D
Deadsoul
Tribe - The January Tree
|
Label: |
|
Site: |
Deadsoultribe.com |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
50:49 |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
Deadsoul Tribe: ik had regelmatig over deze tweemansband, die zich beweegt in het hardere segment van de progressieve muziek, gehoord en gelezen en zo af en toe een losse track beluisterd. Een integraal album tot mij nemen was mij echter nog niet gegund. 'The January Tree' is derhalve mijn vuurdoop en die eerste kennismaking valt mij niet mee. Alles is al gedaan in de artistieke sector en het is dus ook in de progressieve muziek steeds moeilijker om in het geheel of desnoods enigszins origineel te zijn. Als een gebrek aan originaliteit echter gepaard gaat met een hoog compositorisch niveau, dan kunnen albums goed te verteren zijn. Maar ook daarvan is op dit derde album van Deadsoul Tribe slechts spaarzaam sprake.
'The January Tree' komt langzaam op gang want de betere tracks laten op zich wachten. De eerste drie tracks 'Spiders and Flies', 'Sirens' en 'The Love of Hate' lijden namelijk aan compositorische bloedarmoede. Het is 'koekoek ene dreun', de ritme gitaar speelt in de diverse tracks bijna dezelfde riffs en de nummers staan stil en ontwikkelen zich niet of nauwelijks. Deze tracks doen nog het meest denken aan een muzikale grabbelton die de luisteraar achterlaat met ook door anderen uit den treuren gebruikte citaten uit de rijke hardrockhistorie, waarbij Uriah Heep, Black Sabbath en Iron Maiden met name bovenkomen. Citaten worden daarmee op een gegeven moment clichés. Dat kan niet anders en dat is hier ook niet anders. De schijf komt enigszins op gang met 'Why?' Hier toont het duo Graves en Moustafa wat meer durf. Het resultaat is een gelaagder nummer met een pakkend vocaal refrein en meer afwisseling door breaks en door een grotere variatie aan instrumenten. Deze positieve toon wordt voortgezet in 'The Coldest Day of Winter' en het sterke 'Wings of Faith'. Deze laatstgenoemde vormt een vernuftig geheel, steekt compositorisch eindelijk goed in elkaar en bevat pakkende en soms ongebruikelijke ritmes en wendingen, met name ingegeven door het overigens op het gehele album uitstekende en wervelende drum- en percussiewerk van Moustafa. 'Toy Rocket' begint met Tull-achtige dwarsfluit in een hardrock context en kent een mooi relatief rustig intermezzo met aardige gitaarlicks. Helaas zakken we weer af naar het niveau van de openingstracks in 'Waiting for the Answer'. Een bedenkelijk simpele compositie met matige zang en die eeuwigdurende uitwisselbare riffs op de gitaar. 'Just Like a Timepiece' begint als een welkom rustpunt met folkinvloed, onder andere door de mooie dwarsfluit, en groeit naar een ballade-achtige climax waarin de fluit- en pianoklanken om voorrang strijden. De afsluiter 'Lady of Rain' is aardig maar beschouw ik als een open einde. Niet geschikt als outro van een album. Het album is niet af, niet rond.
Een score van vijf goede tracks uit tien. Goed, omdat in die gevallen méér durf en vernuft tentoon wordt gespreid en van méér verrassingen en wendingen sprake is dan in de resterende titels. Maar vijf uit tien dat is te weinig. Dat is het op school, op het werk, in de sport en dus ook in de muziek. Ik geef een voldoende, maar wel met een extra taak: compositorische groei en diepgang!
H.'JoJo' de V. (8-2004)
Bezetting:
Devon Graves - vocals, guitar, flute, keyboards
Adel Moustafa - drums
Discografie:
Dead Soul Tribe (2002)
A Murder of Crows (2003)
The January Tree (2004)
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Collega
recensent H. JoJo de V. gaf bij zijn review van het vorige album ‘The
Januari Tree’ Deadsoul Tribe huiswerk mee. Werken
aan compositorische groei en diepgang. Hebben ze dit oordeel
van OJE Music ter harte genomen en is dit waar te nemen op hun
nieuwe cd ’The Dead Word’?
Een onderzoek.
‘The Dead Word’ beslaat elf tracks, maar het zijn goed
beschouwd maar tien songs, omdat de inleidende prelude niet als nummer
moet worden gezien. Dus de start is eigenlijk 'A Flight On An Angels
Wing’ en dat is helaas een armoedige compositie met weinig
spektakel en niet met iets wat we nog niet kennen van dit tweetal
Devon Graves en Adel Moustafa. Dezelfde bekende gitaarrifs en meanderende
drums gebouwd op een ronkende en zoekende baslaag met een ingetogen
spanning die bedachtzaam tot uitbarsting komt. Het handelsmerk van
de band dus. Beter van structuur is ‘To My Beloved’,
hoewel qua muziekopbouw wederom weinig nieuws te beleven is. Die
trend zet zich voort met ‘Don’t
You Ever Hurt?’ en ‘Some Sane Advice’. Het klinkt
aangenaam spannend en dreigend, maar het zou ook van een vorig album
kunnen komen. 'Let The Hammer Fall’ heeft meer vuurwerk en
bezit bovendien een pakkende melodielijn en een goede gitaarloop.
'Waiting In Line’ laat het album gelukkig de betere kant op
kantelen. Natuurlijk nog altijd donker getint maar de Tull-fluiten
en "Tubular Bells" voegen iets speciaals toe. Ook wel nodig,
want we zitten al bij nummer zeven. Maar de song is goed en via het
korte ‘Someday’,
Graves zingend aan de piano, komen we bij een ander hoogtepunt,
het mooie ‘Dying Wish’. Deadsoul Tribe ten voeten uit
waarbij de grote invloed van Adel Moustafa’s drums geaccentueerd
wordt. Maar de gitaar zoekt ook een andere richting en het nummer
is één
van de sterkere composities van het album. De zang van Devon Graves
doet me trouwens regelmatig aan Jack Bruce denken. ‘A Fistful
Of Bended Nails’ heeft zowaar, weliswaar zwaar vervormde vioolgeluiden,
maar de goede weg is duidelijk halverwege het album ingeslagen. De “Bells” blijven
ook hier meedoen. De cd sluit af met ‘The Long Ride Home’ waarop
de fluiten optrekken met de lekkere basloop en ze, door het bijzondere
accent ervan bij deze muziekstijl, de nodige kleur aan het muzikale
spectrum meegeven.
Deadsoul Tribe heeft opnieuw, zowel qua artwork als muziek, een donker
werkje afgeleverd hoewel je er niet erg somber van wordt. Het heeft
toch iets hoopvols als ondertoon, haast iets vrolijks. Maar dat
men nu helemaal geluisterd heeft naar de suggestie uit de vorige
review vind ik niet. Zeker niet in het eerste deel van de cd. Het
tweede gedeelte is duidelijk beter ontwikkeld en daarop tracht men
andere wegen in te slaan. Hoewel, echt iets radicaal anders
is het niet natuurlijk, maar de waardering voor het tweede deel van
het album maakt de score positief.
JProg (11-2005)
Bezetting:
Devon Graves - vocals, guitars, keyboards, flute
Adel Moustafa - drums
Discografie:
Dead Soul Tribe (2002)
A Murder of Crows (2003)
The January Tree (2004)
The Dead Word (2005)
Deadwood
Forest - Mellodramatic
|
Label: |
Shroom
Productions |
Site: |
- |
Jaar: |
2001
(reissue) |
Duur: |
47:45 |
Recensent: |
JoJo |
Waardering: |
|
|
Deadwood Forest
is beïnvloed door Anekdoten. Anekdoten is beïnvloed
door King Crimson. Is Deadwood Forest dan ook nog beïnvloed
door King Crimson? Volgens de rationele wet van de wiskundige vergelijking
is het antwoord “ja”. Gevoelsmatig twijfel ik. Ik zie
het meer als ‘tweede-generatie-inspiratie’ waarbij Deadwood
Forest de revenuen trekt van bands als Anekdoten, Änglagård
en Landberk. En dat is op zichzelf al verwonderlijk als je het klimatologisch
bekijkt. De hier besproken band komt uit Texas, waar zinsbegoochelingen
en zonnesteken door de warmte op de loer liggen, terwijl genoemde
Scandinavische bands in alle naden en voegen de koude, de rust en
de helderheid van de poolnacht verbeelden. En een mellotron in Texas
brengt mijn referentiekader al helemaal in verwarring.
Reken maar dat de mellotron op ‘Mellodramatic’ een voorname
rol speelt. Niet alleen de titel geeft een hint daaromtrent maar
de muziek is doordrenkt met het heerlijke geluid van dit unieke instrument.
Deadwood Forest is na twee albums inmiddels volledig van het progtoneel
verdwenen. Hun site is afgesloten. Toch jammer want de band laat
potentie horen. Zowel qua technisch kunnen als compositorisch. Wat
ik echter node mis is een rode draad die mij houvast biedt door en
over de tien tracks heen. Die draad had gesponnen kunnen worden vanuit
de gedachte dat inspiratie vinden bij anderen prima is – muziek
is evolutie – maar dat het tonen van een eigen gezicht even
belangrijk zo niet belangrijker is. Dat eigen smoel en die rode draad
zijn er onvoldoende en dat levert puntenaftrek op. Met wat dan rest
is het overigens nog goed vertoeven. ‘Mellodramatic’ opent
verwachtingsvol met ‘The Pioneer’. Een gevarieerde track
die een staalkaart aan hedendaagse prog en symfo laat horen, waarin
de mellotron en orgel domineren en dynamiek de boventoon voert. Wat
direct opvalt is de fragiele en onvaste stem van Ryan Guidry. Geen
topstem maar het wordt ook in de andere stukken niet disfunctioneel
doordat hij de grenzen van de eigen stem blijkbaar kent. In het titelloze
tweede nummer, in ‘OCD’ en in ‘Stolen Smile’ worden
wederom romantische passages gekoppeld aan hardere fragmenten à la
Anekdoten en ook associaties met Pineapple Thief doen opgeld. ‘King
of the Skies’ laat een soort symfonische folk horen die evolueert
van Fairport Convention via Jethro Tull naar Landberk, hetgeen ook
geldt voor het opvolgende ‘The City in the Sea’. ‘Dry’ is
een trage, slaperige maar mooie track met lijzige zang, gelardeerd
met weer die geweldige mellotron. Een symfoballad zoals u wilt. ‘The
Ultraviolence’ is een dreigend nummer met alle genoemde kenmerken,
al laat de productie hier te wensen over. Het lijkt live op locatie
dan wel live in de studio opgenomen al wordt dat nergens vermeld.
Het album sluit af met het lullig klinkende niemendalletje ‘Departure’.
Het album ‘Mellodramatic’ is getooid in een hoes die
weliswaar uit elkaar klapt van clichés maar per saldo een
aangenaam beeld oplevert. En die conclusie kan ook worden getrokken
over het muzikale aanbod op deze schijf. Ik ben er echter van overtuigd
dat als de leden van Deadwood Forest zichzelf wat meer groeitijd
hadden gegund, dat dan het eigen gezicht zich zeker zou hebben gevormd
en de rode draad zou zijn gevonden. Nu lijkt het tot een onbevredigend
en vroegtijdig einde te zijn gekomen. Sterker nog, Coburn, McWilliams
en Guidry richtten een nieuwe nog steeds actieve band op - The Scattered
Pages - die zich niet in het progsegment lijkt te bewegen. Op de
site van die band en in de bio is echter niets te vinden over Deadwood
Forest. Het lijkt wel alsof ze dit verleden volledig verdrongen hebben.
Dat is nou ook weer niet nodig.
JoJo (04-2006)
Bezetting:
Ryan Guidry - vocals, guitars, theremin, keyboards
Andy McWilliams - drums, programming
Kurt Coburn - bass
Mitch Mignano - keyboards
Discografie:
Deadwood Forest (1997)
Mellodramatic (2001)
Ik was in de
jaren 70 niet zo'n folkliefhebber. De muziek werd door mij te lief en
te 'soft' bevonden. Bands als Fairport Convention en The Incredible
String Band associeerde ik al snel met de groep geitewollensokkenfiguren
uit Vlaardingen die mijn Schiedamse stamkroeg regelmatig bezochten. Maar
hoe ouder, hoe milder en langzamerhand ben ik de folkmuziek meer gaan
waarderen. Dat er zo af en toe bij beluistering een 'nabeeld' voorbijkomt
met dansende geitewollensokken in sandalen, neem ik dan maar op de koop
toe.
Sandy Denny was een vooraanstaand
exponent van de Britse folkscene van eind jaren 60, half jaren 70. Zij is
met name bekend geworden met Fairport Convention, hoewel zij relatief kort
en met tussenpozen lid was van deze legendarische band. Daarnaast was zij
actief binnen Fotheringay, The Bunch en als solo-artiest. Helaas kwam zij
in 1978 op 31-jarige leeftijd te overlijden ten gevolge van een noodlottige
val van haar trap. Deze dubbel-CD geeft een nagenoeg compleet en prachtig
beeld van haar rol in de genoemde bands en van haar solo-carrière.
Wat steeds maar weer opvalt, vanaf de eerste klanken op CD1, is hoe goed
zij als zangeres was. Op de prima gedocumenteerde hoes steken Pete Townsend
en Robert Plant -niet de eersten die bij je opkomen denkend aan folk, al
speelde Denny dan een gastrol op Led Zeppelin IV - de loftrompet over haar.
Plant: "My favourite singer out of all
the British girls that ever were". En Townsend vervolgt "She was a perfect
British folk voice. Not a trace of vibrato. Pure and easy". De sfeer die
zij weet neer te zetten, doorgaans met vaste waarden in de diverse bezettingen
als gitarist Richard Thompson, bassist Pat Donaldson en drummer Gerry Conway,
is vergelijkbaar met de melancholieke sfeer van Nick Drake. Drake, de tragische
singer/ songwriter die zij ook persoonlijk kende en regelmatig tegenkwam
in het kleine wereldje van de Britse folk. De eerste CD kent geen zwakke
tracks. De zes tracks uit haar Fairport-tijd zijn overbekend met als uitschieters
"Who knows where the Time Goes" en het geweldige "Crazy Man Michael".
Hoe mooi past haar stem hier bij de klanken van meestergitarist Thompson.
De vier tracks van haar band Fotheringay dateren uit 1970 en kennen geen
significant verschil met de Fairportsound. "Nothing More" is een prachtige
ballad met grandioos laid-back gitaarspel van Jerry Donahue. Het acht minuten
durende "Banks
of the Nile", een traditional, leidt tot kippevel. Denny op haar best, loepzuiver
zingend, met het subtiele getokkel van de gitaren op de achtergrond. The
Anthology heeft mij er ook van overtuigd haar eerste solowerk "The North
Star Grassman and the Ravens" aan te schaffen. Het wachten is echter op
de remaster. De vier tracks die hiervan zijn opgenomen vormen het hoogtepunt
van CD1, met speciale aandacht voor het mysterieuze en dramatische "Next
Time Around" dat een prachtig pianothema in mineur kent. De rest van de CD
is gevuld met covers van The Everly Brothers en Buddy Holly door The Bunch – gewoon
overslaan is het devies – en prima nummers door Denny solo
uitgevoerd van de soundtrack "Pass of Arms".
CD2 is volledig gevuld met solowerk uit de
periode 1972-1977. Wat daarin opvalt is dat de folkroots hoorbaar blijven
maar dat naarmate de tijd verstreek het wat commerciëler ging klinken.
Maar steeds aan de goede kant van de streep. Hoogtepunten zijn ondermeer
het met Linda Peters a-cappella gezongen "Quiet Joys of Brotherhood" en het
donkere "The
Lady". Op haar laatste soloplaat "Rendez Vous" liet ze zich bijstaan door
o.a. Steve Winwood (Traffic) en Dave Pegg (Jethro Tull) en dat is goed te
horen op het heerlijke "For Shame of Doing Wrong" waar het orgel van Winwood
rondzingt als in de beste Trafficnummers. In het symfonische "All Our Days" wordt Denny ondersteund door orkest en komt in die bezetting dicht in de
buurt van Renaissance en Annie Haslam.
The
Anthology geeft via 34 tracks een kwalitatief en indrukwekkend overzicht
van het oeuvre van Sandy Denny. Een minpunt is dat er geen aandacht wordt
gegeven aan haar samenwerking met The Strawbs, resulterend in het album "Sandy
and The Strawbs". Maar een kniesoor die daar op let. En ik ben er inmiddels
wel achter: Sandy Denny klinkt ook prima zonder sandalen en geitewollensokken.
Gelukkig maar.
H. 'JoJo'
de V (12-2003).
Sandy Denny - vocals, piano, acoustic guitars en diverse bezettingen
Albums:
Met Fairport Convention:
What
We Did On Our Holidays (1969)
Unhalfbricking (1969)
Liege and Lief (1969)
Live (1974)
Rising for the Moon (1975)
Heyday – BBC Radio Sessions 1968-69 (1987)
Met Fotheringay:
Fotheringay
(1970)
Solo:
Sandy Denny with The Strawbs (1967)
The North Star Grassman
and the Ravens (1971)
Sandy (1972)
Like An Old Fashioned Waltz (1973)
Rendez
Vous (1977)
U
kent dat wel. De hoop dat een album dat in eerste instantie tegenvalt
zijn geheimen en kwaliteiten na meerdere laserbehandelingen prijsgeeft.
Composities krijgen hun structuur, de teksten krijgen hun plaats en
waarde, de melodielijnen worden herkend, de persoonlijke waardering
stijgt en 'de muziek wordt van u'. De voorbeelden waarbij
dit proces zich niet of onvolledig voltrekt kent u waarschijnlijk
ook wel. Wat mij betreft valt onder deze laatste categorie 'Cinque' van de in 1985 in Bologna geboren Italiaanse band Deus ex Machina.
Het wilde en wil nog steeds maar niet lukken met dit album uit 2002.
Dat wordt met name veroorzaakt door de zang van Alberto Piras. Hoewel
Piras allerwegen wordt geroemd om zijn stem gevormd door een
gedegen conservatoriumopleiding is zijn voordracht mijns inziens
te dominant en theatraal, tegendraads ten opzichte van de partijen
die zijn collega's spelen en te vaak 'a-tonisch'. Het
past in ieder geval niet en als iets niet past valt het ook niet op
zijn plaats. Daarnaast heeft men gekozen voor het schrijven en voordragen
van een aantal teksten in het Latijn. Hoewel dit enigszins verklaarbaar
is vanuit de culturele achtergrond van de heren en vanuit de naam
van de band, erger ik mij aan dit soort pseudo-intellectuele en elitaire
uitingen en ontgaat mij de toegevoegde waarde.
De vocale keuzes overschaduwen helaas de muziektechnische kwaliteit
die wel degelijk schuilt in de uitvoering van de tracks. Er wordt
namelijk zeer vaardig en smaakvol gemusiceerd waarbij de geweldige
hammond klanken en de viool opvallen - en ook de composities zijn
voldoende tot goed. Het in een geweldige hoes gestoken album beslaat
8 tracks (los van de live ghost-tracks die na enige tijd in de uitloopgroef
klinken) die kunnen worden gekarakteriseerd als een fusie tussen jazz-rock,
progrock en avant garde waarbij namen als Gentle Giant, Landberk,
Mahavishnu Orchestra en Jerry Goodman regelmatig door mijn hoofd schieten.
Uitschieters zijn wat mij betreft het openingsnummer 'Wound'/'Convolutus'
dat een mooie melodie kent, het funky en op breaks en ritmes à
la Gentle Giant gefundeerde 'The Thought that Leads to the Important
Things'/'Il Pensiero Che Porta Alle Cose Importanti'
en het gedurfde en experimentele nummer 'The Theory of Order'/'De
Ordinis Ratione'. 'Mooie' voorbeelden waarbij de zang
een compositie teniet doet zijn de tracks 'The Man of the Past
Future'/'Uomo del Futuro Passato' en 'One Day
the Sun Asked the Earth'/'Olim Sol Rogavit Terrami'.
Hier wordt de vraag 'Hoe kun je een op zichzelf sterk nummer
de das omdoen met irritante zang?' afdoende beantwoord.
De naam 'Deus ex Machina' is Latijn voor 'een onverwachte
verschijning van een god in een toneelstuk'. In een vrije vertaling
wordt het ook gezien als een weliswaar onnatuurlijke maar gelukkige
oplossing voor een probleem. 'Onnatuurlijk' is het voor
mij zeker met name door de zang en 'gelukkig'
zeker niet. De compositorische en technische kwaliteiten van de band
ten spijt. Hoewel deze laatste kwaliteiten de beoordeling optrekken
naar 'voldoende'.
H. 'JoJo' de V (2003).
Bezetting:
Alessandro
Bonetti - violins
Mauro Collina - guitars
Alberto Piras - vocals
Alessandro Porreca - bass
Fabrizio Puglisi - keyboards
Claudio Trotta - drums
Discografie:
Gladium Caeli (1991)
Deus Ex Machina (1992)
De Republica (1995)
Diacronie Metronomiche (1996)
Cinque (2001)
Ronnie James Dio behoeft eigenlijk geen introductie. Iedereen zal zijn naam immers wel kennen en in het zeldzame geval dat het niet zo is zullen de namen van de bands waarin hij zat zeker indruk maken. Hij begon bij Elf en maakte later furore met Rainbow en zong op legendarische albums als 'Rising' en 'On Stage'. Begin jaren tachtig was hij drie albums actief bij Black Sabbath. Nadat deze samenwerking ten einde liep werd de band Dio opgezet. Ook dit leverde weer prima platen op, te weten 'Holy Diver', 'The Last in Line' en 'Dream Evil'. Nu meer dan twintig jaar verder, waarin zelfs nog een uitstapje naar Black Sabbath zat met 'Dehumanizer' in 1992, is er een nieuw album met als naam 'Master of the Moon'. Het heeft deze keer twee jaar in beslag genomen om het te maken sinds de vorige release 'Killing the Dragon'. De band heeft ook weer wat veranderingen ondergaan. Doug Aldrich en Jimmy Bain zijn vertrokken. Hun plaatsen worden ingenomen door oudgediende Graig Coldy op gitaar en bassist Jeff Pison. Live zal echter Rudy Sarzo de bas bedienen. Jimmy Bain was overigens op de vorige cd medeverantwoordelijk voor een groot deel van de muziek die, waarschijnlijk om die reden, ook harder was dan op dit album.
We kunnen wel stellen dat deze nieuweling een prima werkstuk is dat over de hele lengte kan boeien. De opener 'One More for the Road' kan een opwarmertje genoemd worden. Pas met het tweede nummer, de titeltrack, komt de band helemaal op gang. Wat een vaklui zijn deze heren toch. Op het hoge niveau dat op de eerste twee nummers te horen is musiceren de leden van Dio het hele album door. Technish valt er dan ook nergens iets aan te merken. Het ene hoogtepunt na het andere komt voorbij. Lekker in het gehoor liggende hardrocknummers en zelfs wat softere tracks die ook lekker wegluisteren. Het is niet zo dat er muzikaal veel verandering plaats heeft gevonden sinds het eerste Dio album. De opnamekwaliteit en productietechniek zijn natuurlijk beter geworden in twintig jaar, maar het doet in het geheel nog steeds denken aan een mix tussen de beroemde bands waar Ronnie ooit deel van uit maakte. Daarnaast hoor je ook dingen in het album die herinneren aan Deep Purple en zelfs Procol Harum, de laatstgenoemde in het nummer 'The Man who Would Be King'.
Het zal duidelijk zijn dat dit werk zeker een aanrader is voor liefhebbers van de in de review genoemde bands. Het is een typische hardrockplaat. Het enige punt van kritiek is dat het bij lange na niet origineel te noemen is. Het is een album dat prima in elkaar steekt en geweldig wegdraait. Het streven naar originaliteit is natuurlijk een nobel doel maar als je op deze manier dit soort muziek neer kan zetten maakt het allemaal niet uit.
OProg (8-2004)
Bezetting:
Ronnie James Dio - vocals
Simon Wright - drums (ex-AC/DC, ex-UFO)
Craig Goldy - guitars (ex-Giuffria )
Rudy Sarzo - bass (ex-Ozzy Osbourne . ex-Whitesnake )
Simon Wright - drums (ex-AC/DC, ex-UFO)
Scott Warren - keyboards (ex-Keel )
Discografie:
Met Elf:
Elf (1972)
L.A./59 (1974)
Carolina County Ball (1974)
Trying to Burn the Sun (1975)
Met Rainbow:
Ritchie Blackmore's Rainbow (1975)
Rising (1976)
On Stage (1977)
Long live Rock 'N' Roll (1978)
Met Black Sabbath:
Heaven and Hell (1980)
The Mob Rules (1981)
Live Evil (1982)
Dehumanizer (1992)
Met Dio:
Holy Diver (1983)
The Last in Line (1984)
Sacred Heart (1985)
Intermission (1986)
Dream Evil (1987)
Lock Up the Wolves (1990)
Strange Highways (1994)
Angry Machines (1996)
Magica (2000)
Killing The Dragon (2002)
Evil or Divine(DVD) (2003)
Master of the Moon (2004)
Mijn
muziekverzameling siert sinds enige tijd een aantal items van de Californische
progband Djam Karet. Ik had mij echter tot voor kort nog onvoldoende
verdiept in de historie van deze band. Tot mijn verbazing bestaat
Djam Karet reeds sinds 1984 en hebben zij met 'A Night for Baku'
het dozijn aan albums volgemaakt. "Daar heb ik toch iets laten
liggen de afgelopen 20 jaar", was de eerste gedachte die bij
mij opkwam. Het is dan ook zeker een band om verder te onderzoeken.
Door de fusie van prog, symfo, hard rock, elektronische muziek en
zelfs ambient, creëren zij namelijk muzikale landschappen die
af en toe refereren aan anderen – de instrumentale Pink Floyd,
de space van Ozric Tentacles, de gitaar van Porcupine Tree - maar
toch met name zijn ingekleurd met een eigen geluid.
'A Night for Baku' is hun zevende album voor Cuneiform
Records en ik moet helaas constateren dat de jubelstemming die ik
voel als ik naar de voorgaande albums 'Ascension' en 'New
Dark Age' luister, op deze schijf slechts een enkele keer opkomt.
Met verbazing zag ik bijvoorbeeld dat dit album als 'Vette Krent' wordt gemarkeerd in het blad IO Pages. En ook anderen spreken er met
veel lof over. Maar goed dat is nu eenmaal de subjectiviteit die per
definitie in recensies zit. Bij deze zet ik daar - voor de nuance
- mijn eigen persoonlijke en dit keer tegendraadse mening tegenover.
Het album is in een verzorgde en mooie en mysterieuze hoes gestoken.
De titel van het album is ontleend aan de rijke folklore in Japan
rond dromen. 'Baku' zijn de mythische bewoners van de
droomwereld die voor hun eigen plezier in gevecht gaan met de nachtelijke
'gedachten' van de slapende mens. Als de Baku deze strijd
winnen, resulteert dat in boze dromen en nachtmerries voor de ander.
De schijf opent met 'Dream Portal'. De eerste klanken
klinken veelbelovend. Maar als de gitaar invalt dan kan ik niet anders
constateren dan dat het vals klinkt. Het zal ongetwijfeld met opzet
zijn want de synths nemen het ook over. Wellicht dat de 'valsheid
van dromen' wordt uitgebeeld, maar het detoneert en irriteert.
Het thema van het nummer is echter sterk. Mooi zijn de mellotrons
en creepy zijn de stemmen waarmee het nummer is gelardeerd. 'Hungry
Ghost' vormt track 2 en is een up-tempo door gitaar gedomineerd
geheel. De breaks en roffels van drummer Chuck Oken Jr. vind ik ronduit
knullig. Het klopt allemaal net niet. Ook hier geldt dat het thema
en de opbouw van het nummer prima zijn maar de uitvoering te wensen
overlaat. 'Chimera Moon' vormt een positieve uitschieter.
Dreigende synths en vreemde geluiden vormen de introductie en verbeelden
de droomwereld knap. Ook hier weer stemmen op de achtergrond. Altijd
goed voor het suggereren van een mystieke sfeer. Het nummer ontwikkelt
zich sterk in de romp van de track met een prima gitaarsolo van Gayle
Ellett. Ook hier bevallen de drums mij minder, hetgeen misschien is
terug te voeren op de improviserende en jamachtige wijze van werken
van Djam Karet. 'Heads of Ni-Oh' opent met een landerig
en traag ritme maar gaat, via virtuoze gitaarlicks en mooie orgelklanken,
rap in een hogere versnelling. Ozric Tentacles en in mindere mate
Gong zijn zeker referentiepunten in deze track. Hoewel niet altijd
duidelijk is wie de gitaren voor zijn rekening neemt - Mike Henderson
speelt ook gitaar - ga ik ervan uit dat het Ellett is en die kan spelen
als de beste en is sterk in het produceren van unieke effecten. Via
het atmosferische 'Scary Circus', het intrigerende 'The
Falafel King' waarin Porcupine Tree rondwaart en het saaie 'Sexy
Beast', belanden we bij 'Ukab Maerd'. Dit voorlaatste
wat experimentele nummer is gefundeerd op een aanstekelijk ritme maar
ontvouwt zich slechts via kleine veranderingen aan het thema. Door
zijn eenvormigheid kan het mij maar matig boeien. Het album sluit
af met het 10 minuten durende 'The Red Thread' waarbij
de kop van het nummer de stuwende opbouw heeft die King Crimson reeds
veelvuldig heeft gebruikt en mij dan ook erg bekend voorkomt. Het
geheel weerspiegelt trouwens de complexiteit van King Crimson, maar
die zijn daar toch een klasse beter in. Er zijn mooie al zijn het
dan digitale mellotronklanken te horen, het drumwerk is weer beneden
de maat en het nummer ontwikkelt zich nauwelijks. Ik denk steeds 'nu
gaat het komen' maar het komt helaas niet. Op een geforceerde
wijze wordt het openingsthema weer ten tonele gevoerd om het nummer
af te sluiten.
'A Night for Baku' zou ik willen kenschetsen als een slordig
album met te weinig spanning in de composities. Voor een eerste kennismaking
met Djam Karet verwijs ik dan ook naar veel sterkere albums als 'The
Devouring' en 'New Dark Age'. Ik heb vaak na een
droom dat ik weet dat ik gedroomd heb maar dat ik de details of zelfs
de gehele droom niet meer kan reproduceren. Dat ervaar ik ook met
dit album. Al vele malen gedraaid maar er blijft weinig van hangen.
Zo vluchtig als nachtelijke 'gedachten'.
H. 'JoJo' de V (2003).
Bezetting:
Gayle Ellett - guitars, organ, synths, field recording and effects
Mike Henderson - guitars, synths, field recording and effects
Aaron Kenyon - bass
Chuck Oken jr. - drums, percussion, sounds and sequences
Henry J. Osbourne - bass
Discografie:
A Night For Baku(2003)
Ascension(2001)
New Dark Age (2001)
Live At Orion (1999)
Still No Commercial Potential (1998)
The Devouring (1997)
Collaborator (1994)
Burning The Hard City (1991)
Suspension & Displacement (1991)
Reflections From The Firepool (1989)
The Ritual Continues (1987)
Dominici - O3 A Trilogy Part 2
|
Label: |
|
Site: |
dominici.com |
Jaar: |
2007 |
Duur: |
54:26 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Bij veel lezers zal bij de naam Charlie Dominici wel een lampje gaan branden. De naam zal wel iets zeggen, maar ik kan me voorstellen dat niet iedereen deze persoon direct in het progressief perspectief.kan plaatsen. Charlie Dominici is en was voor velen ‘die eerste zanger van Dream Theater op dat vroege album'. Eigenlijk was hij niet eens de eerste zanger maar wel de eerste die op een regulier album de vocalen van de band deed. Tijdens zijn korte verblijf bij de groep nam hij ‘When Dream and Day Unite' op waarna besloten werd dat hij toch niet de juiste frontman voor Dream Theater was. Het verhaal van de groep uit New York zal een ieder bekend zijn, het verdere levenspad van Dominici is echter een heel ander verhaal. Dominici verdween vrijwel geheel uit beeld. Wel kon men lezen dat hij met zijn band op de bruiloft van drummer Mike Portnoy verscheen en we konden hem zelfs met Dream Theater horen. Bij de viering van het vijftien jarig bestaan van ‘When Dream and Day Unite' deed hij, zoals ook op de official bootleg te horen is, twee nummers mee.
Ik was dan ook lichtelijk verbaasd toen ik een aantal maanden geleden vernam dat hij met zijn eigen band een album op het gerenommeerde label Inside Out uit zou brengen. Sterker nog, het was zelfs het tweede album van een drieluik. De vraag rees meteen of het een poging zou zijn om zijn oude band te imiteren of dat Charlie een heel andere kant op zou gaan. Inmiddels weet ik dat het eerste album van deze trilogie akoestisch was en toch wel heel verschillend dan ik voor ogen had. ‘O3 A Trilogy Part 2' is echter heel andere kost. Hier speelt een gezelschap dat stevig tekeer gaat. Het gaat om drie conceptalbums die minder diep gaan dan bijvoorbeeld ‘Be' van Pain of Salvation. De verhaallijn gaat over een terrorist in Amerika die ontdekt dat het door hem ontwikkelde geheime wapen de wereld kan vernietigen. Dit is, meen ik, de kern van de zaak. Het zou zo het script kunnen zijn van een B-film uit Hollywood, maar op deze manier kan het natuurlijk ook. De muziek is progressieve metal en de vergelijking met Dream Theater is uiteraard daar. Helemaal eerlijk is dat misschien niet want de band, overigens geheel bestaande uit leden van de Italiaanse groep Solid Vision, doet goed zijn best er toch een eigen draai aan te geven. Muzikaal is het sterk en redelijk technisch en de zang is over het algemeen ook prima, hoewel ik de indruk heb dat de stem van Charlie Dominici wel eens in de hoge gedeeltes overslaat. Afwisseling is er ook want het stevige werk maakt soms plaats voor welkome rustige passages.
‘O3 A Trilogy Part 2' is een fraai album geworden dat geen meesterwerk is, maar dat wel zeer plezierig is om naar te luisteren. Zijn redelijk hoge stem moet je aanspreken en fans van het eerste album van Dream Theater kunnen dit album blind kopen. Eigenlijk de meeste progmetal liefhebbers wel. Het zou eenvoudig zijn om een plaat als deze de grond in te boren, al is het alleen al vanwege het concept, maar dat verdient deze sympathieke man allerminst. Het is gewoon een goed album dat het beluisteren alleszins waard is.
OProg (2-2007)
Bezetting:
Charlie Dominici - vocals
Brian Maillard - guitars
Americo Rigoldi - keyboards
Riccardo Erik Atzeni - bass
Yan Maillard - drums
Discografie:
03 A Trilogy Part 1 (2005)
03 A Trilogy Part 2 (2007)
De
fanclub van Dream Theater geeft regelmatig cd's uit met voor
haar leden boeiend materiaal. In het verleden kwamen er "christmas
albums" uit maar inmiddels is de club daar mee gestopt. Nadat
het ongenoegen hierover te groot werd besloten dat er voor de fans
toch met regelmaat iets bijzonders uit zou komen. Zo kregen de leden
in 2002 een 3-track CD'tje met als naam 'The ATCO demos'. Deze
drie nummers zijn opgenomen in '91 in één enkele
sessie in de Beartracks studios. Dream Theater had enkele jaren eerder
het debuut 'Then dream and day unite' uitgebracht en niet snel daarna
werd de toenmalige zanger Charlie Dominici ontslagen. Pas vlak voor
deze opname vond de band eindelijk haar huidige frontman. Vanuit Canada
kwam een tape binnen van Kevin James Labrie en met hem zou Dream Theater
tot ongekende hoogtes stijgen. De band was alleen nog op zoek naar
een nieuw platencontract en er werden opnames gemaakt om aan het toenmalige
ATCO label gezonden te worden. Dit is de eerste officiele uitgaven
van die demo, waarna de band vrijwel direct een contact aangeboden
kreeg.
De nummers waren ten tijde van deze opnames al zo'n beetje compleet
en al snel valt op hoe goed het geheel al klinkt. Natuurlijk is de
opnamekwaliteit niet super maar de muziek is al voor 95% compleet.
'Metropolis Part 1' wijkt amper af van de versie die op 'Images and
Words' terecht kwam. 'To Live Forever' zou pas later op de single
van 'Lie' komen. 'Take The Time' is ook heel volledig. De samples
met gesproken teksten zouden er nog bij moeten maar in deze demoversie
zijn zelfs de basslijnen al aanwezig.
Deze historisch gezien bijzondere opnames voegen om eerlijk te zijn
niet heel veel toe voor de normale luisteraar. De versies van de nummers
wijken amper af van het origineel en je zou wat dat betreft ook naar
de normale cd kunnen luisteren. Voor de diehard DT fan is dit echter
een zeer leuke aanvulling voor de collectie.
OProg (2-2004)
Bezetting:
James LaBrie - vocals
Kevin Moore - keyboard
John Petruci - guitar
John Myung - bass
Mike Portnoy - drums
Discografie
(selectief)
When Dream And Day
Unite (1989)
Images And Words (1992)
Live At The Marquee (1993)
Awake (1994)
A Change Of Seasons (1995)
Falling To Infinity (1997)
Once In A Livetime (1998)
Scenes From A Memory Metropolis Part II (1999)
Live Scenes From New York (2001)
Six Degrees of Inner Turbulence (2002)
Train Of Thought (2003)
Dream
Theater - Octavarium
|
Label: |
Atlantic |
Site: |
dreamtheater |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
75:46 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
Max Score
|
|
Met ‘Train of Thoughts' heeft Dream Theater in 2004 het ultieme
metalalbum willen maken. Dat viel niet bij iedereen in de smaak.
Oordelen in de trant van het is “hard om het hard” en "John
Petrucci is te dominant ten koste van Jordan Rudess" waren
met regelmaat waar te nemen. Nu vind ik dat allemaal nogal meevallen
en DT deed met dit album een logische stap in het muzikale spectrum
van dat moment.
Het nieuwe DT-album 'Octavarium' is echter veel meer een opvolger
van 'Six Degrees of Inner Turbulence'. Dus minder 'metal' , meer
prog- en symforock, zelfs spacerock en een bijna logische grotere
rol voor Jordan Rudess. De opener, 'The Root of all Evil', doet
dit niet vermoeden want men gaat direct stevig uit de startblokken.
Opvallend zijn de geluidseffecten die de song inleiden, iets dat
op "Octavarium' veelvuldig voorkomt, waarna via piano en kerkklokgebeier
de rust aanbreekt met ‘The Answer lies Within'. James LaBrie is uitstekend
op dreef en hij is gewoon één van de beste zangers op dit moment.
Het nummer heeft symfonische trekken met echte strijkers en veel piano en dat
hebben we lang niet in die mate bij DT gehoord. 'These Walls' is meer progmetal,
heeft een aanstekelijk refrein en zou met wat "Air Play" hoog kunnen
scoren. De mooie Petrucci-solo maar ook de symfonische klanken en hartslag
met tikkende klok die doen denken aan Pink Floyd maken de track interessant.
Het trouwens niet de enige keer dat aan Pink Floyd gerefereerd kan worden.
Zelfs het artwork heeft veel van de kenmerkende PF stijl met de “Acht” als
motief. Ook ‘I walk
beside You' is geschikt voor toplijsten, maar dat wil niet zeggen dat DT commerciëler
geworden is, wel toegankelijker. ‘Panic Attack' is weer heel stevig met
heftige solo's van Petrucci en Rudess. Daarentegen heeft ‘Never Enough' opnieuw
de toegankelijkheid zoals eerder vermeld door de moderne rock inslag van het
nummer met natuurlijk wel de kenmerkende DT ingrediënten. Het klapstuk
van het album breekt nu aan met ‘Sacrificed Sons' en de megatrack ‘Octavarium'
van vierentwintig minuten. Op deze nummers wordt DT bijgestaan door violen,
cello, fluit en Franse hoorn samengebracht in een miniorkestje onder leiding
van Elena Barere. ‘Sacrificed Sons' begint met mysterieuze gesprekken met
terroristen overgaand in een hele mooie ballad die zich ontwikkelt tot een
song met indringende bombastische keyboards en stuwende gitaren. En de titelsong
die hierop volgt is geweldig. De Pink Floyd-achtige opening, het door James
LaBrie meesterlijk gezongen intro, de zoals altijd uitzonderlijke drums van
Mike Portnoy en de zoemende en grommende bas van John Myung leiden het nummer
via diverse herkenbare muzikale uitspattingen en passages, o.a. ‘Lucy in the
Sky', naar een steeds krachtiger en enerverender slot met een gillende LaBrie
tot besluit. Hoewel, besluit, via het toetje van John Petrucci in de vorm van
de mooiste gitaarsolo van de cd breekt een zwaar symfonisch “outro” aan waar
Jordan Rudess zich nog een keer helemaal kan uitleven.
Voor zover dat al niet reeds is gebeurd treedt DT met ‘Octavarium' definitief
toe tot de superklasse van de progressieve bands. Natuurlijk zullen kniesoren
wel weer wat vinden om over te jammeren, maar dit heeft kracht, variatie, passie,
vakmanschap, emotie. Als je als band zo'n album kan maken ben je bevoorrecht
en natuurlijk helemaal als je daar een fan van bent. En indien dit nog niet
het geval is wordt het hoog tijd het te worden. Dit mag je niet missen.
JProg (6-2005)
Bezetting:
James LaBrie - zang
Mike Portnoy - drums
John Petrucci - gitaar
John Myung - bas
Jordan Rudess - keyboards
Discografie (selectief)
When Dream And
Day Unite (1989)
Images And Words (1992)
Live At The Marquee (1993)
Awake (1994)
A Change Of Seasons (1995)
Falling To Infinity (1997)
Once In A Livetime (1998)
Scenes From A Memory Metropolis Part II
(1999)
Live Scenes From New York (2001)
Six Degrees of Inner Turbulence
(2002)
Train Of Thought (2003)
Octavarium (2005)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved