hij soms wat adem tekort te komen
- excelleert in tracks als ‘Remember My Name’, ‘Innocence
Lost’ en ‘The
Last Survivor’. Verder is componist Kuprij vaardig in het neerzetten
van goedlopende vocale refreinen zoals in ‘Hearts are Broken’ en ‘Story
Teller’ en in het verwerken van klassieke, symfonische intermezzi.
Een hoogtepunt vind ik ‘Endless Days’, een track die
er tweemaal opstaat. De tweede keer als ‘radio edit’.
Een wonderschone ballad met een thema dat mij het bekende kippenvel
bezorgt: prachtige samenzang op een (spijker)bedje van toetsen, gelardeerd
met akoestische en elektrische gitaren. En wat in het oor springt:
het nummer bevat twee verschillende steeds terugkerende refreinen.
Hetgeen de avontuurlijkheid ten goede komt. Het album ‘New
Discovery’ eindigt
met een ‘ghost track’ van bijna twee minuten. De hoes
vermeldt er uiteraard niets over maar enig zoekwerk maakt duidelijk
dat het hier gaat om ‘Prelude in E flat minor’ van Johan
Sebastian Bach. Waarmee de cirkel naar Kuprij’s klassieke verleden
weer rond is.
Artension heeft mij verrast. Ik verwachtte hen te kunnen
bijzetten in het schier en gestaag langer wordende rijtje met de
naam ‘aardige
prog maar meer ook niet’. Maar het tegendeel is waar. Compositorisch
en technisch hoogstaande progressieve rock. Wel eerst goed uitrusten
voordat u Artension tot u neemt anders haalt u het einde van de albums
niet.
H. ‘JoJo' de V. (09-2005)
Bezetting:
Vitalij Kuprij- keyboards
Roger Staffelbach - guitars
John West - vocals
Mike Terrana - drums
Kevin Chown - bass
Discografie:
Into the Eye of the Storm (1996)
Phoenix Rising (1997)
Forces of Nature (1999)
Machine (2000)
Sacred Pathways (2001)
New Discovery (2003)
Future World (2004)
Arzachel
- Arzachel
|
Label: |
Akarma |
Site: |
Akarma
Records |
Jaar: |
1969 |
Duur: |
44:16 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Arzachel kwam ik alweer een paar jaar geleden tegen in een bak onder
het kopje 'Canterbury'. Het was een re-release, een fraai mini-LP
hoesje en de achterkant leerde mij dat het opgenomen zou zijn in
Engeland ergens in 1969. De bandleden, dat was een ander verhaal, volgens
het boekje hadden ze de namen Simeon Sasparella, Njerogi Gategaka,
Basil Dowling en Sam Lee-Uff. Niet alledaags en mij al helemaal
niet bekend. Door tijdgebrek kon ik het niet luisteren en dus teruggezet aangezien ik even niet wist wat ik er van moest denken. Daarna
het album eigenlijk vergeten totdat ik het een tijd later op een
beurs zag staan. Tsjah, geen optie tot luisteren en dus weer laten
staan, maar deze keer wilde ik toch wel weten wat het nou precies
was.
Met wat Internetspeurwerk kwam ik er spoedig achter dat het de eerste
formatie was van niemand minder dan Steve Hillage (o.a. Khan, Kevin Ayers
and Decadenc, Gong) en Dave Stewart (Egg, National Health, Hatfield
and the North, Bruford). Iets om aan te schaffen dus.
De cd is later ook gevonden en daarop is typische eind jaren-60 prog
te vinden. Duidelijk is te merken dat de mannen plezier hadden bij het
opnemen ervan. Als ik het hele album bekijk kom ik wel twee minpunten
tegen. Ten eerste is hier en daar duidelijk te horen dat de bandleden
nog niet op de top van hun kunnen waren en sommige solo's komen soms
een beetje geforceerd over. Daarnaast heb ik het idee dat de band bij
het opnemen van dit enige wapenfeit niet echt heel veel tijd heeft
gehad om samen te spelen. Hier en daar, en dat met name in de lange
stukken met solo's, zoals in Clean Innocent Fun, vraag ik me af of
Hillage en Stewart wel op elkaar hebben gelet bij het spelen aangezien
er bepaald geen eenheid te vinden is. De sterkste troef van dit werk
is in ieder geval de geweldige sfeer die al in het eerste nummer tot
uiting komt. Het enige wat ik anno 2004 nog niet begrijp is waarom
de eigenlijke namen van de bandleden niet op het album terug te vinden
waren. Nog minder snap ik de reden om ze zelfs op de remaster niet
te vermelden.
Dit is een album dat vooral aan te raden is voor liefhebbers van de
al eerder genoemde bands. Voor een debuutalbum is het wel een erg goed
gelukt product waar goed op te horen is dat de muzikanten nog heel
wat in hun mars hadden. Tot een vervolg is het nooit gekomen, hoewel
drie van de vier leden verder zouden gaan in de band Egg. Alleen Steve
Hillage ging een andere kant uit en formeerde de band Khan. Hierop
zou overigens Steward als gast op spelen.
Ik kom voor dit album uit op drie OJE's. Niet zo heel veel later zouden
de bandleden dingen maken die toch alweer één of twee
stappen beter waren dan dit debuut en dit album is toch nog net een
stapje minder dan bijvoorbeeld 'The
Polite Force' van Egg. Desondanks is dit een heel leuk werkje om
in de kast te hebben staan. Het is heruitgegeven door het Italiaanse
label Akarma en aangezien er twee versies van de hoes bestonden, een blauwe
en een rode variant is er nog te kiezen ook.
OProg (7-2004)
Bezetting:
Basil Dowling (Clive Brooks) - drums
Njerogi Gategaka (Mont Campbell) - bass, vocals
Sam Lee-Uff (Dave Stewart) - organ
Simeon Sasparella (Steve Hillage) - guitar, vocals
Discografie:
Arzachel (1969)
OProg's waardering:
Toen Asia begin jaren tachtig voor het eerst
van zich liet horen verkeerden veel liefhebbers van progressieve
rock in extase. Een band met als leden John Wetton (ex- King Crimson,
ex-UK) Steve Howe, Geoff Downes (toen ex-Yes) en Carl Palmer (ex-ELP).
De teleurstelling was dan ook bij veel proggers groot toen het
eerste album uitkwam. De verkoopcijfers waren met twee miljoen
wel prima en ook de opvolger 'Alpha' deed het goed. Daarna wilde
label Geffen wat anders zien en kwam voor Wetton als vervanger
Greg Lake (ex- ELP). Dit was geen succes en Wetton kwam terug voor
het derde album 'Astra'. Daarna gebeurde er niet echt veel meer.
In 1990 was er plots een album met zowel oud als nieuw werk in
de vorm van 'Then & Now' en er werd ook opgetreden, dit maal
zonder Howe. Dit gebeurde onder andere in Moskou, een jaar later
uitgebracht als 'Live – Mockba'. Daarna vertrok Wetton om vervangen
te worden door John Payne. Uiteindelijk leverde dit 'Aqua', 'Aria',
'Arena' en 'Aura' op. Vooral 'Arena' viel positief op. Alleen Downes
en Payne bleven over als vaste waarden en nu komt de band dus met
'Silent Nation', het eerste album op Inside-Out.
Het is een echt AOR album geworden en naar mijn mening komt het geheel
laat op gang. De eerste twee tracks zijn ronduit matig te noemen.
'What about Love' heeft een zeikrefreintje en 'Long Way from Home'
is ook niet boeiend. Het derde nummer 'Midnight' is het eerste dat
een beetje op gang komt. Deze lijn wordt doorgetrokken met het prima
'Blue Moon Monday' dat een aantal mooie symfonische passages heeft
en wel de aandacht vast weet te houden. Het titelnummer kan door
het lekkere gitaar en drumwerk ook als pakkend omschreven worden.
'Ghost in the Mirror' is simpel en heeft weer een matig refreintje.
De overige stukken zijn ook niet top, net als de tekst overigens.
'Gone Too Far' heeft mooi keyboardwerk en in deze ballad komt de
zang van Payne ook goed tot zijn recht. 'I Will Be There for You'
is uptempo en wel aardig maar geen uitschieter. 'Darkness Day' heeft
een mooi intro en is over de hele lijn goed met weer een sterke Payne.
De prima afsluiter heet 'The Prophet', een ballad die langzaam op
gang komt met goed keyboard en drumwerk en een mooi rustig tweede
deel.
De eindconclusie is dan ook dat het een redelijk werkstuk is geworden
met een aantal goede nummers maar met helaas ook mindere momenten.
Het geheel valt wel onder de noemer kwaliteit en zo kom ik nipt aan
de drie OJE's.
OProg (8-2004)
JProg's waardering:
Van de als AOR aangeduide muziek van Asia
houd je of niet. Als dit wel het geval is biedt het nieuwe Asia
album 'Silent Nation', voor het eerst met een titel die niet met
een A begint (verzamelaar 'Then and Now' en livealbums niet meegerekend),
geen teleurstelling.
De cd opent met een drietal songs die een voortzetting zijn van het
vorige Aura-album. Dus niet direct verrassend en opgebouwd volgens
het klassieke Asia-patroon. Het duo Geoff Downes/John Payne verstaat
het vak en zij worden ditmaal ondersteund door gitarist Guthrie Govan
en drummer Chris Slade. Dit zorgt voor degelijke en solide songs
die goed wegdraaien. Track vier, 'Blue Moon Monday', brengt wat meer
spanning door een aantal tempowisselingen maar echt los gaat de cd
pas bij nummer vijf, de titelsong 'Silent Nation'. Een spannend begin
met onheilspellende keyboards gevolgd door fel gitaarwerk verwerkt
in een midtempo en gedragen nummer laten een zeer fris en gedreven
Asia horen. Hoogtepunten zijn verder de balad 'Gone too far', het
zeer symfonische 'Darkness Day' en de afsluiter 'The Prophet' met
een heel lekkere basloop.
De cd is in een 'Regular' en een 'Special Edition' verkrijgbaar.
JProg (8-2004)
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Sommige singles blinken uit door het aanbieden
van voor de fan interessant spul. Zo kunnen er nieuwe nummers of
bijzondere livetracks opstaan. Denk bijvoorbeeld aan de 'Through
the Eyes' single die Dream Theater enkele jaren geleden uitbracht.
Als er echter een single uitkomt met daarop slechts materiaal dat
al bekend is zou het schijfje al snel het stempel 'overbodig' kunnen
krijgen.
Dit bijna twintig minuut durende EP'tje van Asia is uitgebracht ter
ondersteuning van het laatste Asia-album 'Silent Nation'. Helaas
is dit een uitgave die eigenlijk niks nieuws te bieden heeft. Twee
keer 'Long way from Home', één maal een zogeheten 'Radio
Edit' en nog een keer een akoestische versie. Mocht dit nummer ooit
op de radio komen dan zal de luisteraar nogal wat moeten missen.
Van de originele zes minuten die de track duurde is bijna de helft
verdwenen en zodoende horen we van de eerste gitaarsolo de helft
en is de tweede in rook opgegaan. Ook hier en daar is er een stukje
zang uitgeknipt en het compacte overblijfsel zou, eerlijk is eerlijk,
niet misstaan op een serieuze radiozender. Van het tweede nummer
'What about Love' blijft aanmerkelijk meer over en dat komt dan ook
meteen een stuk beter tot zijn recht. Akoestisch zijn dan het titelnummer
en 'Silent Nation' (zie
review) nog over. Leuke versies maar toch geef ik de voorkeur
aan de iets krachtigere elektrische varianten.
Om het kort te houden: deze single is leuk voor de verzamelaar maar
anders zou ik toch echt het volledige album aan willen raden. Voor
een eventuele volgende single is het dan ook een idee om echt nieuw
materiaal te laten horen.
OProg (2-2005)
Bezetting:
Geoff Downes - keyboards
John Payne - zang, bas
Guthrie Govan - gitaar
Chris Slade - drums
Discografie:
Asia (1982)
Alpha (1983)
Astra (1985)
Then & Now (1990)
Aqua (1992)
Aria (1994)
Arena (1996)
Aura (2001)
Silent Nation (2004)
Long Way from Home EP (2005)
Atomic
Rooster - Atomic RoOoster
|
Label: |
Akarma |
Site: |
Akarma
Records |
Jaar: |
1970 |
Duur: |
53:59 (incl. bonustracks) |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
Max Score
|
|
Jarenlang was ik op zoek naar het debuut van Atomic Rooster
uit 1970. Had ik het overgrote deel van de catalogus al in mijn bezit,
het bleef toch speuren naar dat werkstuk waarop Carl Palmer de drumkit
beroerde, alvorens het beste aan Emerson en Lake te gaan geven. Recent
vond ik deze schijf eindelijk en wat schetste mijn verbazing: het werk
blijkt met terugwerkende kracht een veel prominentere plaats in te
nemen in de proghistorie dan ik althans dacht. Het is een belangrijk
station geweest op de lijn die via The Nice naar ELP liep en het laat
voor mij de puzzelstukjes nog weer wat beter op de plaats vallen.
Ondanks de bluesinvloeden is luisteren naar Atomic Rooster luisteren
naar een ELP avant la lettre, en dat komt zeker niet alleen door de
drumstijl van Palmer maar zeker ook door het typerende en bijna maniakale
hammond organspel van Vincent Crane, die daarvoor in The Crazy World
of Arthur Browne speelde. Zou de invloed van Palmer dan toch groter
zijn geweest dan iedereen denkt? Of kende Emerson zijn klassieken?
Wie zal het zeggen. Hoe dan ook, we spreken hier in historische en
muzikale zin over een hoogtepunt.
Werden de heren later gezien als 'The Kings of Heavy Metal', daarvan
is hier nog geen sprake. Het is meer 'progressive blues', al bestaat
die stroming dacht ik niet. Het album komt sterk uit de startblokken
met "Friday the13th", een up-tempo rocknummer maar vooral
met "And So To Bed". De orgelsolo in deze track raakt alle
gevoelige snaren die ik heb, het heeft een sterk refrein en de zang
van Graham is afwisselend fel en ingetogen. De bluestoets van het album
zit o.a. in Broken Wings, een nummer van John Mayall, dat hier in een
orkestraal arrangement is gevat en herinnert aan wat Barclay James
Harvest in diezelfde periode deed. De heldere productie doet met name
recht aan het sensitieve en symfonische "Winter" - het hoogtepunt
van het album - klassiek opgebouwd met een intro, een middenstuk en
een outro, ondersteund door prachtig fluitspel van Graham. En zo kan
ik nog wel even doorgaan, want de hoge kwaliteit geldt voor al het
gebodene.
Aan de 8 oorspronkelijke tracks zijn hier 3 bonussen toegevoegd, waaronder
2 nooit eerder uitgebrachte tracks waarop Palmer meespeelt: VUG en
een demo van de latere single Devil's Answer.
Ik dank Akarma Records (www.akarmarecords.com) die deze boreling van
Atomic Rooster in een digi-pack opnieuw heeft uitgebracht. Zij stelden
mij in de gelegenheid te genieten van een topwerk en mijn blik op de
proggeschiedenis verder te verfijnen.
H.'JoJo' de V. (2003)
Bezetting:
Vincent Crane - hammond organ, piano
Carl Palmer - drums
Nick Graham - bass, vocals
Discografie:
Atomic RoOoster 1970
Death Walks Behind You 1970
In Hearing of .. 1971
Made in England 1972
Nice 'n Greasy 1973
Diverse compilaties
Aufklärung - De
la tempesta...l'oscuro piacere
|
Label: |
Pick Up Records |
Site: |
- |
Jaar: |
1995 |
Duur: |
44:44 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Een cd die bij donderbuien altijd uitnodigt
gedraaid te worden is 'De la tempesta...l'oscuro piacere' van de
Italiaanse band Aufklärung. Niet alleen doordat het album
begint met een onweersbui en eindigt met een opklaring, maar de
muziek heeft ook iets wat bij dit weerbeeld past.
De groep doet Duits aan door de bandnaam in Gotische letters en de
aanwezigheid van Chicco Grosso, bekend van Asgard. De laatste was
(is?) een Duitse band met louter Italianen. Maar Aufklärung
is volgens het cd-boekje echt Italiaans. Het contactadres is in Brindisi,
dus daar kan geen twijfel over bestaan.
De cd stamt uit 1995 en is het enige album van de band. Helaas het
enige werkstuk, want de met vier tracks van elk ruim tien minuten
gevulde cd laat heel wat bekendere en meer bejubelde producties ruim
achter zich.
Om een algemeen beeld van de muziek te schetsen, melodieuze symfonische
rock met veel gitaar, fluit en keyboard wisselingen en sterke Engels
gezongen zangpartijen van Grosso.
De eerste track na het openingsonweer, 'Red Shift', gaat na een rustige
zang gedreven van start met een fraaie balans van gitaar en keyboard.
Het nummer ontwikkelt zich naar een kermisachtige climax waarna een
bombastisch middendeel een akoestisch eindspel met fluit en zang
inleidt. Vervolgd wordt met 'Jetho Van Hall', wederom een rustig
begin waarna een up-tempo de track in een hogere versnelling brengt.
Prachtige gitaar en fluit trekken met Grosso naar het eind. Akoestische
gitaar opent 'Il Funerale Della Luna' ('Silence in the darkness')
met weer de melodieuze zang als voornaamste compagnon. Maar dan barst
het geweld pas echt los met alles wat liefhebbers van de grote Italiaans
bands zo graag horen. Schitterende keyboards en gitaren en spannende
overgangen die nooit vervelen. De vierde track, 'Eclips/Echo's Wave',
opent met berustend toetsenwerk waarna fluiten de song op sleeptouw
nemen via een stevig tussendeel naar een wervelend slot. Vogelgeluiden
geven aan dat het weer nu echt opgeklaard is en de cd helaas voorbij.
Dit is werk van grote klasse waarbij de zang van Chico Grosso voor
juist dat extra tintje zorgt welk een topwaardering rechtvaardigt.
JProg (2003)
Bezetting:
Fabio Guadalupi - acoustic, classic & electric guitar
Marco Mancarella - keyboards
Michele Martello - acoustic, classic & electric guitar
Massimo Mignini - drums
Luciano Rubini - bass Gasten:
Chicco Grosso - vocals
Edoardo Lecci - flute
Discografie:
De la tempesta...l'oscuro piacere (1995)
Ayreon
- Actual Fantasy Revisited
|
Label: |
|
Site: |
Arjen
Lucassen |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
79:55 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
Max Score |
|
Muzikanten luisteren over het algemeen
heel anders naar de muziek die van hun eigen hand afkomstig is
dan het publiek dat op het geluid af komt. Dit kan twee kanten
op gaan. Om het in extremen uit te drukken: een band kan volledig
tevreden zijn met een compositie die volgens iedereen bagger is,
terwijl aan de andere kant over de zeik gegaan kan worden over
een detail binnen de muziek dat 99,9% van de luisteraars niet opvalt.
Ook kan het natuurlijk zo zijn dat iemand compleet ontevreden is
over iets dat ooit door hem of haar op plaat gezet is. Zo las ik
eens dat Rob Reed van Cyan niet kan begrijpen dat hij voor 'King
and Country' een drumcomputer heeft ingezet. Arjen Lucassen vond
waarschijnlijk hetzelfde van zijn tweede Ayreon. 'Actual Fantasy'
kwam uit in 1996 en wijkt af van alle andere albums die hij onder
die naam heeft gemaakt. Voor dit album deed hij, in tegenstelling
tot zijn andere werken, de gehele instrumentatie zelf. Dat wil
dus ook zeggen dat hij zelf de bas inspeelde en een drumcomputer
gebruikte.
We zijn inmiddels aangekomen in het jaar 2004. InsideOut is bezig
met het opnieuw uitbrengen van de Ayreon-catalogus, tenminste, het
deel dat uitkwam op Transmission. Met zijn andere albums kon de heer
Lucassen goed leven, maar hier zag hij een enorme kans. Nu kon hij
het album perfectioneren en het resultaat is te horen op 'Actual
Fantasy Revisited'. Deze keer met bassist Peter Vink en vaste Ayreon
drummer Ed Warby. Maar dat is niet alles, ook heeft Lucassen stukken
gitaar opnieuw opgenomen en het fluitwerk, oorspronkelijk bestaande
uit samples, in laten spelen door voormalig Quidam fluitiste Ewa
Alberink.
Naast dat de muziek met een kleine band is gemaakt is ook de zang
afwijkend van andere Ayreon-albums. Deze keer geen groot leger aan
bekende stemmen, maar slechts drie, te weten Robert Soeterboek, Edward
Reekers en Okkie Huysdens. Ondanks verschil in opzet laat 'Actual
Fantasy' gewoon het typische geluid van Lucassen horen. Het verschil
tussen de oude en de nieuwe versie zit hem in het feit dat het allemaal
net wat vetter klinkt. Het album knalt werkelijk uit je speakers!
Persoonlijk is 'Actual Fantasy' nog steeds een favoriet. Het was
de eerste Ayreon die ik kocht terwijl ik het debuut van cassette
kende. In de nieuwe versie klinkt het nog wel beter dan het was,
hoewel het wel wennen is. Wennen, om ineens een nieuwe gitaarpassage
te horen in 'Forevermore'. En dan is ook het jongensstemmetje dat
de plaat met de uitspraak "Actual Fantasy" inluid ineens
een andere sample geworden. Een klein detail misschien maar toch
erg wennen. De kopers van de cd krijgen heel veel voor hun geld.
Het album bevat een fraaie bonus-dvd met daarop een 5.1 mix van het
album, de originele versie van het album, de videoclip van 'The Stranger
from Within' en een documentaire over het album. Dit is nog eens
waar voor je geld! Topuitgave van een topalbum!
OProg (12-2004)
Bezetting:
Arjen A. Lucassen - guitars, keyboards, additional noises
Peter Vink - bass guitar
Ed Warby - drums
Ewa Alberink - flute
Robert Soeterboek - Vocals
Edward Reekers - Vocals
Okkie Huysdens - Vocals
Cleem Determeyer - Synth solos
Rene Merkelbach - hammond, synth solos
Discografie:
The Final Experiment (1995)
Actual Fantasy (1996)
Into The Electric Castle (1998, Special Edition 2004)
The Dream Sequencer (2000)
Flight of the Migrator (2000)
Ayreonauts Only (2000)
The Human Equasion (2004)
Actual Fantasy Revisited (2004)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved
|