Soft Machine - Bundles |
Label: |
See For Miles |
Site: |
See For Miles |
Jaar: |
1975 |
Duur: |
42:03 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
"Seven" betekende het laatste Soft Machine album voor CBS, waar de band vanaf "Third" bij zat. De breuk met het label had een pauze van achttien maanden tot gevolg, de langste van de groep tot op dat moment. Live waren de heren echter wel actief. De line-up van "Seven", bestaande uit Ratledge, Marshall, Babington en Jenkins kreeg een uitbreiding die een behoorlijke invloed op de muziek zou hebben. Allan Holdsworth, die als belangrijkste wapenfeiten Nucleus en Tempest had staan, voegde zich in december 1973 bij de Softs. Voor het eerst zou een electrisch gitarist zo'n prominente rol krijgen binnen de band.
Gedurende het jaar 1974 veranderde het geluid van de groep langzaam. Karl Jenkins begon steeds meer de touwtjes in handen te krijgen terwijl de invloed van Ratledge afnam. De eens zo experimentele band schoof, mede door de invloed van Jenkins, meer en meer naar door naar een geluid dat sterk onder invloed stond van de Britse en Amerikaanse Fusion-bands als The Mahavishnu Orchestra van John McLaughlin en Weather Report. De opnames die gemaakt werden tijdens de zomer van '74 bleven liggen tot begin '75. De Softs wisten een deal met het label Harvest te sluiten en het uitbrengen van dit materiaal onder de naam "Bundles" was het gevolg. Het was de eerste keer dat een Soft Machine album geen nummer maar een echte naam zou krijgen.
Het absolute hoogtepunt van het album staat nam zowat heel kant 1 van de LP is bestag, het negentien minuten lange "Hazard Profile". Jenkins baseerde dit nummer op een riff die hij aanvankelijk in "Song Of The Bearded Lady" had verwerkt, een song die hij schreef in de periode dat hij in de Jazz-formatie Nucleus zat. Het nummer bevat schitterende afwisselingen tussen snel gitaarspel en complex keyboardwerk. Allan Holdsworth is in dit nummer zo waanzinnig snel op zijn gitaar dat het werkelijk met niks te vergelijken is. Ritmisch en virtuoos zijn de sleutelwoorden voor "Hazard Profile", dat één van de beste Fusion nummers ooit genoemd kan worden. "Gone Sailing" werd door Holdsworth geschreven en is een opvullertje van nog geen minuut waarop hij wederom laat horen wat hij op gitaar kan. Het titelstuk is een echte fusion-track. Vreemde ritmes, snelle stukken op zowel toetsen als gitaar. "Land of the bag snake" is ook weer een track die gedragen wordt door het spel van de meestergitarist. Ook één van de twee bijdrages van Ratledge, "The man who waved at trains" is een hoogtepunt. De saxofoon heeft een hoofdrol en het gitaarwerk is hier nagenoeg weg, iets wat ook opgaat voor het vervolg "Peff". Deze twee nummers doen nog verreweg het meest denken aan het oude geluid. "Four Gongs two drums" draait om het drumwerk van Marshall en "The floating world" is een rustige afsluiter waar Jenkins zijn keyboard zachtjes laat gaan. Misschien wel de minst opvallende track.
"Bundels" betekende meteen het laatste album met Ratledge, die als enige over was gebleven van de originele bezetting. Hij voelde zich niet meer thuis in de band. Zijn keyboardwerk kreeg een minder prominente rol en grote stukken werden overgenomen door Karl Jenkins, die de saxofoon langzaam liet voor wat het was. Ook Holdsworth zou het bij één album laten. Hij vertrok in April 76 naar Gong, een maand na het verschijnen van "Bundles". Dit enige werkstuk van deze Soft Machine line-up kan een absoluut hoogtepunt genoemd worden. Zowel voor de band zelf als voor de progressieve rock in het algemeen.
OProg (2003).
Bezetting:
Roy Babbington: Bass
Allan Holdsworth: Electric, Acoustic and 12-String Guitars
Karl Jenkins: Oboe, Piano, Electric Piano, Soprano Saxophone
John Marshall: Drums, Percussion
Mike Ratledge: Organ, Electric Piano, Synthesizer
Ray Warleigh: Alto Flute, Bass Flute
Soft Machine - Land of Cockayne |
Label: |
One Way |
Site: |
Voiceprint |
Jaar: |
1981 |
Duur: |
43:51 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Voor mijn gevoel hield Soft Machine op te bestaan in 1977 met ‘Alive and Well - Recorded in Paris'. Nu weet ik dat er een groep liefhebbers is die al eerder afhaakte. De psychedelische muziek van de eerste drie albums had natuurlijk niks te maken met de fusion van 'Bundles'. Volgens sommigen is het latere Soft Machine geen Soft Machine, maar wanneer hield de band dan op te bestaan? Toen Kevin Ayers vertrok? Of Robert Wyatt? Of Mike Ratledge, of…? Eén ding is wel zeker. Het hier besproken album is geen Soft Machine. Het is een project van Karl Jenkins die na het vertrek van Ratledge bandleider was geworden van de Softs, uitgebracht onder een naam die commercieel misschien beter was. Het is me om eerlijk te zijn ook onduidelijk hoe ‘Land of Cockayne' tot stand is gekomen en waar de bandleden van de laatste bezettingen heen gingen. De namen achter op de cddoos zouden doen vermoeden dat dit een voortzetting is van de fusionperiode maar dat zit er jammer genoeg niet in. Gitaargod Allan Holdsworth is aanwezig, maar niet om zijn enorme talent te demonstreren. John Marshall is nog de drummer en Jack Bruce is notabene de bassist. De twee belangrijke factoren zijn verder saxofonisten Ray Warleigh en Dick Morrissey.
Het eindresultaat van dit project is er in ieder geval één dat niks met Soft Machine te maken heeft. Geen enkele voorgaande periode is te herkennen en voor de legendarische band is het eigenlijk spijtig dat de officiële discografie zo heeft moeten eindigen. Maar eerlijk is eerlijk, zo vreselijk slecht is het album niet. Ondanks dat het op momenten heel erg glad is, een kwaliteit die Jenkins later nog van pas zou komen met ‘Adiemus', is het kwalitatief gezien wel knappe muziek. De vraag is echter wat de bedoeling was achter het gladdere geluid. Commercieel gezien sloot dit op geen enkele manier aan op de muzikale trends van 1981 en er had dan ook geen slechter moment gekozen kunnen worden om een album als dit uit te brengen.
De belangrijkste muzikale elementen zijn de twee saxen en uiteraard de toetsen van Jenkins. Eindresultaat is een soort easy-listening jazz waarvan de scherpe randjes weggewerkt zijn door het op de achtergrond aanwezige orkest. De grootheid van Holdsworth komt eigenlijk pas tegen het einde maar één keer naar voren. Solo's op gitaar pasten blijkbaar niet in het idee dat Jenkins had. Wat rest is een kwalitatief hoogstaand album dat zo weinig spannend is dat het waarschijnlijk geen enkele echte prog/jazzliefhebber zal kunnen boeien. Het was het absolute slotakkoord van de legendarische Engelse band. Een succes is het album logischerwijs nooit geweest en het bleef dan ook bij deze stuiptrekking. Een tour of een live-uitvoering is er ook nooit geweest en dat was immers de grote kwaliteit van de band. Voor mij is en blijft het einde van de band het laatste concert in Parijs in '78. Land of Cockayne staat in de kast omdat het er nu eenmaal bij hoort maar niet omdat het zo'n meesterwerk is.
OProg (5-2006)
Bezetting:
Jack Bruce - bass
Stu Calver - backing vocals
Alan Holdsworth - lead guitar
Karl Jenkins - keyboards, synths
John Marshall - drums, percussion
Dick Morrissey - tenor sax
Alan Parker - rhythm guitar
John Perry - backing vocals
Tony Rivers - backing vocals
John Taylor - electric piano
Ray Warleigh - alto sax, bass flute
Soft Machine - Rubber Riff |
Label: |
Voiceprint |
Site: |
Voiceprint |
Jaar: |
1994 |
Duur: |
38:48 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Ondanks dat Soft Machine inmiddels al meer dan twintig jaar ter ziele is blijft er nieuw materiaal verschijnen. De band was tijdens haar bestaan al behoorlijk productief Ook daarna hebben labels als Voiceprint absoluut niet stilgezeten. Het zou me dan ook niks verbazen als het aantal albums dat de afgelopen tien jaar is uitgebracht groter is dan de lading die de band oorspronkelijk op haar conto had staan. Het overgrote deel van de latere releases is live materiaal, maar zo nu en dan duiken er ook opnames op die ooit in de studio op tape zijn gezet, in een keurige blikken doos zijn gedaan om vervolgens uit te komen in een donkere archiefkast. Vele jaren later, als eenmaal besloten is dat die zooi eens opgeruimd moet worden, staat er plotseling iemand met een tape in zijn handen waar "Soft Machine" op gekalkt is. In dit geval stond er ook nog "Wolfe Studios Soho / April '76" waaruit we kunnen concluderen dat dit vlak voor het album "Softs" opgenomen is.
Mike Ratledge, die na het fenomenale "Bundles" zijn buik vol had van de muziek, was inmiddels verdwenen. Hij had op deze sessies een vervanger gekregen in de vorm van Carol Barratt, de vrouw van Karl Jenkins. Laatstgenoemde speelde tijden deze sessies nog saxofoon, spoedig zou Alan Wakeman dit over komen nemen op "Softs". De muziek die dit vijftal gedurende deze sessies op heeft genomen bevat een aantal juweeltjes. Het geheel is aanvankelijk als filmmuziek geschreven (waarvoor is me een raadsel) en is volledig van de hand van Jenkins. Absoluut toppertje is het 2e nummer "Pavan". Een langzame track met prachtig samenspel tussen gitaar en toetsen. Wat kan eenvoud toch mooi zijn. Ook nummers als "Little Miss B" en "Chrunch" zijn zeer prettig luisteren. Jammer is een nummer als "Melina". Dit voornamelijk keyboard gedomineerde is dusdanig glad dat het wel recht uit een Amerikaanse B-film lijkt te komen. Op de 1 of andere manier klinkt "Gentle Turn", een soortgelijke song, een stuk prettiger.
Verder bevat deze schijf behoorlijk wat nummers die geïmproviseerd zijn en derhalve ook zo klinken. Veel uptempo stukjes die behoorlijk op elkaar lijken en niet allemaal uitblinken qua compositie. Het behoorlijk minimalistische boekje geeft ook al aan dat songs veel van de karakteristieke trekjes van "Softs" missen. Zo zijn er geen solo's bijvoorbeeld. Vermoedelijk is het geheel zelfs in 1 dag opgenomen. Ondanks de vaststelling dat "Rubber Riff" niet over de gehele linie even sterk is een aanrader voor mensen die bekend zijn met het werk van deze band. Deze sessies verhullen de manier waarop de groep zich ontwikkelde en legt de belangrijkste eigenschappen bloot van deze line-up zoals het was in '76. Songgericht en direct.
OProg (2003).
Bezetting:
Karl Jenkins - keyboards / flute / saxophone
John Etheridge - acoustic / electric guitars
Roy Babbington - bass guitar
John Marshall - drums
Carol Barratt - keyboards
Soft Machine - Facelift |
Label: |
Voiceprint |
Site: |
Voiceprint |
Jaar: |
2002 |
Duur: |
40:36 en 50:48 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Van de legendarische formatie 'Soft Machine' is de afgelopen jaren veel materiaal op de markt gekomen. Het werk dat verschijnt richt zich meestal op de periode '69/'71. Zo zijn er een aantal mooie albums verschenen op het Cuneform label, zoals 'Virtually', 'Noisette', 'Backwards' en 'Spaced'. Ook kwamen er vorig jaar op het HUX label twee fraaie cd's uit met opnamen die door de jaren heen voor de BBC waren gemaakt. Allemaal uitgaves die ook op het gebied van geluidskwaliteit prima in orde zijn en echt iets toevoegen aan de verzameling. Na 'Facelift' is dit het tweede Soft Machine album van het label Voiceprint dat ik onder oren krijg.
De opnames op het album zijn gemaakt in april 1970. Het laat de klassieke bezetting van 'Third' horen. Met de muziek is uiteraard niks mis, zo komen onder andere 'Moon in June', 'Mousetrap', 'Facelift' en 'Esther's nose Job' voorbij. De uitvoering van het werk is geweldig. De opname, met een taperecorder vanuit het publiek gemaakt, is echter stukken minder. Het resultaat is een behoorlijke hoeveelheid ruis, een tape met wat 'jengel' en instrumenten die soms behoorlijk dof zijn, met name het drumwerk. Zeg maar gerust dat het gewoon slecht klinkt. De uitgave verder ziet er redelijk uit. Het boekje is niet zo mooi als de boekjes van de Cuneform-uitgaves, maar het kan er verder wel mee door.
Het zal al duidelijk zijn, dit album is bepaald geen aanrader. Het is leuk voor de verstokte Soft Machine fan die al een hele kast vol heeft staan. Heb je dat nog niet dan is er volop beter materiaal te krijgen.
OProg (8-2004)
Bezetting:
Mike Ratledge - Organ & Electric Piano
Hugh Hopper - Bass
Robert Wyatt - Drums
Elton Dean - Alto Sax & Electric Piano
Soft Machine - Middle Earth Masters |
Label: |
Cuneiform Records |
Site: |
Cuneiform Records |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
64:17 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
De wereld is weer eens een Soft Machine album rijker. Naast het reguliere materiaal telt mijn verzameling inmiddels zesentwintig albums met demo's, concerten en ‘BBC sessions'. Zit er dan nog iemand te wachten op weer een concert? Blijkbaar wel want de constante stroom materiaal is nog lang niet ten einde en ook ik heb nu weer dit album gekocht. Deze keer hebben we te maken met optredens van de eerste formatie van de groep, dus met Ayers, Ratledge en Wyatt. De concerten zijn gegeven in een club in Londen die de naam ‘Middle Earth' had. Het overgrote deel is uit '67, 12 september om precies te zijn. Verder nog een stukje uit Mei '68 en 1 track die ergens in de herfst van '67 is opgenomen.
Gezien de datum van opname is de kwaliteit wonderbaarlijk goed. Zuiver en alles is goed te horen. Aangezien het publiek niet luid door de opname klinkt zal het direct van het soundboard getaped zijn. Een heel groot deel van de nummers is op geen enkel regulier album terug te vinden en daarom is de cd des te leuker. Een aantal tracks zijn wel te horen op ‘BBC Radio 1967-1971', zoals ‘Clarence in Wonderland' en ‘We Know What You Mean' maar een nummer als ‘Disorganisation' is helemaal nergens te vinden. Deze track laat overigens een ontketende Mike Ratledge op orgel horen. Het loopt over in de klassiekers ‘We Did It Again' en ‘Why Are We Sleeping?'. De twee nummers uit 1968 zijn opgenomen tussen de Amerikaanse tournees. In de versie die ze spelen van ‘I Should've Known' duikt zo nu en dan een onzeker gitaargeluid op. Is dit Andy Somers die rond die tijd een korte periode in de band zat? De linernotes zeggen er niks over maar het is wel aannemelijk.
Kortom, dit album van fenomenale kwaliteit zal uiteraard geen nieuwe fans maken maar voor de fanatieke Soft Machine verzamelaar is het een onmisbaar item. Nu ben ik zo'n verzamelaar en ik geef het dan ook dik vijf sterren!
OProg (11-2006)
Bezetting:
Mike Ratledge - organ & electric piano
Kevin Ayers - guitar
Robert Wyatt - drums
Discografie (zeer selectief):
Soft Machine (1968)
Volume Two (1969)
Third (1970)
Forth (1971)
Fifth (1972)
Six (1973)
Seven (1973)
Bundles (1975)
Softs (1976)
Alive & Well Recorded In Paris (1978)
Land Of Cockayne (1981)
Rubber Riff (1994)
Spaced (1996)
Virtually (1997)
Noisette (2002)
Facelift (2002)
Soft Machine BBC Radio 1967-1971 (2003)
Soft Machine BBC Radio 1971-1974 (2003)
Soft Works is een project en een hernieuwde samenwerking van Elton Dean, Allan Holdsworth, Hugh Hopper en John Marshall. Grote namen uit de Soft Machine-historie. Na lang wikken en wegen en het omzeilen van allerlei agendatechnische problemen, lukte het na 20 jaar om begin 2002 de koppen weer bij elkaar te steken. Voorafgegaan door een aantal repetities kwam men op 6 en 7 juni 2002 bijeen in de Eastcote Studios in Londen. Het indrukwekkende resultaat is Abradacabra. Indrukwekkend omdat de schijf prima composities bevat in het jazz-rocksegment, een heldere productie kent en de heren technisch uitermate hoogstaand musiceren. Maar wat wil je met een curriculum musica van per persoon gemiddeld 35 jaar. Elton Dean speelt op alt sax de sterren van de hemel. Kenmerkte zijn spel zich in zijn Soft Machine-tijd en in aanverwante projecten tot gefreak op hoog niveau en bewuste 'piepers', op Abracadabra maakt hij prachtige, afgeronde tonen die soms de compositie bepalen en op andere momenten ondersteunend zijn. Holdsworth ken ik niet anders dan iemand die altijd kwaliteit levert. Zo ook hier met het voor hem zo karakteristieke gitaarspel dat hij gedoseerd en op de juiste momenten weet in te zetten. Voorts beroert hij de SynthAxe (zie afbeelding). Dit curieuze instrument werd in de jaren 80 ontwikkeld. Het houdt het midden tussen een gitaar en een synthesizer. Of beter gezegd, het is een gitaar waarop extra snaren zijn bevestigd die een stand alone synthesizer aansturen. Het stelt de gitarist in staat om synths te spelen, zonder de specifieke expertise daarvoor in huis te hebben. Het integreert die vaardigheid namelijk in het gitaarspel. En daar is Holdsworth niet in te evenaren. Vandaar dat zijn spel op de SynthAxe ook goed klinkt, prachtige klanktapijten oplevert en iets extra's geeft aan Abracadabra. Tenslotte klonk mijns inziens de ritmetandem Hopper/Marshall nog nooit zo gedegen en op elkaar ingespeeld. Dit duo lijkt elkaar van nature aan te voelen waardoor het muzikale casco staat als een huis.
De muziek laat zich het best vergelijken met de jazz-rock van Soft Machine ten tijde van Bundles (zie elders bij OJE Music de review). Hoewel compositorisch de nadruk op Abracadabra wat meer ligt op de jazz. Uitschieter is o.a. het tien minuten durende openingsnummer "Seven Formerly", dat dreigend begint en waar al snel de perfecte synergie tussen de muzikanten en hun instrumenten opvalt. Een track die direct door een nieuw hoogtepunt wordt gevolgd, te weten "First Trane". Dit lijkt me een nummer dat in de jazzscene een klassieker zou kunnen worden, met name door de jazztypische opbouw en het door de bas van Hopper bepaalde thema. De overige zes nummers zijn korter maar bieden dezelfde hoge kwaliteit. Een minpunt vormt de vierde track "K Licks". Dit nummer komt maar niet op gang en het lijkt wel alsof men vanaf de eerste seconde probeert de eindbreak te vinden. Maar uiteindelijk valt dit mindere nummer nauwelijks meer op in de weldadige zee van Abracadabra. Een kritiekpunt van een andere orde is de hoes van de Europese persing. Dat is een slecht gelukte collage van symbolen en plaatjes, terwijl de Japanse release – zoals u hierboven kunt zien - met een prachtige hoes getooid is.
Resumerend. Soft Works wordt geafficheerd als een project en projecten hebben een begin-en een einddatum en zijn relatief kortdurend. Ik hoop dat dat niet opgaat voor Soft Works en dat Dean, Hopper, Holdsworth en Marshall binnen afzienbare tijd met hun volgende release komen.
H. 'JoJo' de V. (1-2004)
Bezetting:
Elton Dean - alto sax, saxello, Fender Rhodes electric piano
Allan Holdsworth - electric guitar, SynthAxe
Hugh Hopper - electric bass
John Marshall - drums
Discografie:
Abracadabra (2003)
Een band die meestal muziek maakt waar ik wel van hou, talloze bezettingen kende, een uiterst onoverzichtelijke discografie heeft, en nu ook nog eens onder een iets andere naam bezig is sinds het overlijden van saxofonist Elton Dean in 2006. Soft Machine Legacy heet de min of meer reünieband en dat zijn onder die naam John Etheridge (gitaar), Hugh Hopper (bas), John Marshall (drums) en Theo Travis (sax en fluit). “Hoort dit nu op de Soft Machine pagina van OJE Music of moet dit apart” was mijn vraag aan, Soft-kenner bij uitstek in ons redactieteam, OProg. Volgens hem kan het daar naadloos bij en het is in ieder geval een poging wat overzicht te houden.
De muziek op het ‘Steam’ getitelde album valt in de categorie fusionrock in dit geval met een sterke jazzcomponent. Degenen die bij Soft Machine zijn afgehaakt na de psychedelische periode kunnen dit werkje dus het beste laten liggen. Maar de kenners hadden dat, de bezetting beschouwend, allang vastgesteld.
De opener, de Hopper compositie ‘Footloose’, mag er zijn met een lekker ontspannen atmosfeer, vreemd van oeverloos gefreak. Daarmee is blijkbaar de toon gezet want men musiceert er ongedwongen op los waarbij men bijna achteloos een hoogtepunt neerzet met de song ‘The Big Man’. Experimenteler door de dreigende sax, scheurende gitaren en stuwende drums vormt deze track een opmerkelijke maar harmonische ratjetoe van klankbeelden. Hierna volgt met ‘Cloe and the Pirates’ een weldadige rust met een prachtige harmonie van gitaar- en blaaswerk. Het hoge niveau krijgt meer vaart met ‘In the Back Room’ waarin John Etheridge, die met Travis in plaats van Dean meer ruimte krijgt, een wervelende gitaarsolo laat horen. Het experiment wordt weer gezocht met ‘The Last Day’, maar hier gaat dat ten koste van een duidelijke melodielijn. Het blijkt een voorbode te zijn van wat nog volgt want men heeft met het sterke eerste deel van het album duidelijk het kruit verschoten. Gedreven en vernuftige muzikale patronen en zelfs solo-uitstapjes - dat kunnen deze mannen natuurlijk uitstekend - gecombineerd met een minder songgerichte aanpak maken de laatste vijfentwintig minuten niet onaangenaam, maar in vergelijking met de eerste vijf nummers is het minder. Het kan de aandacht niet altijd meer vasthouden en men stapt af en toe in de val van het gefreak en gejam dat in deze muziekstijl vaak aanwezig is, echter zonder dat het vervelend wordt.
Soft Machine Legacy hoort inderdaad helemaal thuis in de Soft Machine catalogus. Vergelijkingen met voorgaande albums van deze band uit de periode waarin dezelfde muzikale richting gekozen werd liggen voor de hand en daarbij scoort ‘Steam’ van voldoende tot uitstekend, dus goed.
JProg (12-2007)
Bezetting:
John Etheridge - gitaar
Hugh Hopper - bas
Theo Travis - sax en fluit
John Marshall - drums
Discografie:
Steam (2007)
Soft Machine - Drop |
Label: |
|
Site: |
- |
Jaar: |
2008 |
Duur: |
62:10 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Voor sommigen zal 'Drop' slechts de zoveelste release zijn in een lange rij Soft Machine albums die de laatste pakweg vijftien jaar zijn verschenen. Voor de liefhebber is het echter een zeer fraai document van een bijzondere periode uit de geschiedenis van de band. Een periode die kort zou duren, een wending zou nemen die anders was dan andere wendingen. En niet te vergeten slechts als voetnoot de boeken in zou gaan, mede door een gebrek aan opgenomen materiaal.
Met 'Third' beleefde Soft Machine volgens velen zijn succesvolste periode, zowel op artistiek als commercieel gebied. "Moon In June", de derde plaatkant van het album gevuld door Wyatt, zou een laatste duidelijke verwijzing naar het verleden zijn. Het nummer werd mede samengesteld uit ouder materiaal en Wyatt speelde het drumwerk, bas en orgel. Slechts op een klein deel zijn Hopper en Ratledge te horen. Daarnaast zou dit het laatste vocale nummer zijn dat Soft Machine zou maken. In de zomer van 1970 werd de groep een geheel instrumentale band: Wyatt was de enige die zang aan de muziek toe wilde voegen en, democratisch besloten, won de meerderheid. Gedurende de zomer nam Wyatt vervolgens zijn eerste soloalbum, "The End of an Ear', op. Op de hoes refereerde hij aan het feit, dat er binnen zijn band geen ruimte meer was voor zang en noemde hij zichzelf "Een popzanger zonder werk". Toch was zijn debuut anders dan men mocht verwachten. Een collectie van geïmproviseerde muziek zonder teksten en conventionele zang. Hij gebruikte zijn stem als instrument en speelde onder andere met de tapesnelheden om zo vervormingen in het stemgeluid te verkrijgen. De reacties op het resultaat varieerden van "niet te luisteren" tot "uniek". Wyatt vervolgde zijn weg met Soft Machine eind van de zomer. Na de concerten in de Royal Albert Hall in augustus nam de bezetting Hopper, Waytt, Ratledge en Dean '4' op. Een titel die, onbewust, naast op de chronologische volgorde ook sloeg op hetfeit dat dit het enige album zou zijn waarop Soft Machine grotendeels als kwartet te horen is. Hoogtepunten zijn echter 'Teeth' en 'Virtually', waarop de band met gastmuzikanten als zevenmans-formatie speelt. Naast een goede ontvangst van het indrukwekkende album was er echter ook kritiek. Volgens sommigen was de groep inmiddels zover bij zijn roots vandaan dat men zich afvroeg of de naam 'Soft Machine' nog wel voor het gezelschap opging. Meer veranderingen zouden echter volgen. Experimenteler en een koers die steeds meer de jazzrichting opging. Dit gebeurde grotendeels onder leiding van Elton Dean en het resultaat is ook te horen op verschillende radio-opnamen. In dezelfde periode nam Dean zijn eerste soloalbum op in de richting van het Soft Machine van dat moment. Steeds vaker speelde er ook gastmuzikanten mee, waaronder Roy Babbington en Phil Howard.
Ontevreden met de veranderingen en ingeslagen weg besloot Wyatt de groep te verlaten. De Australische drummer Phil Howard, die zoals gezegd al eerder met Soft Machine meespeelde en ook betrokken was hij het solowerk van Elton Dean, was de logische vervanger. Om op de zaken vooruit te lopen: Tijdens de sessies van '5' werd Howard uit de band gezet door Hopper en Ratledge. Hij maakte toen pas vier maanden deel uit van het collectief. Zijn stijl was volgens hen te vrij en hij werd vervangen door John Marshall. Met zijn komst ging de groep van een jazzkant naar een omgeving die meer door fusion en rock geïnspireerd was. Uiteindelijk zou dit in mei 1972 het vertrek van Elton Dean veroorzaken die zich niet in de koerswijziging kon vinden.
Terug naar 'Drop'. De periode met Howard had zich aanvankelijk slechts gemanifesteerd op een deel van '5' en op enkele radiosessies. Geen enkel officieel document van de groep in haar natuurlijke habitat, het podium, bestond tot op heden. Het aantreden van Howard, die veel meer een jazz-drummer was dan Wyatt drukte Ratledge en Hopper in elektrische, complexe jazzrol waar ze snel weer uit wilden. Het concert op 'Drop' is opgenomen na de tour in het Verenigd Koninkrijk in toen nog West-Duitsland. Niet voor niets werd de band op dat moment vergeleken met onder andere Weather Report en Miles Davis. Voor de Soft Machine verzamelaar is 'Drop' wederom een essentieel deel van de collectie. Het laat een band horen die een weg insloeg om vervolgens snel weer terug te keren en ergens anders heen te gaan.
OProg (2-2009)
Bezetting:
Mike Ratledge - Organ & Electric Piano
Hugh Hopper - Bass
Phil Howard - Drums
Elton Dean - Alto Sax & Electric Piano
Een nieuw livealbum van Soft Machine Legacy, voor mijn gevoel komt er elk half jaar wel zo'n album uit bij Moonjune. Toch viel het me mee te moeten constateren dat de vorige uitgave, 'Steam', al weer een jaar of vier geleden verscheen. Veranderingen zijn er ook deze keer weer in de band. Noodgedwongen helaas, aangezien Hugh Hopper in Juni 2009 is overleden. Hiermee is tevens de laatste schakel met de versie van de band zoals hij eind jaren zestig bestond verdwenen. Zijn vervanger is een bekende, Roy Babbington heeft zich bij de formatie aangesloten, hetgeen hij eerder deed rond de periode dat 'Seven' (1973) opgenomen werd.
De muziek die de band op dit moment maakt doet veel denken aan deze periode. Veel nieuw materiaal en veel improvisatie, maar ook het door Hopper geschreven 'Facelift' als eerbetoon aan hem.
Ik zou een lang verhaal kunnen maken over dit album, echter het zal bij iedereen wel bekend zijn wat voor muziek Soft Machine en haar navolgers de afgelopen veertig jaar hebben gebracht. Het is dan ook niet zo dat de band ineens een andere kant op is gegaan. Zodoende is het voor de liefhebber weer een cd er bij die prettig te luisteren is. Maar hij zal geen essentieel onderdeel worden van hun uitgebreide discografie.
OProg (3-2010)
Discografie (zeer selectief):
Soft Machine (1968)
Volume Two (1969)
Third (1970)
Forth (1971)
Fifth (1972)
Six (1973)
Seven (1973)
Bundles (1975)
Softs (1976)
Alive & Well Recorded In Paris (1978)
Land Of Cockayne (1981)
Rubber Riff (1994)
Spaced (1996)
Virtually (1997)
Noisette (2002)
Facelift (2002)
Soft Machine BBC Radio 1967-1971 (2003)
Soft Machine BBC Radio 1971-1974 (2003)
More S
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved