T
Het lijkt wel alsof men in de hardere regionen
van de progrock wedijvert in het verkrijgen van de prijs voor de
meest afzichtelijke hoes. Schreef ik bij de laatste Sherinian al
over een aaneenschakeling van gemeenplaatsen, de hoes van ‘Rock
Garden’ van Ty
Tabor is typografisch en ontwerptechnisch een gedrocht. Slechter
en lelijker kan bijna niet. Dit geldt echter geenszins voor de
muziek. Dit derde solowerk van Tabor bevat rock op een stevig fundament,
met een progressieve ondertoon en veel Beatle-invloeden in de composities
en vooral ook in de (samen)zang waarin hij neigt naar Lennon. En
soms ontwaar ik in zijn klank en dictie ook een ander idool van
Tabor: Alice Cooper. Verwacht geen geweld à la Platypus
of King’s
X - respectievelijk de vroegere en huidige werkgever van
deze klassegitarist - want daar is op deze relatief ingetogen
schijf weinig van terug te vinden. De meeste associaties heb ik
nog met The Jelly Jam, het prima project waar hij ook al twee albums
deel van uitmaakt.
Tabor kiest voor melodie en voor een traditionele
songopbouw en dat levert een heerlijk album op dat heel sterk aftrapt
met ‘Ride’.
Zo’n track waarvan je de refreinen na beluistering de gehele
dag niet meer uit het hoofd krijgt, als je dat al zou willen, en
het ritme aanstekelijk werkt. Het laatste deel van de track kent
van die lekkere rinkelende en tinkelende akkoorden van de rhythm
guitar waaroverheen Tabor uitbundig soleert. Deze karakteristiek
geldt tevens voor ‘Í Know What I’m Missing’ -
waar Tabor volgens mij te laag inzet met zijn stem - voor de ballade ‘Beautiful
Sky’ en voor ‘Afraid’ met een heerlijke naar
George Harrison verwijzende ‘slide’. ”Mensen
zijn niet bang, ze leren bang te zijn”, zingt Tabor. Zo is
het. Uitschieter vind ik het agressieve ‘Play’ dat
een progressieve boventoon heeft vanwege het bescheiden experiment
en de complexe meerlagige structuur. Progressief en dat terwijl
er op het gehele album geen toetsen worden gebruikt. Ik mis ze
ook geen moment. Deze loftuitingen gelden ook voor de overige vijf
tracks. Die zijn in de goede zin van het woord meer van hetzelfde.
Met uitzondering dan van de matige track ‘She’s A Tree’ met
een enigszins lachwekkende tekst - je zal je vriendin maar vergelijken
met een boom - maar met name vanwege de oppervlakkigheid en naar ‘middle-of-the
road’ neigend
gemak.
Tabor is een artiest die naast zijn begenadigde kwaliteiten
als gitarist de kunst van het ‘songwriten’ uitstekend
beheerst. Tijdens een eventuele zoektocht naar melodieuze rock
met enige diepgang kan ‘Rock Garden’ dan ook met een
gerust hart worden aangeschaft. Leg wel de hoes consequent uit
het zicht. Dan bezwaart die visuele ergernis het luisterplezier
tenminste niet.
JoJo (09-2006)
Bezetting:
Ty Tabor - guitars, bass, vocals and background vocals
Jerry Gaskill - drums
Wally Farkus - some lead and rhythm guitars
Christian Nesmith - bass, background vocals
Discografie:
Moonflower Lane (1998)
Safety (2002)
Rock Garden (2006)
The
Tangent - A Place In The Queue
|
Label: |
|
Site: |
tangent |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
79:01 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Het Engels-Zweedse The Tangent lijkt op het derde album, 'A Place
in the Queue', een stabiele bezetting te hebben gekregen. Bandleider
en toetsenist Andy Tillison zingt alle nummers en laat dit niet langer
voor een deel aan Roine Stolt over. Volgens mij een goede zet. Ik
bewonder Stolt zeer maar hij moet niet overal opduiken en The Tangent
geeft het een duidelijker eigen gezicht. Daarnaast is van de huidige
The Flower Kings de inbreng gereduceerd tot bassist Jonas Reingold.
Jaime Salazar op drums is een bekende nieuwe verschijning, hij geeft
de band samen met Reingold een zeer solide fundament. Guy Manning
verzorgt nog steeds het akoestisch gitaarwerk. Sam Baine, toetsen,
Theo Travis, saxofoon en gitarist Krister Jonsson (Karmakanic) maken
de band compleet.
De cd heeft de dubbel-lp lengte van 79:01, waarbij het eerste nummer ‘In
Earnest’ en de afsluitende titelsong ‘A Place in the
Queue’ samen ruim vijfenveertig minuten in beslag nemen.
Als het album alleen deze twee titels zou hebben bevat had ik direct
kunnen melden één van de hoogtepunten van 2006 in
handen te hebben. Wat op deze nummers geboden wordt is absolute
topklasse. Rijke composities, goed gestructureerd, omlijsten de
kritische teksten. Over alle maatschappelijke “shit” die
in de seventies en nu nog steeds, vaak nog erger zelfs, aanwezig
is. Prachtige wervelende toetsen lossen de blaasinstrumenten en
gitaren keer op keer af, waarbij de rustmomenten uitstekend gekozen
zijn. Tillison zingt goed, het ritme is strak en onderhoudend,
jazz, folk en rock zijn beurtelings aanwezig, het is gewoon smullen.
Een geolied geheel, het verveelt geen moment.
Maar wat zit er dan nog tussen deze twee topmegatracks en voegt
dat nog iets toe? Die ruimte wordt gevuld met vijf nummers, waarvan ‘Lost
in London' door de tekst en Canterburystyle grappig en opvallend
is. ‘DIY Surgery’ is een kort, beetje “weird” gezongen
nummer, met een prachtige saxsolo op het eind. ‘GPS Culture’ zet
deze verworvenheid in een mooi perspectief waarbij de Hammondklanken
je om de oren vliegen. Het nummer doet qua gedrevenheid niet onder
voor de genoemde toptracks, alleen het Northettes-koortje levert,
zoals collega JoJo dat altijd zo mooi verwoordt, puntenaftrek op.
Op ‘Follow your Leaders’ spuit Tillison zijn ongenoegens
nog eens in stijl waarbij de mooie gitaarsolo van Krister Jonsson
opvalt. Wederom worden daarna, dit keer veel, punten ingeleverd
met ‘The
Sun in my Eyes’, een nummer o.a. gebaseerd op een hit van
Suzy Quatro. Een regelrechte misser. De afsluitende titelsong is
dan helemaal een verademing.
The Tangent heeft een sterke cd afgeleverd die, als het tot twee
nummers beperkt was gebleven, de eerste en de laatste track, de maximale
score had gekregen. Echter de boodschap die Andy Tillison had was
langer met als gevolg een paar muzikaal mindere momenten waardoor
de totale waardering op uitstekend blijft steken.
JProg (1-2006)
Bezetting:
Andy Tillison - organ, piano, Moog synthesisers, guitars, vocals
Sam Baine - piano, synthesizer, vocals
Jonas Reingold - bass
Theo Travis - saxophones, flutes, clarinet, vocals
Guy Manning - acoustic guitars, mandolin, vocals
Jaime Salazar - drums
Krister Jonsson - electric guitars
Special Guest Dan Watts (Po90) - electric guitars op (GPS Culture)
Discografie:
The Music That Died Alone (2003)
The World That We Drive Through (2004)
A Place In The Queue (2006)
The Tea Party is een Canadees hardrocktrio dat al bijna vijftien
jaar muziek maakt. De eerste drie albums heb ik al heel lang maar
ik ben de band sindsdien uit het oog verloren. Een hernieuwde kennismaking,
vier jaar na hun laatste cd 'The Interzone Mantras', met 'Seven
Circles', is dan ook hoogst noodzakelijk.
Alweer het zevende studioalbum van de band, dit keer in een speciale
Europese editie met multimediaal bonusmateriaal nogal liefst, maar zo
bekend als aan de andere kant van de oceaan zijn ze hier niet. En dat
zijn ze daar, getuige de fikse verkoopcijfers en het optreden als supportact
van The Rolling Stones voor 400.000 toeschouwers. Van het begin af aan
maken zij muziek met veel invloeden van folk en wereldmuziek, het gebruik
van uitheemse instrumenten en worden ze vaak een eigentijdse kruising
van Led Zeppelin en The Doors genoemd. Zanger en songwriter Jeff Martin
schrijft pakkend songmateriaal met een grote diversiteit waarbij de nummers
altijd kort en krachtig zijn. Martin ziet er daarnaast uit als Jim Morrison
en heeft bovendien een sterk gelijkend stemgeluid. Opmerkelijk is ook
dat het trio al vanaf het begin in dezelfde bezetting speelt.
‘Seven Circles’ opent met ‘Writings on the Wall’ en
doet de luisteraar bijna naar adem snakken. Gewapend beton maar van een
soort waarvan je direct weet dat het kwaliteit is. Na deze hersenspoeling
davert het met ‘Stargazer’ heerlijk door met prachtige gitarenmuren
en stampende drums maar ook blijft er voldoende ruimte voor toetsen.
Pas op ‘One Step Closer Away’ gaat het er wat kalmer aan
toe met weer die gitaar versus toetsenduels die de uitstekende zangpartij
van Martin het juiste fundament geven. Dynamiek en contrast zijn een
handelsmerk van de band getuige het ingetogen ‘Oceans’, een
eerbetoon aan hun tijdens de opnamesessies overleden manager Steve Hoffmann.
De triestheid blijft nog even hangen bij het Oosters getinte “Luxuria’.
Pas met ‘Overload’ wordt het tempo weer gezocht en gevonden
met een aanstekelijk meezingrefrein. ‘Coming Back Again’ heeft
veel Jim Morrison’s Doors trekken. Symfonische seventies keyboards
openen ‘The Watcher’ en dat sfeertje blijft er in. ‘Empty
Glass’ is krachtig en gedreven met oude toetsenklanken op de achtergrond. ‘Wishing
you would stay’ is bijna een ballad te noemen en past goed in de
tracklist. Opmerkelijk is hier de gastrol voor zangeres Holly, nog nooit
van gehoord, McNarland. Het afsluitende ‘Seven Circles’ heeft
alles in zich wat The Tea Pary is, akoestische en elektrische gitaren,
korte toetsenpartijen en snoeiharde muzieklijnen die altijd doelgericht
en prima gedoseerd zijn.
Het is eigenlijk onvoorstelbaar dat dit geluid maar door drie mensen
wordt voortgebracht. Een band die zo stevige maar toegankelijke muziek
neerzet verdient meer aandacht en zet progressieve rock weer eens met
beide benen op de grond.
JProg (9-2005)
Bezetting:
Jeff Martin - vocals, guitar
Stuart Chatwood - bass, keyboards
Jeff Burrows - drums
Discografie:
The Tea Party (1991)
Splendor Solis (1993)
The Edges Of Twilight (1995)
Transmission (1997)
Triptych (1999)
Tangents (2000)
The Interzone Mantras (2001)
Seven Circles (2005)
Tea for Two - Twisted
|
Label: |
QuiXote Music |
Site: |
- |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
44:44 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Mijn eerste kennismaking met het Duitse Tea for Two is heel lang geleden. Het betrof het album ‘Dreams of Reality‘ uit 1993 en vooral de hoesafbeelding is me altijd dierbaar gebleven. Een tekening van een man voor een vervallen huis naast een knoestige kale boom die in de vijver voor hem zijn jeugd weerspiegeld ziet. Zoals het was wordt het echter niet meer.
De muziek op deze cd is middelmatig: nogal traditionele symforock, niet al te overtuigende zang, met aardige tot goede momenten. De opvolger '101' verscheen pas in 2000 en daarop waren van de oerleden alleen nog zanger Stephan Weber, gitarist Oliver Sörup en toetsenist Michael Schumpelt over. Weer een aardig album, alleen jammer van de drumprogramming. Het drietal is elkaar niet uit het oog verloren en met oud-bassist Uwe Haaß, eveneens bas Ralf Keydel, nog eens bas Michael Six en drummer Mike Gödel is nu het album ‘Twisted' verschenen.
‘Twisted' heeft tien nummers, deels instrumentaal. Stephan Weber heeft een nasale stem, zingt in het Engels met een niet hinderlijk maar duidelijk Duits accent. Gegroeid is hij sinds het eerste album zeker hoewel hij geen topzanger is geworden. Opener ‘Spanish Night' is een poppy song en heeft weinig met prog te maken. Een meezinger. Het instrumentale vervolg met ‘Soundscapes' is echter veel interessanter met mooie spanningsvelden gebouwd rond gitaar en toetsen. Dat er gekozen is voor een echte drummer is een grote verbetering en Mike Gödel is uitstekend. De toon is hiermee duidelijk gezet en de acht volgende nummers mogen er zijn. Erg complex is het allemaal niet, luchtige neoprog zoals op ‘Out in the Sun' waarop grappige fluiten te horen zijn. De melancholieke kant wordt niet vergeten getuige de solotoer van Michael Schumpelt op 'Last Drink'. Het groepsgebeuren gaat degelijk verder op het krachtige en aanstekelijke ‘Autumn', waarop de eerste gitaarsolo van Oliver Sörup losbarst. ‘Hold on' is gitaargedreven met afwisselend en helder toetsenwerk. Op ‘My Own Way' zijn ondersteunende rollen voor gastzangeressen en dat geeft wel een gewenste variatie in de zangpartij. Daarbij weer een mooie gitaar die goed door de piano opgepakt wordt. Na het folky instrumentaaltje ‘Scar Folk' en het korte ‘Why?' op akoestische gitaar volgt het langste nummer ‘Come what May'. Zo superlang is het met ruim zeven minuten nu ook weer niet, maar het geeft voldoende ruimte aan alle bandleden om hun kunnen te laten horen. De cello geeft het daarbij een mooi symfonisch accent. Persoonlijk vind ik dit het beste en meest progressieve nummer van de cd.
Tea for Two is geen topband. Ik weet zeker dat ‘Twisted' niet in mijn toplijst 2006 zal komen. Een goed album is het desondanks zonder meer met diverse invloeden van latin, folk en mainstreamrock en ook een beetje neo-prog. Niet alle nummers zijn echte groepsuitingen en daardoor is de muziek weliswaar afwisselend maar ook enigszins fragmentarisch. In vergelijking tot het voorgaande ‘101' heeft de band een duidelijke stap voorwaarts gemaakt. Een zuiver progressieve rockband is het niet, een prettige luisterervaring wel.
JProg (11-2006)
Bezetting:
Michael Schumpelt - keyboards, recorders, drums, backing vocals
Oliver Sörup - acoustic & electric guitars, mandolin, quint guitar, backing vocals
Stephan Weber - vocals
Gasten:
Michael Six, Ralf Keydel, Uwe Haaß - bass
Stefie Krug - backing vocals
Mike Gödel - drums & percussion
Marc Oliver Schäfer - cello
Lisa Wasserstrass en Patricia Engelmann - voices
Discografie:
Dreams of Reality (1993)
101 (2000)
Twisted (2006)
Threshold
- Subsurface
|
Label: |
|
Site: |
Thresh.com |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
58:30 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Ik had altijd het idee dat Threshold een komen en gaan van mensen was, zeker in de beginjaren maar op zich viel het nog wel mee. De basis van de band is altijd hetzelfde gebleven. Alleen de vacatures voor drummer en zanger hebben vaak open gestaan. Als zanger werd begonnen met de inmiddels wel bekende Damian Wilson. Die vertrok na het debuut 'Wounded Land' om bij het derde album 'Instinct Extinct' weer van de partij te zijn. In de tussentijd, waarin 'Psychedellica' en 'Livedelica' uitkwamen, was er Glynn Morgan die vertrok om aan de gang te gaan met zijn eigen project Mindfeet. Sinds 'Clone' is er als zanger Andrew 'Mac' McDermott en hij is de persoon die het beste past bij Threshold. Na een enorme berg drummers speelt alweer een aantal jaren Johanne James op die positie.
Na een reeks sterke albums heeft Threshold een reputatie hoog te houden als het
op nieuw werk aankomt. Met name de laatste drie releases zijn erg sterk en zelfs
een fanclub-album genaamd 'Wireless – Acoustic sessions' wist uitstekende recenties
te krijgen.
Deze keer is er, met oog op de bezetting wel één grote verandering.
Zoals al op het begin dit jaar uitgekomen livealbum 'Critical Energy' te zien
en te horen was is medeoprichter John Jeary met de noorderzon vertrokken. Hij
had het volledig gehad met touren en naar eigen mening had hij in de studio ook
niet veel meer te zoeken. Zijn vervanger is een vriend van de band, Steve Anderson,
en dat is een waardige vervanger. Muzikaal gezien is Jeary's vertrek ook niet
zo'n ramp. Hij schreef voornamelijk teksten en de muzikale lijnen werden voor
het overgrote deel uitgezet door gitarist Karl Groom en keyboardspeler Richard
West.
'Subsurface' gaat eigenlijk door waar 'Critical Mass' ophield. Zowel
muzikaal als tekstueel. Qua teksten borduurt het voor een groot deel
voort op het nummer 'Falling Away'. Het gaat onder andere over de rol
van de politiek in de wereld en het dagelijks leven, de maatschappij
die die langzaam ten onder aan het gaan is, de globalisering en de gevolgen
daarvan en nog meer van dat soort niet bepaald vrolijke onderwerpen.
Muzikaal gezien is het ook een logisch vervolg op het vorige werk, het
verschil is dat het iets harder is geworden, mede door het gebruik van
de dubbele basdrum.
De band vliegt er meteen goed in met 'Mission Profile'. Naast het sterke
drumwerk vallen vooral de meerstemmige zangstukken op en, hoe kan het
ook anders, de schitterende gitaarsolo's. Zo is de trend meteen gezet.
Het verdere album laat ook de nodige hoogtepunten horen. 'Ground Control'
is een typisch Threshold nummer, een mix van progmetal stukken met daartussen
Genesisachtige passages met scherpe keyboard en gitaarsolo's. Na het
AOR-getinte 'Opium' en het korte 'Stop Dead', dat weer zo'n geweldige
Groom-solo bevat, komen we bij 'The Art of Reason'. Dit is echt één van de beste nummers die de groep tot op heden heeft geschreven. Het laat alle aspecten van Threshold horen en de stem van Mac is geweldig. Na het hardere 'Pressure' is er ook een ballad te vinden met als naam 'Flags and Footprints'. Mooie meerstemmige zang en prachtig toetsenwerk van Richard West, heerlijk na de toch wel drukke voorgaande nummers. Nog één
harder nummer in de vorm van 'Static' en we komen uit bij de afsluiter'The Destruction
of Words'. Voor de laatste keer haalt de band alles uit de kast.
'Subsurface' is een typisch Threshold album geworden dat toch weer een
stapje verder gaat dan 'Critical Mass'. Het is allemaal wat harder en
complexer vergeleken met voorgaande releases. Ik moet eerlijk bekennen
dat ik moeite had met dit werkstuk bij de eerste keren luisteren. Pas
na een aantal draaibeurten viel het kwartje en nu, na toch wel een flink
aantal keer dit werk onder de laser gehad te hebben ben ik nog steeds
alle geheimen aan het ontdekken. Naast de goede composities maken de
zeer sterke productie en het fraaie artwork ook dit album tot een topper.
Een aanrader dus voor liefhebbers van progressieve metal.
OProg (7-2004)
Deze review is gemaakt in samenwerking met:
Bezetting:
Mac - vocals
Karl Groom - guitars
Nick Midson - guitars
Richard West - keyboards
Steve Anderson - bass
Johanne James - drums
Discografie:
Wounded Land (1993)
Psychedelicatessen (1994)
Extinct Instinct (1997)
Clone (1998)
Decadent (1999)
Hypothetical (2001)
Critical Mass (2002)
Concert in Paris (2002)
Wireless - Acoustic Sessions (2003)
Critical Energy (2004)
Subsurface (2004)
Tiles
- Fence the Clear
|
Label: |
SPV/Inside
Out Music |
Site: |
Tiles |
Jaar: |
1997 |
Duur: |
57:42 |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
De superlatieven voor de progressieve rockband Tiles zijn
immens. Ian
Anderson van Jethro Tull noemt hen "...one
of the brighter hopes for the musical millennium". En Mike Portnoy
van Dream Theater stelt over 'Presents of Mind',
hun meest recente werkstuk, "It's the CD I've been waiting for Rush
to make in recent years". Zijn deze loftuitingen
terecht of wordt de lat te hoog gelegd voor deze band uit Detroit?
Ik zal proberen een voorlopig antwoord te geven aan de hand van hun
vorige studio-album 'Fence the Clear' uit alweer 1997.
Toen ik dit
album de eerste malen beluisterde was ik enigszins teleurgesteld
omdat ik niet los kon komen van de gedachte dat ik naar een tweede
Rush zat te luisteren. Niet zozeer door de zang, want de stem van
de prima zanger Paul Rarick heeft een andere aanzet en beweegt zich
op een andere toonhoogte dan die van Geddy Lee. De overeenkomst met
Rush zit met name in de synergie tussen de gitaar en de ritmesectie:
hoekige ritmes met die typische breaks waar de gitaar in meegaat – of
andersom desgewenst – soms gelardeerd met begeleidende accenten van
de keyboards. Een werkwijze die Rush ook bijna altijd volgt. Samenwerking
met de Rush-producer/engineer Terry Brown doopte vervolgens ook het
geluid van deze schijf in een Rush-saus. Maar gaandeweg is het mij
gelukt om op 'Fence the Clear' de Tiles-eigen elementen te vinden.
Bij het doorgronden van een album let ik meestal pas in tweede of
latere instantie op de teksten. Primair staat voor mij de muziek.
Hoewel dat ook hier gold, vielen de teksten van Chris Herin mij snel
op. De wijze waarop zij de mens in deze complexe maatschappij centraal
stellen, spreekt mij zeer aan. Zonder nu direct Tiles neer te zetten
als een maatschappijkritische band, blijkt wel dat zij verder kijken
dan hun neus lang is en zich niet uitsluitend verlaten op de meer
filosofisch en mythologisch getinte teksten zoals die gewoon zijn
in het progressieve en symfonische muzieksegment. "Politicians voting
for bureaucracy, with no regard for you or me", een zin uit
de track 'Beneath the Surface', is mij dan ook uit het hart gegrepen
en doet kond van een blijkbaar universele frustratie. Het beeld dat
de gewone burgers slechts de stukken en dan met name de pionnen op
het schaakbord van de macht zijn, is dan ook een veelgebruikte en
rake metafoor in de teksten van Tiles.
De composities op 'Fence the Clear' zijn allen
sterk te noemen. Goede melodieën, krachtig en technisch hoogstaand
spel waarin het samenspel belangrijker blijkt dan de individuele
solo's want die zijn hier op één hand te tellen. Een
aantal tracks springt in het oog. Zo is daar 'Cactus Valley'. Een
prachtig nummer met een intro waarbij je je in de zinderende hitte
van de vallei waant. De meer hard rock georiënteerde en gezongen
passages in dit nummer worden smaakvol afgewisseld met onverwachte
breaks en vreemde instrumentale wendingen. 'The Wading Pool' vormt
een indrukwekkend rustpunt op 'Fence the Clear'. De akoestische gitaar
van Chris Herin speelt een voorname en subtiele rol en de sterke
zang van Rarick roept herinneringen op aan David Byron van Uriah
Heep. 'Changing the Guard' begint zeer symfonisch met mandolineklanken
en mooie ondersteunende arrangementen van de synthesizers. Het refrein
is sterk en kent meerdere lagen. Niet gemakkelijk om te zingen maar
Rarick redt zich met verve. Absoluut hoogtepunt is het afsluitende
en bijna 15 minuten durende 'Checkerboards'. Tiles leeft zich hier
volledig uit en laat alles aan bod komen: hard rock, symfonische
passages, complexe ritmes en breaks. En refererend aan een eerdere
opmerking over de burgers als pionnen op het schaakbord, sluit men
af met de dramatische tekst 'We don't know we're losing. Euphoric
we're choosing, falling of the checkerboard'. Geen optimistisch perspectief
voor de mens. Laat mij in die prognose dan maar en desnoods een simpel
pionnetje blijven.
Na aanvankelijke twijfel gezien de Rush-associatie,
heeft Tiles mij na verloop van tijd weten te overtuigen. Men bezit
teveel eigenheid om ze te etiketteren als de zoveelste Rush-imitatie.
Het zijn met name de diepgang in de teksten en de complexiteit van
de composities die Tiles op basis van 'Fence the Clear' voorlopig
een eigen plaats geven in de progressieve rock. De definitieve positionering
zal ik op een later moment geven na beluistering van hun nieuwste
werk. Tot dan vermaak ik mij zeer met dit in een prachtige hoes gestoken
album.
H. 'JoJo'
de V. (1-2004)
Bezetting:
Mark Evans - drums, percussion
Chris Herin - electric and acoustic guitars,
mandolin, keyboards
Paul Rarick - lead and backing vocals
Jeff Whittle - bass
guitar
Discografie:
Tiles (1994)
Fence the Clear (1997)
Presents of Mind (1999)
Presence in Europe (1999)
Board Tape-Live Bootleg Collection (2000)
Tool
- 10.000 Days
|
Label: |
Sony |
Site: |
tool |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
75:52 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Ik heb mij verbaasd over de ongekende stormloop
op de nieuwe cd van Tool. De cd-verpakking is uitzonderlijk aantrekkelijk,
mensen stonden voor de kassa al door het brilletje te turen. Bovendien
is het vijf jaar geleden sinds de voorganger ‘Lateralus’ verscheen.
Maar de band maakt toch geen muziek voor het grote publiek? En als
dat wel zo is, de cd kwam van niets op nummer één in
de album-top-50, dan moeten er volop mogelijkheden zijn voor progressieve
muziek om hogere verkoopcijfers te bereiken. Is deze cd het lange wachten
en het aanschaffen van een bril waard?
Een Toolcd heeft tijd nodig om doorgrond te worden. Zoals zij zelf
zeggen: de kortste weg van A naar B kiezen betekent dat je nogal wat
van de omgeving mist en dat geldt ook voor muziek. En die kortste weg
wordt ook op '10.000 Days' niet gekozen. Verdeeld over elf nummers,
waaronder twee van ruim tien minuten, wordt muziek geboden beïnvloed
door enerzijds metal anderzijds progrock resulterend in een geluid
vol spanning, rust, emotie en variatie. Niet toegankelijk op het eerste
gehoor maar al snel vertrouwd. Achter de metalband gaat eigenlijk een
heel andere band schuil. Een groep die zich te buiten gaat aan complexe
structuren van drummer Danny Carey verweven met de grommende
bas van Justin Chancellor. En één
die volle en lege muzieklandschappen betreedt onder leiding van de
theatrale zangkunsten van zanger Maynard James Keenan. Art-rock of
symforock zonder toetsen zou je het af en toe kunnen noemen. Gitarist
Adam Jones is uiterst inventief in het vinden van vreemde gitaareffecten,
van subtiel tot zeer onstuimig, waardoor je toetsen eigenlijk zelden
mist.
Tool is nauwelijks te vergelijken met andere bands en biedt een multimediaal
gebeuren waarin beeldende kunst, video en complexe klanken een geheel
vormen. Vanwege de creatieve manier waarop instrumenten worden gebruikt
kan King Crimson als referentie genoemd worden. KC heeft regelmatig
in het voorprogramma van Tool gespeeld dus dat lijkt niet onlogisch.
'10.000 Days' wijkt niet drastisch veel af van ‘Lateralus’ maar
is beslist geen 'Lateralus II'. Al sinds de oprichting heeft de band
dezelfde bezetting, gebruikt men dezelfde instrumenten, is er alleen
een iets ander stemgebruik van Keenan. Het blijft uiterst boeiende
en intrigerende muziek die, zoals reeds aangehaald, tijd nodig heeft
om tot volle wasdom te komen. In vergelijking tot de voorganger zijn
de composities nog complexer geworden met meer plaats voor drums en
bas en het gebruik van een tabla. Extremer ook, snoeihard versus zeer
zacht, waarbij de rustiger passages ruimer plaats hebben gekregen.
Als rechtgeaarde lange-nummers-liefhebber kijk ik altijd uit naar de
mega-lengte-songs. Sferische klanken bepalen de toon van het wisselend
heftige en hulpeloze nummer ‘Wings for Marie (Part 1)’ dat
eigenlijk één track van zeventien minuten is samen met ’10.000
Days (Wings Part 2)’. Het is opgedragen aan Keenan’s moeder
die zevenentwintig jaar maal driehonderdvijfenzestig dagen is ongeveer
10.000 dagen verlamd is geweest voordat ze uiteindelijk overleed. De
song vormde direct een hoogtepunt voor mij. Een ander lang nummer,
ruim elf minuten, is ‘Rosetta Stoned’. Het kent een
minder pakkend thema maar heeft een spannende soundscape met oneindige
hakkende gitaarrifs. Er wordt zorgvuldig opgebouwd naar een langzaam
ontluikend middenstuk gevolgd door een daverend eind. Recht toe recht
aan nummers zijn voor Tool een relatief begrip maar zijn er ook. Ze
verteren redelijk gemakkelijk. De opener ‘Vicarious’ bijvoorbeeld
en het daarop volgende ‘Jambi’ met
knallende gitaar en zoemende baslagen vervlochten met strakke, variërende
ritmes. Hitpotentie is er met het al snel in de kop blijven hangende ‘The
Pot’ waarin een heerlijk terugkerend thema en een schitterende
mondharmonicagitaar zijn verwerkt. Het korte gezang op ‘Lipan
Conjuring’ geeft
een mysterieus rustpunt waarop ‘Lost Keys (Blame Hofmann)’ prachtig
aansluit en de perfecte brug vormt naar het reeds genoemde ‘Rosetta
Stoned’. Het volgende ‘Intension’ is zo’n voorbeeld
van een song die meerdere luisterbeurten nodig heeft. Stilte, een aarzelende
gitaar, een heel ontspannen, opgeluchte sfeer ontstaat. Maar het moet
inlopen, gun jezelf de tijd ervoor. ‘Right in Two’ is makkelijker
kost. Een beetje Porcupine Tree, songmatig gericht, het gitaarwerk
en de drums die erbij passen, een vette bas, perfect. En dan is de
ruim vijfenzeventig minuten om voordat je er erg in hebt met ‘Viginti
Tres’. Maar dat is geen echt nummer, meer een uitloopgroef.
Wordt het de cd van het jaar? Dat weet ik nog niet, zoiets kan je pas
na verloop van tijd vaststellen. Maar indrukwekkend, overweldigend,
artistiek en onderhoudend moet zoiets zijn en dat is '10.000 Days'
zonder twijfel. Het is subtieler en ingetogener dan ‘Lateralus’,
prikkelt daardoor anders maar is een spannend muzikaal avontuur van
een weer volwassener geworden band.
Het hoesontwerp is natuurlijk fantastisch. De stereoscopische afbeeldingen
zijn prachtig in diverse lagen opgebouwd waarbij het effect, let wel
op, alleen bij daglicht en het best in zonlicht zichtbaar is. A propos,
mooie verpakkingen zijn hét middel tegen kopiëren. Maar
deze is buitengewoon.
Vreemd, compromisloos, Tool verkoopt. Alternatieve rock is voor de grote
muziekuitgevers een lucratief product geworden dus..............
JProg (5-2006)
Recensent: |
JoJo |
Waardering: |
|
|
Als de redactie van OJEMusic er voor zou hebben gekozen om
reviews een titel mee te geven, dan zou de titel boven deze recensie
van ‘10.000
Days' van Tool zijn geweest ‘Lamlendig' . Een woord met
verschillende betekenissen. “Zwak, slap in de lenden”, zegt ons aller woordenboek.
Het grote boek geeft ook als inhoud “futloos, lui”. En dat dekt de
lading. Een futloos en slaapverwekkend album dat zich vijfenzeventig
minuten lang voortsleept en slechts een paar wakkere momenten kent.
En dat mag toch curieus genoemd worden voor een band in het idioom
van de progmetal. Een particulier criterium bij de beoordeling van
albums is of ik mij nog tracks kan herinneren en of ik de gedachte
heb “ik ga nu nummer zes opzetten want dat stuk vind ik geweldig”.
Op geen enkel moment, na een integrale draaibeurt of negen, heeft deze
vrolijke en inspirerende gedachte zich voorgedaan.
Het album vertrekt
met ‘Vicarious' en ‘Jambi'. Al direct twee dieptepunten, waarbij ik
het geweldige ‘Lateralus' uit 2001 als referentiemoment neem. Wat een
eendimensionale, simpele en Tool onwaardige composities die bovendien
qua basisritme, gelegd door drums en bas, wel erg op elkaar lijken.
Het geeuwen kan beginnen. De slaap ligt op de loer bij de twee volgende
stukken ‘Wings for Marie (Part 1)' en '10.000 Days (Wings Part 2)'
die per saldo een integraal nummer vormen. In ‘Part 1'moet ik mij eerst
een minuut of zes door een zich nauwelijks ontwikkelend en door tokkelende
gitaar en zweefstem gedomineerd psychedelisch thema heen worstelen.
Waarbij opvalt, en dat is niet alleen hier zo, dat de zang van Maynard
James Keenan in een significant aantal passages slecht te verstaan
valt. ‘Part 2' zet vervolgens nog eens ruim vijf minuten de saaie traditie
van het eerste deel voort. Je zou het ook positief kunnen bekijken
en stellen dat de ondraaglijke lamlendigheid goed de 10.000 dagen verlamming
van de moeder van Keenan weergeeft. Het woordenboek geeft immers ook
als betekenis ‘slap in de lenden'…… Daarna veert het nummer enigszins
op maar wordt nergens spannend en onverwacht, al is de gitaarsolo van
Adam Jones erg goed. De aanslag, het geluid en de vibrato doen mij
denken aan Steve Wilson van Porcupine Tree. ‘The Pot' is een niet bijster
bijzonder hardrock nummer met een gemakkelijke riff. Volledig uit de
lucht vallend en niet te plaatsen exotisch gezang in ‘Lipan Conjuring'
vormt de overgang naar het ook al weinig spannende - het album zakt
nu echt in - ‘Lost Keys (Blame Hofmann)'. Hier moet wel een pluim worden
gegeven aan het mooie en langdurige ‘sustain' dat gitarist Jones fabriceert. ‘Rosetta
Stoned'- leuke titel - is het tweede lange nummer. Een matige compositie,
slechts in flarden te verstaan, die enigszins overeind blijft door
de effecten die de gitaar veroorzaakt en door een aantal onverwachte
breaks en wendingen. Hier dus iets meer spanning. ‘Intension' is ook
al zo'n onbeduidend stuk waarbij het thema mij erg doet denken aan
een thema van The Cure op ‘Seventeen Seconds'. ‘Right in Two' is een
hardrock niemendalletje. Het album sluit af met een geluidseffect getiteld ‘Viginti
Tres'.
En dan de hoes. Die is natuurlijk uniek, opvallend en begerenswaardig
met die stereoscopische bril waarmee de hoesplaatjes kunnen worden
bekeken. Zo'n hoes willen mensen zelfs hebben als zij Tool niet eens
kennen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik de afbeeldingen mooier vind zonder
gebruik van de bril dan met. Toen men nog dacht dat de maan onbereikbaar
was en de gletsjers onsmeltbaar, zal steroscopie een visueel wonder
zijn geweest. In het huidige tijdsgewricht is dat toch nauwelijks meer
een sensatie te noemen. Hoogstens in de ondoordringbare oerwouden van
Borneo zou de bril nog verwondering wekken. Maar, ik geef toe, in commercieel
opzicht een ‘eye-catcher'. In ieder geval is de muziek op '10.000
Days' niet sensationeel maar matig. Daar heb ik geen bril voor nodig.
JoJo (06-2006)
Bezetting:
Maynard James Keenan - zang
Adam Jones - gitaar
Justin Chancellor - bas
Danny Carey - drums
Discografie:
Opiate (1992)
Undertow (1993)
Ænima (1996)
Lateralus (2001)
10.000 Days (2006)
The
Devin Townsend Band - Synchestra
|
Label: |
|
Site: |
hevydevy.com |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
63:08 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Het heeft een hele tijd geduurd voordat ik ‘Terria’ van Devin Townsend op waarde kon schatten. Een bak ongenuanceerde herrie was de eerste gedachte. Muziek waar ik op het eerste gehoor niet veel van begreep. De albums daarvoor, waaronder ‘Infinity’ en ‘Ocean Machine’, waren geheel aan me voorbij gegaan en ook het Vai album ‘Sex & Religion’, waarop de toen pas negentienjarige Townsend zong en gitaar speelde, maakte destijds niet echt indruk. Toch werd ik, mede door het schitterende artwork, aangetrokken tot ‘Terria’ en na verloop van tijd moest ook ik concluderen, dat deze bizarre reis door dit album een geweldig avontuur is. Een meesterwerk is het woord en nog steeds geniet ik van deze schijf met haar wonderbaarlijke mix van metal, prog en een berg vreemde geluiden. Het wachten was op ‘Accelerated Evolution’, dat in 2003 verscheen en ietwat tegenviel. Nog steeds was het herkenbaar maar wel minder complex. Meer richting de recht-toe-recht-aan metal. Het afgelopen jaar bracht Townsend met zijn extreme metalband Strapping Young Lad ‘Alien’ uit
en nu is er dus weer de ruimte voor zijn andere project.
Het goede nieuws is dat ik al meteen kan verklappen dat ‘Synchestra’ weer de zelfde sfeer en kwaliteit heeft als ‘Terria’. Het slechte nieuws is dat het daardoor net zo moeilijk te beschrijven is als dat album. Want ook nu is het weer lastig te plaatsen en is het eindresultaat typisch Devin Townsend te noemen. Dat betekent ook weer vrij heavy, hoewel niet echt op de metal-manier. Het gitaarwerk staat soms flink hard in de mix maar ook de toetsen knallen er uit. Een beetje hetzelfe idee als ‘Terria’.
Deze keer zitten er ook wat meer country en folkinvloeden in de muziek. Dit
komt zo nu en dan naar voren door het gebruik van akoestisch gitaar.
Zoals ik al schreef is dit een werkstuk dat niet meer in woorden te vangen
is. Het is Devin Townsend en lijkt nergens meer op. Aan wie is het dan aan
te bevelen? In ieder geval aan de liefhebbers van de wat stevigere progressieve
rock. Ik zou het ook laten horen aan mensen die iets hebben met John Zorn en
dan materiaal van Electric Masada en Painkiller. Als je stevigere metal, laten
we het houden op Opeth en alles dat verder gaat kan beluisteren zou dit denk
ik ook geen probleem zijn. Een aanrader is wel om er rustig voor te gaan zitten
en jezelf gewoon eens een paar keer te laten overspoelen door ‘Synchestra’.
Pas na dat er tijd overheen is gegaan worden meer dingen duidelijk en krijg
je het album door. Tijd nodig hebben om beter te worden, wat dat betreft is
deze release als goede wijn.
OProg (1-2006)
Bezetting:
Devin Townsend - lead vocals, guitar
Brian Waddell - guitar
Ryan Vanpoederooven -drums
Dave Young - keyboards
Mike Young - bass
Discogafie:
Ocean Machine (1997)
Infinity (1998)
Christeen (1999)
Physicist (2000)
Terria (2001)
Accelerated Evolution (2003)
Synchestra (2006)
Het eerste dat opvalt bij de bezetting op het debuutalbum ‘Angular Perceptions' van de Amerikaanse band Thought Chamber is de aanwezigheid van Enchant zanger Ted Leonard. Is hij uitgezongen bij Enchant of zoekt hij bij progmetal nieuwe inspiratie?
Na een symfonisch aandoend heftig en boeiend instrumentaal intro wordt de eerste vocale song ‘Sacred Treasure' ingezet met onmiskenbaar Ted Leonard, gedrevener dan ooit en in deze metalomgeving kan hij uitstekend uit de voeten. Bandleider en componist Michael Harris (Arch Rival) geeft zijn visitekaartje als topgitarist direct af met complex, goed in het gehoor liggend gitaarwerk. Een sterke opening dus van technisch begaafde muzikanten die, om maar direct een referentie aan te geven, vernuftige progmetal in de stijl van Dream Theater spelen. Het genoemde tweetal wordt vakkundig bijgestaan door Bobby Williamson op keyboards met Derek Blakley en Rob Stankiewicz op bas en drums. Maar Leonard en Harris zetten wel de toon en dat blijft de volgende tracks zo. 'A Legend‘s Avalon' en ‘Balance Of One' lijken in eerste beluistering ondoorzichtig, maar na een aantal draaibeurten vallen de melodische wendingen in de smaak evenals de gepantserde gitaar- en keyboardstructuren. Alles stuitert lekker door in het instrumentale ‘Nr. Qwinkle's Therapy' waarna enige rust geboden is. Maar die komt niet waardoor bij ‘Transmigration Of Souls' luistermoeheid kan ontstaan, hoewel het wederom een lekker lopende track is die heel inventief is gestructureerd. ‘God Of Oblique' is echter voorspelbaar en meer van het voorgaande, een wending is nodig. Die komt er ook in het volgende nummer, 'Silent Shore', waarop een Oosters getinte sfeer de stemming bepaalt. De toetsen hebben voor het eerst de overhand, bijgestaan door een mooie samenzang waar Harris nog een prima gitaarsolo overheen zet en akoestisch de afronding verzorgt. Wakker worden met het instrumentale ‘Accidently On Purpose' gaat zonder twijfel, het geschetste heavy beeld van de cd wordt weer opgepakt. 'A Mind Beyond' geeft het album met een indrukwekkend staaltje progmetal een fraai, ruim zeven minuten durend, slotakkoord.
Blijft Ted Leonard nu bij Enchant de zang verzorgen of heeft hij zijn draai definitief gevonden bij Thought Chamber? De muziek van Enchant is prima maar erg éénvormig en die éénvormigheid is, zeker ook dankzij de excellente bandbezetting, hier een stuk minder. Van mij mag het.
Holand (4-2007)
Bezetting:
Ted Leonard - vocals
Michael Harris - guitars, keyboards, vocals
Bobby Williamson - keyboards
Derek Blakley - bass
Rob Stankiewicz - drums
Discografie:
Angular Perceptions (2007)
Tower
- Tales
from a Book of Yestemorrow
|
Label: |
Vinyl
Magic |
Site: |
- |
Jaar: |
1994 |
Duur: |
44:00 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Door
een toeval stuitte ik op een cd van de zeer onbekende Italiaanse
symforock band Tower. Het betreft om precies te zijn een drietal,
Paola Mei zang, Elio Rivagli drums en Beppe Crovella toetsen. De
laatste, Beppe dus, schijnt de drijvende kracht achter deze band
te zijn geweest. Zijn geweest omdat de band niet meer bestaat en
de productie tot één
album uit 1994 beperkt is gebleven. Helaas want dit werkstuk, 'Tales
from a Book of Yestemorrow' mag er zijn. Crovella speelt alle keyboards
en zijn arsenaal is er één om de vingers bij af te
likken. Het hoesje vermeld Hammond, piano, minimoog, mellotron, Wurlitzer,
Roland JD800, Prophet F8, Emu 3XP and vintage keys. Ook als de cd
verder niet bevalt is deze lijst de aanschaf al waard.
Maar deze Beppe kan er gelukkig goed mee overweg. Uitgesmeerd over
zeven tracks worden prachtige momenten voorgeschoteld. Helder, doelgericht
toetsenspel in de stijl van Keith Emerson en vader en zoons Wakeman
aangevuld met een Engels zingende zangeres Paola en een redelijk tot
goede drummer. Het is jammer dat de cd maar vierenveertig minuten duurt. Het
heeft hier en daar wat weg van het keyboardspel van Lalo Huber en
de zang van Mariela Gonzalez van het Argentijnse Nexus. Paola Mei
heeft eveneens een heldere stem met een groot bereik en past goed
bij Crovella's gedreven toetsenwerk. Er zijn per nummer lange instrumentale
uitstapjes die smullen zijn voor de liefhebbers van het aangehaalde
lijstje instrumenten van Crovella. Vanaf het openingsnummer 'There
is Music left to be...write' tot het 'Blue Rondo a la Turk (reprise)'
blijft deze cd boeien en hoe vaker je hem hoort hoe mooier het wordt.
Zeer avontuurlijke en afwisselende songs met zelfs een nummer van
Dave Brubeck, 'Blue Rondo a la Turk', ingebed in de laatste track. Het
album heeft inderdaad wel af en toe een jazzy sfeertje. Het derde
nummer, 'The Box', kan als het enige buitenbeentje beschouwd worden.
Talloze geluidsfragmenten geven het op knappe wijze een bijzondere
sfeer.
Hiermee blijkt maar weer dat je geen eredivisieband heeft te kopen
om emotioneel aan je trekken te komen. Misschien kunnen de grote bands
het allemaal nog een beetje beter, sneller, grootser maar deze werkstukken
zijn te koesteren sieraden in de verzameling van de symfo/progrockliefhebber.
De hoesafbeelding is daarnaast erg Italiaans en intrigerend. Dat heeft
wel wat. Vier OJE's met een schuine blik naar de vijfde OJE
zijn op de plaats.
De verkrijgbaarheid van zo'n cd is natuurlijk heel beperkt,
foei, maar hij is o.a. te koop bij BTF in Milaan. Via Internet is
dat gelukkig geen probleem.
Wat zoekwerk leerde dat Beppe Crovella nog een band heeft gehad, Mock-Ups,
en dat hij als producer betrokken was en is bij Vinyl Magic bands
als Calliope, Syndone, Castello di Atlante en Alluminogeni. Tevens
was en is hij actief in Romantic Warriors, Arti & Mestieri en Mosaic.
Hij heeft een solowerkje gemaakt, 'Kings of Clubs', met Hammond-orgel
composities. Daarnaast heeft hij een eigen studio waar hij soundtracks
voor tekenfilms maakt.
JProg
(2003)
Bezetting:
Paola Mei - zang
Elio Rivagli - drums
Beppe Crovella - toetsen
Discografie:
Tales from a Book of Yestemorrow (1994)
Tr3nity
- The Cold Light of Darkness
|
Label: |
Cyclops |
Site: |
Tr3nity.com |
Jaar: |
2001 |
Duur: |
65:31 |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
'The Cold
Light of Darkness' is het debuutalbum van Tr3nity uit 2001. Het betreft
hier een symfonisch conceptalbum en dan begint er bij mij altijd een warm
gevoel te ontstaan met herinneringen aan lang vervlogen maar in het persoonlijk
geheugen nog steeds actuele tijden. Het verhaal handelt hier echter niet – zoals
te doen gebruikelijk bij veel muzikale concepten - over mythologieën
en filosofieën die allegorisch kunnen zijn voor ons dagelijks leven
maar het neemt de harde werkelijkheid zèlf onder de loep. In het
onderhavige geval een uitvergroting van een niet te bevatten menselijke
afwijking: kindermisbruik met alle gevolgen vandien. Het concept vertelt
het levensverhaal van Cathy die reeds op jonge leeftijd letterlijk en figuurlijk
lijdend voorwerp was. Geen gemakkelijke kost, maar een onderwerp het belichten
waard. Al zal het niets uithalen. Muziek verbetert de wereld niet, al had
ik ooit dat lovenswaardige maar ó zo naïeve ideaal.
Maar laten we niet te somber zijn, al nodigt het onderwerp daartoe uit.
Want het betreft hier een prachtig, zeer melodieus en compositorisch goed
werkstuk waarin associaties met Genesis ten tijde van 'Wind and Wuthering',
Camel en Pink Floyd onvermijdelijk zijn. Het zijn inderdaad de vloeiende
melodielijnen die hier domineren, iets wat ik op gezette tijden mis in
de huidige prog en symfo. Complexiteit en technische hoogstandjes winnen
het te vaak van de eigenlijke en beoogde ziel van muziek: de melodie. Wat
verder duidelijk in het oor springt, is de sterke stem van Chris Campbell.
Hoewel het feit dat hij zijn sporen met name verdiend heeft in de Britse
musicalsector net zo goed een contra-indicatie zou kunnen zijn, is het
wèl de sector waarin zangers hun stem goed leren
ontwikkelen en gebruiken. Niet zo gek als je een paar honderd avonden achtereen
dezelfde nummers moet zingen. Een krachtige zanger dus met veel emotie in zijn
stem. Luister maar eens naar het mooie en vijftien minuten durende 'Eyes of
a Child' met pakkende arrangementen, een verantwoorde snik in de stem en de
prachtige toetsen van Paul Gath. En ook het schitterende geluid van Rob Davenport's
gitaren – dat het midden houdt tussen Andy Latimer en David Gilmour - mag hier
niet onvermeld blijven. Al laat de produktie aan het einde van de track wat
te wensen over, met name veroorzaakt door het overmatige gebruik door drummer
Rolf Smith van de bekkens.
Het akoestische intro van 'The Mask' is subtiel waarna de track zich ontwikkelt
tot een heerlijke symfonische ballad. 'Into the Dark' dat bijna tien minuten
beslaat begint met dreigend onweer – waar hebben we dat eerder gehoord in de
progressieve muziek – maar is ondanks het onweer één van de hoogtepunten.
Het bijna klassieke pianospel van Gath vormt de basis waarop smaakvolle gitaarsolo's
en andere keys zijn gezet. 'Which Way' – ook al lang met 13 minuten – bevat
veel wat symfonische muziek nodig geeft: melodie en dus gevoel, warme toetsen
en een klassieke compositorische kop, romp en staart. Een kanttekening bij
deze track is dat het voor mij een te hoog 'Wish You Were Here' gehalte kent.
Dit debuut van Tr3nity sluit af met 'The Exposure Suite' dat uit vier delen
bestaat. Sterk, al is deel 2 'Help Me' weliswaar indringend maar te langdradig.
Een punt van aandacht is dat Tr3nity nog onvoldoende een eigen geluid heeft
en zich (te)veel laat leiden door de echo's van de symfo- en proghistorie.
Wellicht een kwestie van tijd. Daarnaast
gaan de meeste nummers over de 10 minuten heen, iets wat mij doorgaans
zeer aanspreekt. Tr3nity weet de boog echter niet altijd gespannen te
houden waardoor mijn aandacht gaandeweg de tracks wat verslapt. De tracks comprimeren
of - nog beter - meer spanning en afwisseling inbouwen, zou welkom zijn. Maar
voor wie houdt van herkenbare symfo met een boodschap is 'The Cold Light of
Darkness' een aanrader. Het is een goed werkstuk waarbij ik zelfs weer ga hopen
dat muziek de wereld wel degelijk kan verbeteren en een bescheiden bijdrage
kan leveren aan, in dit geval, het tegengaan van misbruik van kinderen. Mijn
droom duurt echter maar kort en wordt ruw verstoord. Door de krant die op de
deurmat ploft ……
H.'JoJo' de V. (4-2004)
Bezetting:
Chris Campbell - vocals, backing vocals
Rob Davenport - guitars
Paul Gath - keyboards
Rolf Smith - drums
Discografie:
The Cold Light of Darkness (2001)
Precious Seconds (derde kwartaal 2004)
Transatlantic
- Live in Europe 2CD/2DVD
|
Label: |
|
Site: |
Transatlanticweb.com |
Jaar: |
2003 |
Duur: |
CD: 79:01 & 60:55
/ DVD 2:20:00 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Het
is een aardige bevalling geweest, dit live-album van Transatlantic.
Het is immers al weer twee jaar geleden dat het concert werd gegeven in de 013
in Zoetemeer. Volgens veel mensen was dit het concert van het jaar en de verwachtingen
waren dan ook hooggespannen. Het album is uitgegeven in drie smaakjes. Op dubbel-cd,
dubbel-dvd en als "limited
edition box", een uitgave waarin zowel de dvd als cd-versie
zitten met een fraaie verpakking er omheen. Dit is de uitgave die
ik voor me heb liggen.
Het
andere live-album. "Live in America" uit 2001 beviel me
niet echt. De geluidskwaliteit was matig en er zaten nogal wat foutjes
in het spel. Dit album is echter van een hele andere orde. Het geluid
is om te beginnen prima maar ook de uitvoeringen worden door de heren
bij vlagen werkelijk geniaal neergezet. Het album start met "Duel
with the Devil". Ik vond dit op "Bridge Across Forever"
al een bijzonder sterk nummer en deze uitvoering is dat ook. Al vanaf
het begin valt op dat er allemaal iets meer power achter zit dan op
de studioversie. "My new World" is afkomstig van het eerste
album er wederom is de uitvoering goed. Daarna komt "We all
need some Light", door Morse opgedragen aan de slachtoffers
in New York. Dan kan het feest pas echt beginnen met "Suite
Charlotte Pike". Aardig om te vermelden dat de originele versie
van dit nummer, aanwezig op het "Bridge" album, me altijd
behoorlijk op de zenuwen werkt. Zelden luister ik het af maar misschien
is het vanaf heden anders. M'n verwachtingen waren dan niet
echt hoog toen het begon. "Were gonna have some fun with this
one" hoor je Neal roepen bij de eerste noten. Het nummer begint
normaal tot na een paar minuten de song ineens over gaat in "You never give me your Money" van The Beatles, aanwezig
op Abbey Road. Vervolgens komen er gedurende het hele nummer constant
stukken van kant twee van deze legendarische plaat voorbij. Daartussen
zitten de stukken van Transatlantic die nu ook werkelijk geweldig
klinken! Het ene kippenvelmoment na het andere. Schitterend gewoon!
Ook leuk is dat Neal bij de afsluitende noten van "The End"
roept "There's one more". Zelfs "Her Majesty"
komt dus langs. Dit geheel is werkelijk geniaal! "Stranger in
your Soul" komt daarna en dit klink ook stukken sterker dan
studio. Veel minder rommelig en ik hoor zelfs het pianostukje uit
"Love Beyond Words" van Spock's Beard's uit Neal's
keyboard komen. De toegift is een mooie, goed gespeelde versie van
"All of the above" van hun debut. Een waardige afsluiter
van een waanzinnig concert.
In
Tilburg werd ook als extra toegift "Shine on you crazy Diamond" gedaan.
Helaas is het niet op het album te vinden. Op de tweede dvd staat
wel een opname van dit nummer. Deze is opgenomen begin 2001 in Los
Angeles en niet echt super om eerlijk te zijn. De videobeelden zijn
erg rommelig en bepaald niet scherp.
De
conclusie van dit verhaal zal wel duidelijk zijn. Dit album is een
absolute aanrader! Zowel qua beeld als geluid is het geheel uitstekend. Als je
nog onbekend bent met de band is het een prima introductie, maar ook als je de
twee studioalbums al in de kast hebt staan voegt het echt iets toe. Zoals ik
al schreef, ik ben nooit echt kapot geweest van de "Bridge Across Forever",
maar de nummers zijn zoals ze hier langs komen perfect!
OProg
(11-2003).
Bezetting:
Roine Stolt - guitar, vocals
Pete Trewawas - bass, vocals
Mike Portnoy - drums, vocals
Neal Morse - keyboards, vocals
Discografie:
SMPTe (2000)
Live in America (2001)
Bridge Across Forever (2001)
Live in Europe (2003)
Trespass
- In
Haze of Time
|
Label: |
Musea |
Site: |
trespassband.net |
Jaar: |
2002 |
Duur: |
44:21 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Een
review kan leiden tot 2 doelen. Het eerste is de ontdekken van
iets nieuws, wat wil zeggen dat er op een avond op jacht gegaan
wordt naar de CD winkel om de desbetreffende prooi te verschalken
en mee naar huis te nemen. Meestal krijgt deze trofee dan een mooie
plaats in de jachtverzameling en mag hij zo nu en dan uit de kast
komen om zijn muziek over de luisteraar uit te storten. Een review
kan ook voorkomen dat de jager met iets thuiskomt dat geheel niet
past in de verzameling. In het geval van Trespass gaan we uit van
de 2e situatie.
We hebben het hier dus over een uit Israël afkomstige band die met het
album "In Haze of Time" debuteren. De bandnaam doet vermoeden dat
dit een Genesis-kloon is. Dit is echter geheel onjuist. In plaats hiervan wordt
de luisteraar getrakteerd op iets wat een Emerson, Lake and Palmer kloon genoemd
kan worden. Wat moet je hier nou eigenlijk mee? Ik moet zeggen dat de band
met veel speelplezier te werk gaat, maar daar houden de positieve punten ook
wel op om eerlijk te zijn. Aan goed songmateriaal hadden ze duidelijk een groot
gebrek. Op sommige nummers krijg ik een beetje het idee dat iedereen maar gewoon
wat doet zonder naar elkaar te luisteren. Om als voorbeeld even het laatste
nummer van dit album te nemen, "Mad House Blues", het heeft wel wat
weg van ELP op de minste momenten ("Are You Ready Eddy?") alleen
dan nog een paar klassen minder. Daarnaast valt ook de zang bijzonder negatief
op. Zo nu en dan wat gegil, soms ook tegelijk, maar op een manier dat samenzang
wel een erg groot woord is. Zo ook in het eerste nummer, "Creatures of
the Night", dat alleen daardoor al niet zonder irritatie te draaien is.
Verder bevat dit album nog een paar nummers die min of meer op dezelfde lijn
doorgaan. Gate 15, het enige instrumentale nummer is dan nog wel aardig en
zit qua compositie wel het beste in elkaar zonder volledig met gegil om zeep
geholpen te worden.
Het hierboven genoemde in combinatie met een matige productie zal wel duidelijk
maken dat dit niet iets is om aan te schaffen. In een gulle bui dan nog 1 OJE'tje
voor het speelplezier en de wel leuk uitziende verpakking.
OProg
(2003).
Bezetting:
Gil Stein - keyboards, zang, gitaar
Gabriel Weissman - drums
Roy Bar-tour - bass
Trespass - Morning Lights
|
Label: |
Musea |
Site: |
trespassband.net |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
48:06 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
De Israëlische band Trespass heeft met 'Morning Lights' haar tweede album
uitgebracht. Gezien het geringe enthousiastme dat bij mij bestond over het vorige album
waren de verwachtingen niet al te groot. Dit verbeterde al bij het zien van de
hoes. Het Photoshopbuitenkantje van 'In Haze of Time' heeft plaats gemaakt voor een
schitterende tekening die perfect past in de symfonische traditie.
Gelukkig kunnen we stellen dat er op het muzikale vlak ook een serie enorme verbeteringen
plaats hebben gevonden. Daar waar het debuut nog uitblonk in zwakke composities met zeer
matige samenzang die chaotisch aandeden is de groep inmiddels aangekomen op de juiste
weg. Het zal niemand verrassen dat de band nog steeds aan EL&P doet denken. Wat wil je
ook gezien de bezetting: bassist Roy Bar-Tour, drummer Gabriel Weissmann en zanger en
toetsenist Gil Stein zijn nog steeds met slechts drie personen. Naast puur EL&P hoor ik
er persoonlijk ook Gryphon in. Dit komt door de folkinvloed die de heren er regelmatig
doorheen gooien. Zo ook in de opener, 'Songs of the Winds', waar de folkinvloed
veroorzaakt is door het orgel en de recorder. Het vervolg hierop is de titeltrack
'Morning Lights'. De band pakt flink uit en zodoende duurt het nummer eenentwintig
minuten. Het start met geweldig kerkorgel om over te gaan in het normale orgelgeluid. Een mooi
stuk waarin Rick van der Linden met Trace te horen is. Maar de Trace-invloed houdt niet
op bij het toetsenwerk. Ook drummer Gabriel Weissman doet aan Pierre van der Linden
denken die op het debuut van de Nederlandse band drumde. Het enige dat jammer is is dat de
betekenisloze zang op den duur een beetje gaat vervelen en de track misschien iets aan de
lange kant is. In compactere versie was het waarschijnlijk nog beter geweest. 'Ripples'
is niet van Genesis maar een eigen compositie van Trespass. Wervelend orgel gaat over in
een uptempo-stuk waarin de synthesizer van Stein zijn kunnen demonstreert. Met
'Vivaldish' monden we uit in een moderne versie van Vivaldi's 'Violin Concerto in A
Minor'. Voor mij persoonlijk is dit nummer iets te gelikt en teveel Ekseption, een band die ook van Rick van der Linden was en ik
in tegenstelling tot Trace altijd al minder kon verduren. De cd sluit met het korte
'Forest Birds' Fantasy' af. Dit nummer doet het meest klassiek aan en in tegenstelling tot
het voorgaande nummer gaat deze track niet over de grens waardoor het net niet te glad is.
'Moring Lights' is onverwacht een aardige opsteker van deze bij nader inzien toch goede
band uit Israël. De volgende plaat is hopenlijk net iets compacter waardoor de paar
momenten dat de aandacht verslapt niet zullen voorkomen. Dit is een sterk album voor
liefhebbers van klassiek georiënteerde symfo.
OProg (11-2006)
Bezetting:
Gil Stein - keyboards, vocals, recorders, guitar
Gabriel Weissman - drums
Roy Bar-Tour - bass
Discografie:
In Haze of Time (2002)
Moring Lights (2006)
Triangle
- Retreat
|
Label: |
Eigen
beheer |
Site: |
Triangle |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
57:47 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Het Nederlandse
Triangle, de band maakt vrij traditionele symfonische muziek, heeft in
eigen beheer met 'Retreat' de opvolger uitgebracht
van het uit 2000 stammende 'Square the Circle'. En om maar direct
met de deur in huis te vallen, het is een regelrechte tegenvaller.
De verschrikkelijke hoes stemde me al niet vrolijk, de dankbetuigingen
aan een groot aantal bekenden uit de Nederlandse symfo/progscene,
wat was hun bijdrage of wat zal die nog worden, roept bij mij de
nodige vraagtekens op, maar de muziek moet het tenslotte doen.
De opener 'The Summer died' is een dieptepunt van een kaliber dat
ik de laatste tijd maar zelden heb gehoord. Er wordt af en toe gewoon
vals gemusiceerd. De compositie is slecht waarbij de zang van Martijn
Paasschens erg onvast is, het
gitaarwerk van Roland van der Stoep matig blijft en waarbij de ritmesectie,
gevormd door Jan-Willem Verkerk, bas en Edward Bijnsdorp, drums,
in stijl meerammelt. Na zo'n opening heb je de neiging wat anders
te gaan draaien, maar het wordt gelukkig wel beter. Hoewel,
op het volgende 'This
Day' moet ik me door een uiterst oubollige, hier en daar stompzinnige,
tekst heen worstelen. Maar muzikaal gaat het de goede kant op en
via het aardige 'Goodbye'
belanden wij bij het relatieve hoogtepunt, 'The
Vacuum inside'. Ruim acht minuten lang waarin weliswaar weinig
diepgang en variatie wordt gebracht, maar de song heeft wel een goede
spanning. Paasschens kan, voor zover
dat nog niet bekend was, beter met de toetsen overweg dan dat hij
zingt. 'We will wait' is wederom matig en opnieuw niet helemaal
zuiver en brengt zodoende weinig nieuws behalve dat duidelijk wordt
dat de band sinds het vorige album nauwelijks ontwikkeling heeft
doorgemaakt. De titelsong, het instrumentale 'Retreat,
is in twee delen gesplitst waartussen de tracks 'Heroes are' en ...'A Winter's
Death'. Het eerste deel is een mager intro, maar het volgende 'Heroes are'
is beter met mooie toetsen hoewel de zang van Paasschens op den duur wel erg
monotoon en dus slaapverwekkend wordt. Het bijna tien minuten ...'A Winter's
Death' is te lang om te blijven boeien hoewel het een van de betere composities
is. Het tweede deel van 'Retreat'
geeft wat meer variatie aan de toch wel erg op elkaar gelijkende negen songs.
Samenvattend is 'Retreat' een album dat mij duidelijk minder bevalt dan zijn
voorganger. Het kent slechte, redelijke, te weinig goede, zelfs aangename momenten
en ik kan me goed voorstellen dat de bekende labels, naar ik vermoed, er geen
brood in zagen. Sympathiek blijft altijd de "drive" van een band
om het dan maar in eigen beheer uit te brengen, maar ik zie helaas weinig perspectief
voor een derde album.
JProg (10-2004)
Bezetting:
Martijn Paasschens - zang, toetsen
Roland van der Stoep - gitaar
Jan-Willem Verkerk - bas
Edward Bijnsdorp - drums, percussie
Discografie:
Square the Circle (2000)
Retreat (2004)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved