'On
my Hands' is het 2e album van de Amerikaanse band Madrigal. De band
heeft slechts twee cd's gemaakt met een tussenpoos van acht! jaar.
Dit laatste album moet ook beschouwd worden als het laatste levensteken.
De muziek kan vergeleken worden met Genesis in de wat latere periode
maar ook Marillion kan als referentie dienen. De muziek vertoont
ook raakvlakken met het minder bekende, eveneens Amerikaanse, Ad Infinitum
.
De wat vrolijke opener, 'Shout', zet niet direct de toon
voor de verdere nummers. De tweede song, 'Living on the Edge',
geeft meer aan waar de band toe in staat is. Gedragen, heldere en
technisch vaardig gespeelde muziek waar ook regelmatig Yes en King
Crimson, vooral in de track 'Castings', niet ver weg zijn.
De blaasinstrumenten op 'Old World Charms' geven een
speciale, wat melancholieke sfeer. Na het tussendoortje 'Showdown'
met Zuid-Amerikaanse klanken vermengd en het reeds genoemde 'Castings'
brengt 'Survivors' een hoogtepunt. Misschien wel de eenvoudigste
song, maar erg mooi. De titelsong 'On My Hands', tevens
het langste nummer met veel tempowisselingen in de beste symfonische
rock tradities, vormt de brug naar de kraker van het album 'The
Stumbler'. Ondanks de korte duur van het nummer, 5:18, is
dit werkelijk een schitterende door Kevin Dodson gezongen song
vol emotie en hartstocht. De structuur van het nummer kan zich
meten met het beste op dit gebied en het is eigenlijk verbazingwekkend
dat zo'n schitterend gespeelde track met indringende orkestrale
opbouw zo weinigen bekend is. Een sublieme afsluiter.
De kwaliteit van de productie is over het algemeen goed evenals de
geluidskwaliteit. Het artwork doet op het eerste gezicht wat eenvoudig
aan en hoewel zoiets natuurlijk altijd zeer persoonlijk blijft, bij
nadere bestudering en gewenning, heel passend.
De verkrijgbaarheid van de cd in Nederland is beperkt tot beurzen
en dan nog een toevallige treffer. Het is wel via internet bij Musea
Records te koop.
Een opmerkelijk sterk album waarbij een enkele wat mindere song de
score bepaalt op vier OJE's
JProg
(2003).
Bezetting:
Kevin
Dodson - drums, percussion, vocals
Stephen Dornbirer - guitar
Michael Rosenthal - keyboards, vocals
Steve Springer - bass, vocals
Chuck Swanson - saxophone, flute, horn, vocals
Discografie:
Waiting (1988)
On my Hands (1996)
Magellan heeft mij nog nooit kunnen bekoren.
Het album uit 2002, ‘Hundred
Year Flood' ligt mij nog redelijk vers in het geheugen als een melodrama
dat in onze muziek nauwelijks zijns gelijke kent. Het heeft niet
veel in de speler gelegen. Ondanks het grenzeloze geloof in eigen
kunnen van Trent Gardner, die samen met zijn broer Wayne de band
vormt, mist het in de eerste plaats een duidelijke eigen geluid.
Metalprog maar daar is het eigenlijk niet stevig genoeg voor. De
composities zijn over het algemeen mager, veel herhalingen van hetzelfde
thema overgoten met veel bombast. Er zit iets doodvermoeiends in
hun muziek, muzikale wendingen lijken een doel op zich. Ik heb het
vorige album, ‘Impossible Figures', ondanks de aantrekkelijke verpakking,
aan mij voorbij laten gaan. Dus maar eens een nieuwe poging gewaagd
met deze nieuweling ‘Symphony for a Misanthrope'.
Op deze cd hebben ze de hulp ingeroepen van o.a. Robert Berry en
Steve Walsh. De laatste levert maar een minimale bijdrage, een keyboardbijdrage
op track 1, het nog geen drie minuten durende ‘Symphonette'. En op
een paar nummers is er een gastdrummer, ene Joe Franco, hoewel ik
sterk de indruk heb dat die eveneens een drumcomputer bedient.
Het centrale thema van het album zijn de, zoals Trent Gardner meldt, armzalige
prestaties van de mensheid op vele gebieden. De aanloop van de drie songs naar
de hoofdact de ‘Cranium Reef Suite' van ruim achttien minuten valt niet tegen.
Stevige prognummers met een heldere structuur en redelijk tot goed gezongen
teksten met een boodschap. Met name ‘Wisdom” valt daarmee op, wijsheid wordt
te vaak verward met het spuien van een overdaad aan informatie. Erover nadenken
en conclusies trekken zal je toch zelf moeten doen. De genoemde suite, die
uit drie delen bestaat, heeft een moeizame opbouw en te veel geforceerde breaks.
Het loopt gewoon niet lekker en het heeft dat vermoeiende waar ik het eerder
over had. Het drumwerk van Franco is uiterst matig, het hangt er los bij en
bovenal duurt de suite veel te lang voor wat er muzikaal geboden wordt. Het
volgende ‘Pianissimo Intermission' gespeeld door Stephen Imbler maakt niet
veel bij me los en is weinig indrukwekkend. ‘Doctor Concoctor' is weer een
betere song evenals het afsluitende ‘Every Bullet needs Blood”, een titel om
over na te denken trouwens. Beide vlotte, goede nummers met een prima balans
tussen tempowisselingen en rustpunten maar zonder opvallende kenmerken.
Deze hernieuwde kennismaking met Magellan is geen onverdeeld genoegen geworden.
Het gaat te ver om het een slechte cd te vinden, maar een topper is het voor
mij niet en het bevestigt wat ik al eerder van Magellan vond. Er zit wel verbetering
in maar dat mag ook wel met het zesde album in vijftien jaar, Trent Gardner's
projecten met Explorer's Club en ‘Leonardo, the Absolute Man' niet meegerekend.
Maar of het voor mij ooit helemaal wat met Magellan zal worden betwijfel ik.
JProg (4-2005)
Bezetting:
Trent Gardner – zang, keyboards
Wayne Gardner – zang, gitaar, bas
Gasten:
Robert Berry drums track 2, gitaar
Joe Franco – drums track 4 en 7
Stephen Imbler – piano track
5
Discografie:
Hour Of Restoration (1991)
Impending Ascension (1994)
Test Of Wills (1997)
Hundred Year Flood (2002)
Impossible figures (2003)
Symphony for a Misanthrope (2005)
Magenta
- Home & New York Suite
|
Label: |
F2Music |
Site: |
magenta |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
67:53 & 40:04 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Magenta is een vaste waarde geworden in
het proglandschap van dit moment. Een waarschuwing is daarbij
wel op zijn plaats. Als je er problemen mee hebt dat er regelmatig
geleend wordt van de grote progbands zoals Genesis, Yes, Pink
Floyd en dergelijke, dan kan je beter de cd’s van de band links laten liggen.
Maar op eerder werk is er wel op basis van deze muzikale erfenis
een eigen inbreng gezocht en gevonden. Is dit ook op ‘Home” het
geval?
De leidende figuur van Magenta is de van o.a. Cyan en Fyreworks
bekende multi-instrumentalist Rob Reed. Daarbij is frontvrouw
Christina Maria Booth gezichts- en gehoorbepalend. In vergelijking
tot het eerste album ‘Revolutions’ is de bezetting
van de band op een andere basspeler na redelijk stabiel gebleven.
’Home’ verhaalt over de poging van een jonge vrouw
vanuit Engeland in Amerika een nieuw bestaan op te bouwen. Dit
mislukt waarna ze uiteindelijk tot het besef komt dat haar geboorteplaats
Liverpool haar thuis is. Daar kan je dus heel wat aan ophangen.
In vijftien songs waarbij er maar één boven de
tien minuten komt passeert deze door Steve Reed geschreven
geschiedenis.
De band is verder gegroeid, hechter geworden. Dat geldt vooral
voor Christina waarbij haar ademhalingstechniek een stuk beter
geworden is of lag dat aan de microfoonopstelling op eerdere
opnames? Alle muziek is van Rob Reed en natuurlijk plagieert
hij niet alleen zijn voorbeelden, daar komt hij tenslotte rond
voor uit, maar ook zichzelf af en toe. Maar hij doet dit weer
op een intrigerende en smaakvolle manier wat leidt tot een
overtuigend geheel. Een waaier knap gespeelde en gezongen nummers
en een uitstekende productie zijn het resultaat. De nummers
zijn korter dan we gewend waren, meestal midtempo opgebouwd
en erg toegankelijk. Christina is geen felle rocker en zorgt
daardoor bijna automatisch voor rustige sferen. En die sferen
zijn mooi. Op ‘My Home
Town’ bijvoorbeeld waar Mike Oldfield een opvallende referentiebron
is. Op het Yes-achtige ‘The Journey’, waarop, maar
niet alleen dit nummer, de twee (!) gitaristen laten horen uitstekend
de weg weten te vinden. ‘Demons’ is prachtig van
opbouw en geeft noodzakelijk vuur en dat is op den duur wel nodig.
Enige luistermoeheid die toch wel door het veelal zelfde tempo
ontstaat wordt daarmee weggeblazen. Goed getimed dus waarbij
de gitaren geheel los gaan. Een hoogtepunt is ‘Joe’,
het langste nummer. Barstensvol alles wat je maar binnen het
gekozen idioom kan bedenken. Grote klasse. ‘The Visionary’ is
een Magenta-klassieker in de dop waarna ‘Journey’s
End’ de formidabele groei als groep van het zestal tot
in de finesses accentueert.
Het was aanvankelijk de bedoeling ‘Home’ als dubbelcd
uit te brengen. De restnummers, ontstaan door het als een enkele
cd uitbrengen van het album, zijn in een limited edition als
tweede cd bijgevoegd. Deze ‘New York Suite’ is echter
geen minder verhaal en bevalt mij zeker niet slechter dan ‘Home’.
Wel een vreemde marketingstrategie want de schijf hoort er
eigenlijk gewoon bij.
De ‘Suite’ beslaat vijf nummers en is daarmee goed
voor ruim veertig minuten muziek. Men start met ‘Arrival’ erg
sterk door een afwijkende structuur ten aanzien van het merendeel
van de songs. Zelfs Christina is feller dan gewoon. De andere
vier nummers zijn van het inmiddels bekende hoge niveau waarbij
op de een of andere wijze het geheel je meer grijpt. Het zou
me niets verbazen als deze tweede schijf uiteindelijk meer de
speler in verdwijnt dan ‘Home’.
’Home’ inclusief de ‘New York Suite’ is
zeker Magenta’s hoogtepunt tot nu toe. Beter goed gejat
dan slecht verzonnen is weer regelmatig aan de orde, maar zoals
reeds opgemerkt, daar schaamt de band zich absoluut niet voor.
En waarom ook als je het geheel in de stijl van hoe progressieve
muziek gemaakt wordt verwerkt en je talloze eigen wendingen
vakkundig en met een goede emotie in sterke composities weet
te vertolken.
JProg (8-2006)
Bezetting:
Rob Reed - keyboards, bass, backing vocals, recorder, tambourine,
piano, mandolin & guitar
Christina - lead vocals
Chris Fry - lead guitar
Martin Rosser - lead guitar
Dan Fry - bass
Allan Mason-Jones - drums
Gasten:
Tim Robinson - drums
Martin Shellard - guitar
Lee Goodall - tenor saxophone
Hywel Maggs - guitar
Christian Philips - guitar & backing vocals
Troy Donockley - uilleann pipes & whistles
Mal Pope - backing vocals
Lorrain King - backing vocals
Discografie:
Revolutions (2001)
Seven (2004)
Broken (2004)
Another Time… Another Place… (2004)
The Gathering dvd (2005)
Home + New York Suite (2006)
De
muzikale carrière van Nick Magnus is lang. In 1976
begon deze met een kort verblijf bij de oer-symfo-cult-groep
The Enid. Medewerking op enig album ontbreekt helaas. Vanaf
1978 heeft hij gedurende ruim tien jaar deel uitgemaakt
van de band rond ex-Genesis gitarist Steve Hackett. Op
liefst twaalf albums geeft hij het toetsengedeelte op een
geheel eigen wijze inhoud. Daarnaast is in 1999 het fameuze
minialbum 'Oceanworld' van 'Autumn' uitgekomen met
opnames uit 1976. Ook hier was Nick Magnus van de partij. In de jaren
negentig van de vorige eeuw heeft hij grote successen geboekt met de 'Project
D´s synthesiser albums'. Recenter heeft hij indrukwekkende verkoopcijfers
behaald met z.g. 'Pan Pipe Moods' en 'Celtic Dreams' producties,
tot zelfs topnoteringen in de Engelse albumlijsten toe. Ook heeft hij
voor de musical 'All You Need is Love' Lennon/McCartney songs
opnieuw gearrangeerd.
Als soloartiest was hij aanmerkelijk minder succesvol. Slechts twee albums
zagen het licht, 'Straight On Till Morning' en 'Inhaling
Green'. De eerste cd is heel aardig, ooit door Voiceprint uitgebracht
maar om onduidelijke redenen niet meer leverbaar, zoals hij zelf zegt "sadly
to be deleted shortly afterwards". De cd is mede daardoor zeer schaars.
Het tweede album was een wat onevenwichtig maar eveneens te waarderen
werkstuk.
Voor 'Hexameron'
heeft Nick Magnus naast (ex)-leden van Procol Harum, The Enid, Whitesnake
en de Steve Hackett Band zich laten vergezellen door Steve en John Hackett.
Vooral Steve zorgt op drie van de acht songs, de opener 'Singularity',
en de afsluitende tracks 'Seven Hands of Time' en 'The Power of Reason', totaal
ruim negentien minuten voor een weergaloze bijdrage zoals alleen hij dat kan.
Maar ook de andere nummers zijn sterk, zoals het negen minuten durende 'Dancing
on the Waters', met prachtige toetsen en stemmige zang van Clare Brigstocke.
Het enigszins aan het latere Genesis refererende 'Marduk' met zang van Anthony
Patterson geeft een mooie wending aan het album. Op 'Sophia's Song' wordt een
Keltische folkrichting ingeslagen met deze keer zang van Siobhan McCartney.
Het korte 'Double Helix' zorgt met John Hackett, fluit en Ninian Boyle, viool
voor een medieval intermezzo, waarna via het aan Camel denkend 'Brother
Sun Sister Moon' met zang van Pete Hicks, de brug wordt gemaakt naar
het prachtige slotakkoord, de twee resterende songs met Hackett als zeer
opvallende gast.
'Hexameron'
is geen vernieuwend of baanbrekend album, maar biedt een zeer aangename
aaneenschakeling van heel mooie nummers die met groot vakmanschap worden
vertolkt. Nick Magnus is niet alleen een begaafd keyboardspeler, ook zijn
drumprogrammering is perfect. Daarnaast is hij een goede songschrijver
die hiermee zijn beste solo album tot nu toe aflevert. De cd is bovendien
voor fans van Steve Hackett niet te missen.
JProg (11-2004)
Bezetting
Nick Magnus - keyboards, programming
Gasten:
Steve Hackett - gitaar
John Hackett (Steve Hackett Band) - fluit
Geoff Whitehorn (Procol Harum, Whitesnake) - gitaar
Pete Hicks (Steve Hackett Band) - zang
Anthony Patterson (ReGenesis) -zang
Siobhan McCarthy - zang
Ninian Boyle - viool
Clare Brigstocke - zang
Debi Doss - zang
Melvyn Hiscock - slide gitaar
The Bears' Chorus - koorzang
Discografie:
Straight On Till Morning (1994)
Inhaling Green (1999)
Hexameron (2004)
Malibran
- Oltre l'ignoto
|
Label: |
Mellow
Records |
Site: |
malibran |
Jaar: |
2001 |
Duur: |
52:51 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
In de eerste divisie van de progressieve rock speelt al heel
lang Malibran. Deze Italiaanse band afkomstig uit Sicilië speelt
daar al sinds de oprichting in 1989. Dus geen topband maar zij
staan hun muzikale mannetje wel en er zijn zelfs momenten
waarop het eredivisieniveau gehaald wordt. De band
speelt muziek die af en toe aan de vroege Marrilion
doet denken en waaraan een dwarsfluit is toegevoegd.
Het is daardoor nog geen Jethro Tull kloon, onterecht
wordt Malibran wel eens zo aangeduid. Tull speelt heel
andere muziek.
Duidelijk bandleider van de groep is zanger en gitarist Giuseppe
Scaravelli die tevens de andere instrumenten wel eens beroerd.
Opvallend is dat men al sinds de oprichting in dezelfde bezetting
speelt. Een andere blikvanger van de band is fluitspeler Giancarlo
Cutuli. Ook op de vorig jaar verschenen dvd van de band, waarin
de eerste tien jaar van hun bestaan via talloze livepresentaties
op een onderhoudende wijze uitvoerig belicht wordt, is hij duidelijk
de gangmaker. De anderen doen het rustiger aan, zeker de laatste
jaren.
Scaravelli is geen topzanger. Verstandig is ook dat hij na een aanvankelijke
start dit in het Engels te doen de laatste albums weer gewoon in
het Italiaans zingt. Gitarist Jerry Litrico is uitstekend en de ritmesectie
is niet opvallend maar degelijk. Toetsenist Benny Torrisi kleurt
het geheel niet al te uitbundig waardoor het accent en dus de aandacht
erg op de gitaar en de fluit blijft.
Het hier besproken album ‘Oltre l’ignoto’ is
het derde studioalbum van de band. Een stemmige 17e eeuwse hoesafbeelding
siert het cdboekje waarin alleen Italiaanse teksten staan. De opener ‘Si
dira di me’ is direct het beste nummer van de cd. Een prachtige
stuwende gitaarloop door fluit en sax afgewisseld en neergezet
op een variërend ritmisch tapijt met ruimte voor heftige en
stille momenten. Twaalf minuten smullen. Maar ook het tweede nummer
en titelsong gaat in die stijl verder met weer de mooie fluiten,
dit keer meer door het toetsenwerk gesteund, maar waarbij de gitaar
zich ook niet afzijdig houdt. De acht nummers worden afgewisseld
door drie korte songs waarop alleen Giuseppe Scaravelli, inclusief
alle instrumenten door hemzelf gespeeld, te horen is. Beetje vreemd
voor een groepsgebeuren en zou dat verklaren waarom er heden nog
steeds geen opvolger van het album is? Die korte nummers van hem
solo zijn aardig maar het niveau gaat duidelijk omhoog als de
gehele band weer van de partij is. En dat zijn dan de resterende
drie songs waarvan de eerste ‘Cerchio
Mobile’ een enigszins
hoekige Latin-achtige melodielijn kent met een lekkere gitaarsolo.
Maar het is een beetje saai nummer. ‘Mare Calme’ is
een mooi rustpunt met toetsen die subtiel samengaan met de gitaar.
Het lange en afsluitende ‘In Viaggo’ is weer Malibran
ten voeten uit. Alles en iedereen komt aan bod maar nu minder pakkend
dan in de openingssong.
Malibran is een boeiende band met aantrekkelijke muziek. Mooie
composities, een paar mindere daargelaten, instrumentaal vaardig
met zang waarvan je moet houden en die matig is. Zeker tijdens
de liveoptredens laten ze steken vallen en is het soms niet helemaal
zuiver. Echter, de studioalbums zijn prima en dit album is voor
mij het beste werk tot nu toe. Maar of er nog wat komt........
In het uitloopspoor van de cd speelt men Jethro Tull’s ‘Bourée’ van
de band waar ik ze dus helemaal niet op vind lijken.
JProg (4-2006)
Bezetting:
Giancarlo Cutuli - flute, piccolo, sax
Jerry Litrico - electric guitar
Angelo Messina - electric bass
Alessio Scaravilli - drums, percussion
Giuseppe Scaravelli - lead vocals, acoustic, electric, slide & wah-wah
guitars, flute,
keyboards, percussion
Benny Torrisi - piano, synthesizers
Gasten:
Vito Germenà - violin
Antonia Longo - cello
Discografie:
The Wood Of Tales - Live (1990)
Molecole - Live (1993)
Le Porte Del Silenzio (1995)
In Concerto Live (1997)
La Città Sul Lago (1998)
10 anni in concerto 1988-1998 (op dvd 2005)
Oltre L'Ignoto (2001)
Manfred
Mann kan inmiddels worden gezien als een icoon in de muziek. Niet
alleen door zijn lange carrière en leeftijd - hij is inmiddels
63 - maar ook door zijn durf om nieuwe wegen in te slaan. Want verschillende
wegen heeft hij bewandeld: van het jaren 60 pad met de hitgevoelige
popmuziek, een korte omloop via de jazz rock tot de lange afstandswandeling
in de progressive rock. Ook als persoon wordt deze geboren Zuid-Afrikaan
vaak omschreven als 'gespleten'. Op de hoestekst van een single uit
1966 die ik nu in mijn handen heb, getiteld 'Manfred Mann played by
Rob Hoeke R&B Group', staat bijvoorbeeld 'Als mens is hij een
interessant geval (
), bijna een gespleten persoonlijkheid. Buiten
het toneel heeft Mann een zakelijkheid die respect afdwingt. Op het
toneel kromt hij zich over zijn hammond orgel, rolt met zijn ogen
als een bezeten wetenschapsman die liederlijk de laatste uren van
de mensheid uitspeelt'. Kortom, de rationele linker- en de emotionele
rechterhersenhelft van Mann zijn beide goed ontwikkeld.
Ik weet nog goed dat ik als jongen van negen in 1967 zijn single 'Ha
Ha Said the Clown' kocht. Hij ligt hier voor mij. De muziek die Mann
toen maakte kan ik nauwelijks, tezamen met zijn andere 60'er jaren
hits zoals 'Sha-La-La', 'De Wah Diddy Diddy' en 'Pretty Flamingo',
progressive rock noemen. De bekering tot deze muziekstroming werd
ingezet met de vorming van zijn Manfred Mann's Earth Band en het gelijknamige
album in 1972. Deze band vond zijn definitieve progressieve draai
met het voorliggende werk 'Solar Fire'. Het prima verzorgde boekje
van de remaster meldt hierover dat Mann en zanger, gitarist Mick Rogers
ten tijde van de opnames geïnspireerd werden door Pink Floyd,
welke invloed niet alleen hoorbaar is maar zelfs werd doorgetrokken
in theatrale effecten tijdens live optredens.
Solar Fire begint overtuigend te branden met het bekende 'Father of
Day, Father of Night' van Bob Dylan. Via een Floydiaans intro met
de stemmen van Doreen en Irene Chanter - ook al Floyd - en de mellotron
van Mann, ontvouwt deze track de overbekende melodie. De ijzersterke
stem van Rogers doet de rest. 'In the Beginning Darkness' is een up
tempo nummer dat refereert aan Deep Purple. Het vermogen om niet te
domineren als solist maar ook ondersteunend te zijn aan het groepsgeluid
laat Mann hier goed horen met gedoseerde partijen op met name hammond
orgel. De derde track 'Pluto the Dog' lijkt op het eerste gehoor een
instrumentaal niemendalletje maar zit echter doordacht in elkaar.
Het strakke ritme wordt bepaald door drums, bas en ritmisch hondengeblaf
waaroverheen Mann uitbundig soleert op synthesizer. Het titelnummer
is een hoogtepunt in 's mans oeuvre en van dit album. Afwisselend
sterke zang van Rogers en Chanter en virtuoos basspel van Colin Pattenden
bouwen op naar een climax waarin de gitaar soleert en Mann volledig
loos gaat op alle keys die hij heeft. De hoge tonen die hij uit zijn
synth haalt lijken citaten te vormen uit 'Echoes' van Floyd. Een topnummer.
En dat geldt eigenlijk ook voor 'Saturn, Lord of the Ring Mercury
the Winged Messenger' waar blijkt dat Rogers niet alleen een dijk
van een stem heeft maar ook zeer verdienstelijk gitaar speelt. Wat
hier maar in feite op de gehele schijf opvalt, is het vermogen van
de Earth Band om in de studio een live geluid neer te zetten. De directe
productie van Mann waarin onnodige geluidstechnische opsmuk wordt
vermeden, is hier mede de oorzaak van. Het originele album sluit af
met 'Earth, the Circle Part 2 and Part 1', een ritmisch aanstekelijke
track waar Mann à la Keith Emerson soleert en waarin ik zelfs
een vleugje Jethro Tull ontwaar. Een waardig einde met wat experimentele
passages.
De catalogus van Mann is inmiddels op een prima wijze geremasterd
en gedocumenteerd en de aanschaf grotendeels waard. 'Grotendeels'
want met zo'n hoge productie slipt er immers weleens een minder album
tussendoor. Solar Fire is echter een uitstekend album van een oudgediende
in de muziek die gelukkig nog steeds optreedt en componeert en die,
getuige de recensies van recente concerten, zelfs de jongere garde
aanspreekt. En dat is een compliment waard.
H. 'JoJo' de V (2003).
Bezetting:
Manfred
Mann - organ, synthesizer, vocals
Mick Rogers - lead vocals, guitars
Chris Slade - fibes drums
Colin Pattenden - bass guitar
Doreen and Irene Chanter - backing vocals
Discografie:
Hier zijn alleen de albums uit Mann's progressieve periode opgenomen,
excl. 'best of' en 'live' albums :
Manfred Mann's Earth Band (1972)
Glorified Magnified (1972)
Messin' (1973)
Solar Fire (1973)
The Good Earth (1974)
Nightingales & Bombers (1975)
The Roaring Silence (1976)
Watch (1978)
Angel Station (1979)
Chance (1981)
Criminal Tango (1986)
Masque (1987)
Plains Music (1991)
Soft Vengeance (1997)
Een unieke actie was het verstrekken van
een stuk grond bij de aanschaf van een muziekalbum met als doel
een heuveltop in Wales ongeschonden voor het nageslacht te bewaren.
Deze stunt behoorde bij ‘The Good Earth', de vijfde langspeler van Manfred Mann's Earth
Band. Nu was het maar een piepklein stukje grond, een vierkante “feet” (is
ongeveer 30cm) en het was alleen, dit vanwege juridische perikelen,
mogelijk voor inwoners van de UK. Gewoon het contract invullen
en opsturen en je was eigenaar van een flinke graspol in de heuvels
van Wales.
De muziek op de cd, ik heb het nu over de remaster uit 1998, bevat
de zeven originele nummers aangevuld met drie bonustracks in de
vorm van "single-edits". Vanaf het hanengekraai bij het
begin van ‘Give
me the Good Earth' tot de afsluiter ‘Earth Hymn' blijft het een
nog altijd fris en overdonderend stuk muziek. Het ademt de typische
sfeer van de rockbands uit het begin van de seventies. De nummers
worden al wat langer, ook complexer, maar rock blijft de boventoon
voeren en het verzandt nergens in oeverloze herhalingen. Prachtige
wendingen op gitaar en keyboard zorgen voor vele verrassingen en
Mike Rogers is niet alleen een goede zanger maar ook een vakkundige
en creatieve gitarist. En Manfred Mann blijft een bijzonder inventieve
toetsenspeler, zoals op ‘Launching
Place' gedemonstreerd wordt, waarbij hij op unieke wijze met Rogers' gitaar duelleert. ‘I'll
be Gone' is daar een ander treffend voorbeeld van. Het volgende ‘Earth Hymn'
heeft zelfs symfonische kenmerken en blijft naast de onderaardse geluidseffecten
een prachtig bombastisch thema houden. De “space” keyboards op ‘Sky High' zijn
geweldig en de song heeft zelfs wat “jazzy” hoeken. Ademhalen kan pas bij ‘Be
not too Hard', een wat gevoeliger, beetje ballad-achtig nummer met weer die mooie
gitaren en toetsen. En dan volgt ter afsluiting ‘Earth Hymn part 2', een spannend
uitstapje rond de aarde begeleid door het eerder genoemde thema.
Na ruim dertig jaar moet worden vastgesteld dat ‘The Good Earth' een meesterwerk
in de progressieve rock mag heten. Alleen bestond die muziek destijds in naam
nog niet, maar geschiedschrijving doet men altijd achteraf.
En wat de grond betreft, dat ligt nog altijd in het heuvelland van Wales, ongerept
en onbedreigd. Ook dat is uitstekend gelukt.
JProg (3-2005)
Bezetting:
Manfred Mann - organ, synthesizer, vocals
Mick Rogers - lead vocals, guitars
Chris Slade - fibes drums
Colin Pattenden - bass guitar
Discografie:
Zie review Solar Fire
Manning
- The View from my Window
|
Label: |
Cyclops |
Site: |
guymanning |
Jaar: |
2003 |
Duur: |
56:12 |
Recensent: |
H
'JoJo' de V |
Waardering: |
|
|
Via zijn vrienden
en vriendin van Parallel or 90 Degrees (Po90D) leerde ik Guy
Manning kennen. Zoals altijd het CD-boekje woord voor woord
doorspittend, kwam ik Manning bij genoemde band als frequente
gastspeler op keyboards tegen. Deze week schafte ik twee albums
van hem aan: ‘Cascade’ uit 2001 en het
hier besproken ‘The View from my Window’ uit 2003.
Manning maakt
traditionele symfonische rock waarin folkelementen zijn verwerkt. Als liefhebber
van dit overzeese eiland denk ik veel volkse aspecten uit de rijke muzikale en
culturele historie van Groot-Britannië te herkennen. Zijn muziek biedt op
die wijze, zeker op ‘Cascade’, welhaast een antropologische staalkaart.
Als ik Manning zou moeten positioneren plaats ik hem tussen Roy Harper enerzijds
en Van Der Graaf Generator anderzijds. Van beide namen zijn sporen te ontwaren
in ’s mans muziek. Het geheel ruim gelardeerd met symfonische en progressieve
details waardoor ook Po90D af en toe in de geluidskaart opduikt. Hoewel Manning
geen topzanger is, draagt zijn weliswaar ongepolijste maar op een of andere wijze
vertrouwde stem in grote mate bij aan de warmte die zijn albums uitstralen. Een
warm bad, terwijl zijn magische maar doorgaans sombere teksten als koude straaltjes
over de rug sijpelen.
‘The View from my Window’ opent dan wel niet
sterk maar toch zeker aanvaardbaar met ‘Phase (The Open & The Widening
Sky)’. Een track die wat gemakzuchtig overkomt, getuige het ‘poppy’ tot
meezingen uitnodigende refrein en de recht-toe-recht-aan rockbasis. De climax
waarin in afwisseling de gitaren van Gareth Harwood scheuren, de synths van
Manning stromen en de saxen van Laura Fowler gieren maakt echter veel van het
puntenverlies goed.
Het titelnummer is een interessante compositie waarin veel gebeurt. Het dreigende
intro, met tromgeroffel en ‘whistles’ uit een ver verleden, wordt
gevolgd door een symfonisch deel met heerlijk orgelspel en akoestische gitaar.
Ook dit refrein blijft snel hangen maar door de gelaagdheid valt er muzikaal
(mellotrons!) en compositorisch veel meer te genieten dan in de openingstrack. ‘The
Rut’ is lekker hoekig en ‘bluesy’ sloom, met Oosterse invloeden.
Manning lijkt hier wat frustraties van zich af te zingen. Of kun je “And
it’s always the same, the whole World over …” ook positief
opvatten? ‘After the (tears in the) rain’ refereert aan Paul McCartney.
Een op het eerste gehoor lieflijk thema, op een zetting van akoestische gitaren
en prachtige cello-accenten. Een vreemde eend in de bijt is het onbeduidende ‘Blue
Girl’ met een - en dan druk ik mij voorzichtig uit - ‘geleend’ refrein.
Dit minpunt vormt de overgang naar het absolute hoogtepunt van dit album: het
twintig minuten durende ‘Suite: Dreams’. Het uit zes delen opgebouwde
epos laat horen hoe spannend, afwisselend en magisch symfonische rock kan zijn.
Ondersteund door Andy Tillison van Po90D laat de band zich van zijn allerbeste
kant horen. Vooral in de instrumentale delen ‘A Visit to the Sandman’ en ‘REM’ laat
Manning horen - alsof we dat nog niet wisten - tot wat hij in staat is op zijn
keyboards. Een geweldige track, een imposante afsluiting.
Manning heeft mij
danig verrast. Laat u ook verrassen en ga over tot aanschaf. Voor diegenen
die niet van verrassingen houden en toch kennis willen maken met deze artiest,
biedt Manning op zijn mooie en informatieve site de mogelijkheid om een compilatie-album
te downloaden inclusief het bijbehorende art-work. Daarna loopt u zeker naar
de winkel.
H. ‘JoJo' de V. (08-2005)
Bezetting:
Guy Manning - vocals, keyboards, bass, mandolin, 6 & 12 string guitars,
drums, percussion
Rick Ashton - bass
Gareth Harwood - electric guitars
Laura Fowles - saxophones, vocals
Discografie:
Tall Stories for Small Children (1999)
The Cure (2000)
Cascade (2001)
The Ragged Curtain (2002)
The View from my Window (2003)
A Matter of Life and Death (2004)
One Small Step (2005)
Anser's Tree (coming 2006)
Meesterwerken
zijn dun gezaaid. Wat bij progressieve rock de
tijdcyclus is, bij mij persoonlijk zal de frequentie
zo om en nabij drie jaar zijn, zal mede afhangen hoe gemakkelijk
dit stempel op een album gedrukt wordt. De veelvuldigheid waar
bijvoorbeeld deze term op Italiaanse symfonische bands van toepassing
zou zijn is bijna vermakelijk. IQ's 'Subterranea', Arena's
'Immortal?' en 'Six degrees of inner Turbulence' van Dream
Theater zijn o.a. mijn laatste concrete gevallen en dit jaar
heb ik er waarschijnlijk, het album is nog vers, weer één.
En dat van een band die er al twee op zijn conto had, 'Misplaced
Childhood' gedomineerd door de onvolprezen Fish en 'Brave'
met Steve Hogarth als zanger. Het werkstuk waar het om gaat
heet 'Marbles', specifiek de dubbel-cd-uitvoering die alleen
bij de band verkrijgbaar is, maar het gestelde is zeker ook
voor de "retail" 1-cd
uitgave een terechte waardering.
Dit
is zo'n album waarbij na verloop van tijd alles precies in elkaar en
op zijn plaats valt en dat zowel bij de dubbel- als enkele cd-versie.
Hierbij is opvallend dat de volgorde van de songs op deze twee
uitgaven verschillend is. De tracklist is op de dubbelaar
als volgt: 'The Invisible Man', 'Marbles I' , 'Genie'
, 'Fantastic Place', 'The
Only Unforgivable Thing' , 'Marbles II' en 'Ocean Cloud'
op cd 1, 'Marbles III', 'The Damage' , 'Don't Hurt Yourself',
'You're Gone', 'Angelina', 'Drilling Holes', 'Marbles IV',
'Neverland' op cd 2 waarbij de cursief aangeduide tracks niet
op de 1-cd versie voorkomen.
Ingeklemd
tussen de mysterieuze opener 'The Invisible Man' en het extravagante
'Neverland' liggen diverse stemmingen en invloeden, waarbij
prog-rock op een moderne manier vertolkt wordt met The Beatles,
zoals bekend van het na-Fish-Marillion, als belangrijke inspiratiebron.
Overwegend rustige sfeerstukjes die allen Marbles heten verbinden
de andere tracks. Op de eerste cd zijn dit na de ruim 13 minuten
durende overrompeling van 'The Invisible Man', 'Genie', met een
pakkende songlijn en dito gitaar van Rothery en het meeslepende
'Fantastic Place'. Vervolgd wordt met 'The Only Unforgivable
Thing' wat weer veel ingetogener is door de prachtige keyboards
van Mark Kelly in duet met Steve Rothery. 'Ocean Cloud', zoals
vermeld alleen op de dubbelaar aanwezig, is een klapstuk van
bijna 18 minuten en maakt alleen al de aanschaf van de 2-cd verantwoord.
Een epos zo gevarieerd en boeiend zoals dit bij een meesterwerk
past. Na een 'Marbles' intro opent cd2 met het uiterst Beatlesque
'The Damage', waarna het heftige 'Don't Hurt Yourself' met een
mooie slidegitaar, de hitsingle 'You're Gone' als buitenbeentje,
'Angelina' waarvoor PT's Steve Wilson de mix heeft verzorgd en
de zware beat van 'Drilling Holes' ons brengen naar de albumafsluiter
en derde "10-minuten-plus-song", 'Neverland'. De echoënde
zang van Hogarth alsmede de ontketende gitaar van Rothery
bepalen het beeld waarbij de band eens te meer laat horen een
fantastisch uitgebalanceerd geheel te zijn waarbij ieder zijn
specifieke vakmanschap kan bewijzen.
Kortom
een album zoals je wenst dat er meer gemaakt zouden worden.
Marillion is terug van nooit weggeweest, maar overtreft nu zichzelf.
Het album is op de bandsite gelimiteerd verkrijgbaar als "de luxe edition"
in een doos met een boek van 128 bladzijden met erg mooi artwork
per track en tevens
de namen van alle voorintekenaars van de cd.
JProg (5-2004)
Bezetting:
Steve
Hogarth - zang
Mark Kelly - keyboards
Ian Mosley - drums, percussion
Steve Rothery - gitaar
Pete Trewavas - bas
Marillion - Marbles Live
|
Label: |
Racket Records |
Site: |
Marillion |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
72:02 |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
Het lot van een band waaruit ooit een hoofdrolspeler vertrok is dat er tot in lengte van dagen vergelijkingen worden gemaakt tussen het leven voor en het leven na de personele wijziging. Genesis had daar mee te maken en ook Marillion met het vertrek van Fish. Ook ik heb mij daar lang aan bezondigd. Het is echter inmiddels al lang geleden en alles slijt. Los daarvan heeft Marillion vanaf eind jaren tachtig wisselvallige kwaliteit afgeleverd. Albums als ‘Holidays in Eden' (1991), ‘This Strange Engine' (1997), en ‘Radiation' (1998) vind ik over het geheel genomen matig, terwijl ‘Brave' (1994) en ‘Anoraknophobia' (2002) beter scoren. Met het laatstgenoemde album heeft Marillion een wending ingezet naar moderner klinkende progrock, met de nadruk op ‘rock'. En de laatste studioinspanning ‘Marbles' bouwde dat verder uit.
Men heeft er voor gekozen om de DVD-concertregistratie ‘Marbles On The Road' uit 2004 nu ook op CD uit te geven als ‘Marbles Live'. En terecht want er zijn ook notoire niet-DVD-kopers zoals ondergetekende. Het live-album vormt een samenstel van de dubbelaar en de enkelaar ‘Marbles', aangevuld met de track ‘Estonia'. Er is echter ook sinds kort nog een 2CD livealbum verkrijgbaar met ten dele weer andere tracks, getiteld ‘Marbles By The Sea'. Kunt u het nog volgen? Ik in ieder geval op geen enkele wijze. Irritante trucs ingegeven door ‘slimme' marketeers die denken dat de koper debiel is. Of speelt hier het goedertieren karakter van de band om de echte fans tegemoet te komen een rol? Ook hier zal de waarheid zich ergens in het midden bewegen maar onduidelijk is het alleszins.
Het album opent met het thematisch sterke ‘The Invisible Man' dat echter, hier nog wat meer dan bij de studiouitvoering, rommelig blijft door de vele abrupte en geforceerde overgangen. Ik hou van afwisseling en onverwachte breaks maar het mag per saldo niet ten koste gaan van de totale structuur en dat doet het mijns inziens helaas wel. Overgangen die bovendien in technische zin niet overal vlekkeloos verlopen maar dat is ook wel weer de charme van een liveregistratie. Het thema en het refrein blijven mij echter vol raken. Ook live werden de intermezzi ‘Marbles I' tot en met ‘IV' gespeeld, al is ‘Marbles IV' door een masterfout op hetzelfde tracknummer als ‘The Damage' terechtgekomen. Tussen het ook live prima ‘Neverland' werden ‘You're Gone', ‘Angelina', ‘Don't Hurt Yourself', ‘Fantastic Place' en ‘The Damage' uitgevoerd. Zowel in de studio als op het podium aardige composities die heftig aanschuren tegen de ‘mainstream' van de rockmuziek. ‘The Damage' is recht-toe recht-aan rock 'n roll van een bedenkelijk allooi. In ‘Neverland' trekt de band gelukkig weer alle progregisters open en valt er direct weer meer te beleven. Er wordt prima gespeeld en het plezier druipt er vanaf. Hogarth heeft het niet altijd gemakkelijk. Zijn stem lijkt door het toeren wat aangetast en hij heeft her en der wat moeite om boven het geweld uit te komen. Alles overziende klinkt het allemaal echter voldoende tot goed. Het concert wordt afgesloten met ‘Estonia', een gedragen song met een mooie boodschap maar met een dertien-in-een-dozijn karakter. Overigens leidt het trage tempo van het nummer tot een anti-climax als afronding van een liveconcert.
Een goed initiatief om ‘Marbles' ook live uit te brengen tegen een schappelijke prijs. Het is een concert dat lekker wegdraait en toch kom ik niet tot een hoge notering. Hetgeen is terug te voeren op de overmaat aan gemakzuchtige en simpele ‘mainstream' rocknummers die niet thuishoren bij een progressieve rockband. En dat gevoel had ik ook al bij het studioalbum ‘Marbles'.
H. ‘Jo Jo' de V. (11-2005)
Bezetting:
Steve Hogarth - vocals
Mark Kelly - keyboards
Ian Mosley - drums, percussion
Steve Rothery - guitars
Pete Trewavas - bass
Discografie:
Script
For A Jester's Tear - 1983
Fugazi - 1984
Misplaced Childhood - 1985
Clutching At Straws - 1987
B' Sides Themselves - 1988
The Thieving Magpie - La Gazza Ladra - 1988
Seasons End - 1989
Holidays in Eden - 1991
Brave - 1994
Afraid
of Sunlight - 1995
Made Again - 1996
This Strange Engine - 1997
Radiation - 1998
Tales from the Engine Room - 1998
Marillion.com - 1999
Marillion.co.uk - 2000
Anoraknophobia - 2001
Anorak in the UK Live - 2002
Marbles - 2004
Merbles Live - 2005
The
Mars Volta - Frances the Mute
|
Label: |
Universal Records |
Site: |
themarsvolta.com |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
76:57 |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
Ik viel van verbazing van mijn kruk nadat ik de eerste keer 'Frances the Mute' van The Mars Volta had beluisterd. Licht verbaasd was ik al over hun uitstekende voorganger 'De-loused in the Comatorium'. Maar dit sloeg alles. Gehersenspoeld zocht ik de rust op om de confrontatie met dit ‘weirde' album te verwerken. Het heeft enige tijd geduurd en ik moet toegeven dat ik nog steeds niet geheel hersteld ben. Waaruit bestaat deze hersenspoeling?
Oprichter Omar Rodriquez Lopez houdt niet van het plakken van etiketten op muziek. Hij stelt "Prog? How can any innovative, forward-thinking art or music not be progressive?” Waarmee hij zelf - wellicht onbedoeld - een definitie van het etiket ‘prog' geeft. 'Progressief' in muzikale zin is voor mij: durf tonend, buiten de gebaande paden lopend en nieuwe wegen betredend, fusies makend met andere muziekstromingen, de blik op vooruit. Uiteraard zonder veronachtzaming van, met een retrospectief oog kijkend naar en soms ook gebruikmakend van wat er in het rijke muzikale verleden is gepresteerd. The Mars Volta maakt derhalve progressieve rock - sorry Omar, de lezer wil het kunnen plaatsen - omdat zij ultiem creatief en vernieuwend zijn en tegelijkertijd laten merken hun klassieken te kennen. King Crimson hoor ik in het Fripperiaanse gitaarspel van diezelfde Omar, in de complexiteit van de composities en in de 'soundscapes' tussendoor. Led Zeppelin in de manier van zingen van Cedric Bixler Zavala en in de drumstijl van Jon Theodore. En ten slotte snuifjes Faith No More omdat ook bij The Mars Volta niets is wat het in eerste instantie lijkt. En zelfs de geest van Miles Davis waart rond in de arrangementen voor de blazers. Maar boven alles staat het eigen en unieke geluid van de band.
'Frances the Mute' lijkt mij een conceptalbum. Ook daar houdt de frontman van de band niet van: "how can any huge project that takes up most of your life for a year not have a concept?". Met deze quote erkent hij dus het bestaan van een concept. Het handelt dan ook over een dagboek dat ooit door het overleden bandlid Jeremy Ward werd gevonden en dat duidelijke overeenkomsten vertoonde met zijn eigen leven. Hij was namelijk ook op zoek naar zijn biologische ouders, gelijk de schrijver van het dagboek. De titeltracks van het album bevatten verwijzingen naar de mensen die Ward tegenkwam tijdens zijn zoektocht. Frances the Mute wordt opgevoerd als 'verhalenverteller' i.c. vertolker van het concept. De teller van mijn CD-speler geeft twaalf tracks aan. Hoe ik echter ook de titels op de schitterende door Storm Thorgerson (voorheen Hypgnosis!) ontworpen hoes tel: ik kom nooit op twaalf. Wat zeker is, is dat het album opent met het uit vier delen bestaande 'Cygnus …. Vismund Cygnus'. Direct al een hoogtepunt dat nog rustig begint met akoestische gitaar maar zich al snel ontwikkelt tot een sneltrein die slechts sporadisch via vreemde geluidsfragmenten een tussenstop maakt. Daarna ben ik qua tracknamen de draad volledig kwijt en weet ik letterlijk en figuurlijk niet meer waar ik mij op het album bevindt. En dat is per saldo een goede metafoor voor het hier gebodene. Warrige excellentie c.q. excellente warrigheid.
Ik begeef mij op glad ijs en bedrijf psychologie van de koude grond als ik stel dat je een beetje gek moet zijn of in ieder geval een prettige afwijking moet hebben om dit soort muziek te kunnen maken. Waarschijnlijk ben je nog gestoorder als je 'Frances the Mute' voortreffelijk vindt. "Wat doe je raar", zei mijn vrouw. "Klopt, ik heb een 'Mars Volta' tot mij genomen".
H.'JoJo' de V. (04-2005)
Bezetting:
Omar a Rodriquez-Lopez - all guitars
Cedric Bixler Zavala - vocals
Jon Theodore - drums, percussion
Juan Alderte de la Pena - bass
Isaiah Ikey Owens - keyboards
Marcel Rodriquez-Lopez - sequences, programming
Discografie:
Tremulant (EP, 2002)
De-loused in the Comatorium (2003)
The Mars Volta Live (2003)
Frances the Mute (2005)
The
Mars Volta - Scabdates
|
Label: |
Universal Records |
Site: |
themarsvolta |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
72:54 |
Recensent: |
JoJo |
Waardering: |
|
|
Het live-album ‘Scabdates’ van The Mars Volta doet mij
op een of andere manier denken aan ‘Ummagumma’ van Pink
Floyd. Met name door de psychedelische sfeer in de fragmenten die
gedomineerd worden door vreemde geluiden, rommelende muzieknoten
en stemmen. En door de ‘gekte’ die doorgaans in toom
wordt gehouden door de onderliggende structuur van de tracks en het
samenspel van de heren. Men houdt elkaar immers goed in de gaten.
Dat gevoel had en heb ik bij ‘Ummagumma’ en andere
vroege Floydalbums ook. De stem van Bixler-Zavala kan overigens
alleen maar associaties oproepen met Robert Plant, al had Plant
doorgaans live zijn stem meer en beter in bedwang.
De tracklist bestaat met name uit stukken van ‘De-loused in
the Comatorium’. Wat ontbreekt zijn live-uitvoeringen van tracks
van hun laatste album ‘Frances
the Mute’. Simpelweg omdat
dat album toen nog niet gemaakt was. Bij het ondergaan van ‘Scabdates’ borrelen
voorts onderstaande emoties en gedachten in willekeurige volgorde
bij mij op:
Verwondering |
Irritatie |
Manie |
Gefreak |
Depressie |
Virtuoos |
Knap |
Te hard |
Herrie |
Dissonant |
Gepriegel |
Fragmentarisch |
Geschreeuw |
Niet vol te houden |
Gestoord |
Creatief |
En daar zou ik het deze keer bij willen laten. Nog één waarschuwing
aan de leden van The Mars Volta: schiet in de toekomst bij het ‘freaken’ niet
door. Houd de rode draad in het vizier. U zit hier op het randje. Als u eroverheen
kukelt ben ik u en bent u mij kwijt.
JoJo (02-2006)
Bezetting o.a.:
Omar a Rodriquez-Lopez - all guitars
Cedric Bixler Zavala - vocals
Jon Theodore - drums, percussion
Juan Alderte de la Peňa - bass
Isaiah Ikey Owens - keyboards
Discografie:
Tremulant (EP, 2002)
De-loused in the Comatorium (2003)
The Mars Volta Live (2003)
Frances the Mute (2005)
Scabdates (2005)
Maschera
di Cera - In concerto
|
Label: |
Mellow Records |
Site: |
Zuffantiprojects.com |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
78:40 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Groot was mijn enthousiasme toen
in 2003 het tweede album van de Italiaanse band La Maschera di
Cera verscheen. Het album kwam op nummer één in
mijn jaarlijst en dat is in mijn ogen nog steeds een terechte
keuze. Minstens even groot was mijn teleurstelling bij het beluisteren
van dit in het Belgische Verviers opgenomen concert. Misschien
ben ik te verwend na al die live-werkjes van geweldige kwaliteit
die ik toch in grote getale tegenkom en moet ik vaststellen dat
zoiets voor deze band er gewoon niet inzit.
Origineel was dit product een cdr-bootleg. Wel een officiële
overigens, eentje die met een minidisc werd opgenomen en door de
band via de website werd verkocht. Nu is de opname dus uitgebracht
als normale cd door het Italiaanse label Mellow. Dit soort opnames
zijn soms wel leuk als het concert buitengewoon goed was, maar dit
valt me bij beluistering nogal tegen. De nummers, waarvan de eerste
vier afkomstig zijn van het fenomenale 'Il Grande Labirinto' en
de rest van het debuutalbum, weten bepaald niet de verpletterende
indruk achter te laten als de studioversies. Slordigheid is, naast
de geluidskwaliteit, een belangrijke reden, want ik hoor toch behoorlijk
wat steekjes op de spreekwoordelijke grond vallen.
De band, met haar typisch Italiaanse symfo, welke perfect in het rijtje van PFM, Locanda delle Fate en Le Orme past, is overigens niet uit te vlakken. Liefhebbers van de genoemde bands of muziek uit het land van de laars in het algemeen moeten zeker het studiowerk eens beluisteren. Dit liveschijfje zelf is echter alleen leuk voor hen die bij het concert in Verviers aanwezig waren alsmede de fanatieke verzamelaar. Aardig om eens te beluisteren maar beslist geen verplichte kost.
OProg (2-2005)
Bezetting:
Alessandro Corvaglia - lead voice, acoustic guitar
Agostino Macor - keyboards
Andrea Monetti - flutes, saxes
Fabio Zuffanti - bass, bass pedals, choirs
Maurizio di Tollo - drums
Discografie:
La Machera di Cera (2002)
Il grande Labirinto (2003)
Gouveia Art Rock (Live dvd) (2003)
In concerto (2004)
Recensent: |
H. ‘JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
De inmiddels al weer vele jaren ter ziele Zweedse band Masque kende ik slechts bij naam en ik had de hoezen weleens voorbij zien komen als ik enigszins gestresst op een platenbeurs op zoek was naar mooie aankopen. Had ik het album ‘Ten Ways' maar eerder uit de tombola die prog heet gevist, want het werkstuk is een aanwinst voor de verzameling.
Masque schijnt op dit tweede album een wat andere weg ingeslagen te zijn dan het pad dat men volgde op het mij nog onbekende debuut ‘The Flesh That Understands'. Wat minder symfonisch en wat meer songgericht. Dat laatste klopt zeker. Op ‘Ten Ways' wordt op een verfrissende wijze gemusiceerd, zijn de composities puntig en blijven de refreinen snel hangen. Een wending naar populaire muziek zult u zeggen. Zeker, maar zonder veronachtzaming van elementen uit de progressieve rock: complexe intermezzi al duren ze kort, onverwachte breaks en de onvermijdelijke citaten van prog- en symfohelden uit het verleden. Zo borrelen Saga en de vroege King Crimson op maar ik associeer de muziek van Masque toch eerder met hun Scandinavische medebewoners en persoonlijke favorieten Landberk en iets mindere mate met Paatos. Zij het dan met een populair accent.
Het album opent sterk met ‘This Love', al hield ik mijn hart vast bij eerste beluistering toen ik het koortje hoorde. Maar dat pakt per saldo goed uit. Zo ook in ‘Where Is God?' – een herkenbare en universele vraag; ik denk het antwoord wel te weten – waarin het excellente gitaarspel van Johan Engström opvalt. Door de heldere en goede produktie lijkt Engström je kamer in te tuimelen. Zijn gitaargeluid klinkt ruimtelijk en hij beheerst stijlen die variëren van de complexiteit en gecontroleerde ruigheid van Robert Fripp tot het subtielere en laid back spel à la Mark Knopfler. Ook in het licht jazzy ‘Gentle Moves' weet hij zich moeiteloos een weg te vinden. Zanger Jerker Relmark staat ook zijn mannetje, al kent zijn stem weinig variatie en ligt eentonigheid op de loer. Maar hij redt zich doorgaans uitstekend. Bovendien wordt hij goed ondersteund door gastzangeres Anna Leis. ‘You' vind ik een hoogtepunt. Een relatief rustig nummer, een ballad zo u wilt, dat compositorisch sterk in elkaar zit. Op het eerste oor vrij simpel en rechtlijnig van structuur maar op het vierde en vijfde oor ontluiken er allerlei vertakkingen. Dat geldt ook voor de tracks ‘Ten Ways', ‘Wrap It Up' en ‘I'm Watching You'. Minpunt is ‘The Scent'. Op zichzelf beweegt deze track zich op hetzelfde kwaliteitsniveau, zeker muzikaal-technisch. Het reggae-intermezzo bezorgt mij echter lichte ergernis. Maar afgezet tegen de hoge kwaliteit van de andere 8 tracks, is het een kniesoor die daar om maalt.
Na 1995 is er jammergenoeg geen regulier album meer uitgekomen van Masque. En ook de website is sinds 2000 niet meer onderhouden. Wat zou er geworden zijn van deze uitstekende muzikanten? Teleurgesteld over het uitgebleven succes? Ik ga mij bijna schuldig voelen dat ik elf jaar na dato het prima ‘Ten Ways' pas kocht. En dan nog tweede hands ook ….. Sorry heren.
H. ‘Jo Jo' de V. (08-2005)
Bezetting:
Magnus Berggren - bass
Johan Engström - guitars & voice
Anders Kwarnmark - keyboards, programming & voice
Lars Källfelt – drums
Jerker Rellmark - voice, tambourine, trumpet & cornet
Discografie:
Flesh that Understands (1992)
Ten Ways (1994)
My Mouth Smells Bad Volume 1 (compilatie) (1996)
My Mouth Smells Bad Volume 2 (compilatie) (1998)
De
titel van deze CD had mij enigszins voorbereid op een schok. Toch
was ik behoorlijk ontdaan toen dit tweede album van Maximum Indifference
voor het eerst de oren teisterde. Sindsdien denk ik te weten wat het
is om een hersenspoeling te ondergaan. Een ervaring die ik nadien
nogmaals had met werken van Devin Townsend. Na beluistering heb je
even tijd nodig om bij te komen. Getransmuteerd haal je de eindstreep.
Het album komt de gehoorgangen binnen met een creepy lach waarna
parallel spelende gitaren stevig invallen en de track 'Beware the
Glabyglop' de opening verzorgt. Vreemde teksten larderen een muzikale
ondergrond waarin allerlei effecten en geluiden van synths en samplers
te horen zijn. Met de koptelefoon op weet u echt niet wat u hoort. "Dit
houden ze geen 66 minuten en twaalf tracks vol en ik ook niet",
schoot even door het gemankeerde hoofd. Men vervolgt de weirde
weg met 'Kuang Grade Mark Eleven Penetration Program' - let op
de titels - waarin hardrock wordt verweven met symfonische fragmenten
en waarin de experimenten niet van de lucht zijn en korte intermezzi
op akoestisch gitaar te horen zijn. Connotaties met Devin Townsend
en soms ook Anekdoten doemen op. In 'Jack Palance the Ninja' is
goed te horen dat dit trio uit de USA komt. Country-prog (
),
wederom uitgevoerd op een niet alledaagse wijze. Helaas valt op
dat de niet altijd even sterke drummer Duarte op een vreemde manier
zijn bekkens gebruikt die bovendien nog voorin het geluidsspectrum
zijn geplaatst. Als je er op gaat letten wordt het irritant. Niet
doen dus want dat zou ten koste gaan van al het moois op deze schijf.
De band gaat in ijl tempo voort met het langs een sequencer opgebouwde
up tempo nummer 'Wedge of Spite', dat vrij symfonisch is met name
door het sterke synthesizer- en gitaarspel. 'Aura and Armament'
en 'Swyncro' vormen min of meer rustpunten met atmosferische klanken
en lijken qua compositie en sfeer bij elkaar te horen. Een uitschieter
is wat mij betreft 'And your point is?' met uitgebalanceerde synth-tapijten
waarover de gitaren van Bladek uitbundig soleren en er wat referenties
zijn met één
van mijn favoriete Amerikaanse bands Timothy Pure. Een andere uitschieter
is 'Sleep Hammer', een jazz-rock georiënteerd nummer, wederom
met krachtige gitaren à la Steve Morse en technisch vaardig
en creatief bass-spel van Fjelstrom. Het negen minuten durende
'Halation' bevat een beklemmend gesproken verhaal over 'the old
man and his grandson' op een ondergrond van een zich vele malen
repeterend gitaarthema. Niet luisteren als u 's avonds alleen
thuis bent of voor het slapen gaan want dan ligt een slapeloze
nacht op de loer. Deze track loopt qua gesproken tekst en muziek
over in of vormt eigenlijk één
geheel met het afsluitende nummer en hoogtepunt 'Apparatus' (dertien
minuten), waarin alles wat op deze schijf te vinden is samenkomt
en de hersenspoeling wordt afgerond.
Eén van de meest onheilspellende albums die ik de laatste jaren
heb gehoord, getooid met een al even absurde hoes. Een paar keer beluisteren
is verre van onvoldoende. Het is een groeibriljantje dat pas na enige
tijd haar schoonheid prijs geeft. Schoonheid die de lijnen volgt van
veel verschillende muziekdimensies zoals prog, symfo, country, jazz
rock en zelfs grunge en die weet te integreren. Ik heb het einde weer
gehaald en ga uitgeput maar voldaan proberen te slapen. Als dat maar
lukt.
H. 'JoJo' de V (2003).
Bezetting:
Rich
Duarte - drums, samples
Gustaf Fjelstrom - bass guitars, synths, samples
Mark Bladek - guitars, synths, samples
Discografie:
Maximum Indifference (1996)
The Transmutations of Supposed Angels of beings that were once girls
(2000)
Mirage - Live 14.12.94
|
Label: |
Mirage Music |
Site: |
- |
Jaar: |
1995 |
Duur: |
60:20& 62:51 |
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
In 1992 zat Andy Ward in de Town & Country Club in Londen te kijken en luisteren naar zijn oude bandmaat Andy Latimer. Die gaf met Camel een concert en Ward was erg onder de indruk van het oude materiaal uit de periode dat hij zelf als drummer deel uitmaakte van de Engelse formatie. In de achttien maanden die volgden had hij inmiddels contact opgenomen met Pete Bardens, de oud toetsenist van Camel die al tien jaar in Amerika zat en daar een niet onverdienstelijke solocarrière was begonnen. Samen begonnen ze te reperteren aangevuld met gitarist Steve Adams en bassist Rick Biddulph, afkomstig van Richard Sinclair's Caravan of Dreams. Bij deze band zou in die periode ook Andy Ward drummen. Richard Sinclair, die zowel deel uit had gemaakt van Camel als Caravan, zou ook bij de band komen, maar door onduidelijke redenen ketste dit af. De oud Caravan-leden Dave Sinclair en de broers Pye en Jimmy Hastings zagen het uitstapje wel zitten en December 1994 gaf de formatie onder de naam Mirage het eerste concert in de Planet Pull in Uden waar muziek van Camel, Caravan en Pete Bardens te horen was.
Dit concert werd drie dagen later opgenomen in Manchester. Het laat een band in vorm horen en wisselend komen alle 'krakers' voorbij. Stukken van 'The Snow Goose', 'Song within a Song', '9ft Underground', 'Never Let Go' en 'For Richard'. Ook komt er een fraaie medley langs van Caravan.
Ondanks de zeer goede uitvoering en opname is het natuurlijk de vraag wat dit album toe te voegen heeft aan de enorme lading livemateriaal die al op de markt is van bovengenoemde bands. Om kort te zijn: wezenlijk gezien helemaal niets, op een aantal nummers van Bardens na. Toch is het een album waar ik jaren naar zocht wegens de bijzondere bezetting van de band. De zeer slechte verkrijgbaarheid maakt de cd dan ook tot een collector voor de fanatieke verzamelaar. Pete Bardens zou overigens samen met Steve Adams nog doorgaan met Mirage om twee jaar later een tweede album uit te brengen, opgenomen in Duitsland. Dat is overigens minder van niveau dan dit werkstuk. Van Richard Sinclair's Caravan of Dreams verscheen overigens in 1993 'An Evening of Magic'. Dit is een concert uit 1993 met Andy Ward, Rick Biddulph en Dave Sinclair. Deze cd is overigens net zo min te krijgen als Mirage '94. Wel verscheen er in 2004 een deel van het concert onder de naam 'Afterlive', alleen zijn hier alle nummers van Caravan weg gelaten.
OProg (8-2006)
Bezetting:
Steve Adams / guitars, vocals
Pete Bardens / keyboards, backing vocals
Rick Biddulph / bass, vocals
Jimmy Hastings / saxophones, flutes
Pye Hastings / guitars, vocals
David Sinclair / keyboards
Andy Ward / drums, percussion
Discografie:
Mirage Live 14.12.94 (Live, 1995)
Live Germany 1996 (Live, 1996)
Speed of Light - Live (Live, 1996)
Afterlive (Live, 2004)
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
Mei 2005 overleed drummer Pierre Moerlen onverwacht in zijn woonplaats Colmar, in de voorbereiding op een nieuw album met een nieuwe formatie waar o.a. broer Benoit Moerlen (ex Gong) deel van uit zou maken. Hoewel de opnames al bezig waren heeft er naar mijn weten nog geen release plaatsgevonden van dit muzikale galgenmaal. Derhalve moet ik genoegen nemen met zijn laatste officiële wapenfeit ‘Pentanine'.
Moerlen maakte reeds deel uit van de tweede generatie bezettingen, er zouden er nog veel volgen, van spacerockband Gong. De generatie die o.a. in 1974 ijkpunten in de Gongdiscografie als ‘Angel's Egg' en ‘You' fabriceerde. Het Gongalbum ‘Gazeuse' uit 1976 was de overgangsplaat naar het ontstaan van Pierre Moerlen's Gong. Het album vormde een brug tussen het door spacegeluiden, glissandogitaren en ‘whispers' gedomineerde geluid van de oer-Gong naar de jazzrock van Moerlen's afsplitsing. Ook oudgediende Steve Hillage ging solo terwijl frontman Daevid Allen het spacepad tot op heden bleef bewandelen met tientallen releases en evenzovele uitstapjes naar belendende muziekpercelen. ‘Time is the Key' (1979) was het debuut van Moerlen's Gong, het project dat tot aan zijn dood bleef bestaan. Tussendoor beroerde hij live nog enige tijd de houten stokken bij Brand X en had eind jaren 90 een kortstondige maar conflictueuze comeback bij Gong.
Op ‘Pentanine' zoekt Moerlen zijn kompanen in Oost-Europa. De formatie bestaat uit muzikanten uit St. Petersburg en is daar ook opgenomen. Het album bestaat uit goed in het gehoor liggende jazzrock waar complexere tracks soms afgewisseld worden met ‘easy listening' jazzrock in de buurt van het Japanse Casiopea. Het soort dat je, ik schreef het al eerder, kan beluisteren in het radioprogramma ‘Langs de Lijn'. De muziek wordt dan weggedraaid omdat er gescoord is bij ‘Ons Eibernest'; als men dan weer terugfade naar de muziek is het net alsof je niets hebt gemist. Maar dit genre tracks is in de minderheid (‘Airway to Seven' - grappige titel - en ‘Reminiscence'). Wat verder ten positieve opvalt is het gebruik van ‘soundscapes' in o.a. opener ‘Flying High' - heel mooi - en in ‘Interlude'. Iets wat hij voorheen naar ik meen niet deed en is geïnitieerd door toetsenist Meehail Ogodorov. Verder overheersen redelijk tot goede tracks waarin het gedegen en her en der ook subtiele drumwerk en de percussie van Moerlen opvallen. Ik vind wel dat zijn drums wat vet zijn opgenomen. Dat had wat minder gemogen. ‘Pentanine Part One' springt eruit met de typerende repeterende xylophone van Moerlen en een lekker thema. Hetgeen ook opgaat voor ‘Au Chalet' met een heerlijk pompende bas en aardige gitaarsolo, al is de keyboardsolo wel weer van een hoog ‘Langs-de-Lijn-gehalte'. ‘Trip a la Mode' kent als basis een Fripperiaanse gitaar en ontwikkelt zich min of meer tot een spacesong waarin geluiden, effecten en solo's over elkaar heen buitelen. Deze track komt qua opbouw, spanning en sfeer nog het meest in de buurt van de oude Gong. Prima track. ‘Classique' en ‘Lâcheur' bieden vernuftig gelaagde jazzrock met een mooie, al is het dan namaak, mellotron en een vertrouwd hammond organ, eveneens namaak. Een interessante track is voorts ‘Montagnes Russes'. Door de toevoeging van een echte (!) trompet ontstaat er onvermijdelijk een Miles Davis sfeertje. ‘Troyka' vormt een rustige afsluiter met regengekletter en in ‘de uitloopgroef' beangstigende stemmen.
‘Pentanine' bevat jazzrock die tijdens het schilderen van het huis of gedurende het werk kan worden gedraaid. Bovendien is de aanschaf een bescheiden eerbetoon aan een uitstekende drummer en aan een naam die er in mijn beleving, zolang ik naar progrock luister, altijd is geweest.
JoJo (01-2006)
Bezetting:
Arcady Kuznetsov – electric guitar
Alexei Pleschunov – bass guitar
Meehail Ogodorov – keyboards, hand drum, percussion, recorder, soundscapes, underwater voice
Pierre Moerlen – drums, percussion, vibraphone, xylophone, programming
Alexander Lutsky – trumpet
Discografie:
Time is the Key (1979)
Downwind (1979)
Jingo (1979)
Live (1980)
Leave It Open (1981)
Breakthrough (1986)
Second Wind (1988)
Full Circle Live'88 (1998)
Pentanine (2002)
Liefhebbers
van wat steviger werk kunnen het nieuwe album van Mojave 3, Spoon and
Rafter, beter links laten liggen. Dit werkstuk valt eerder onder de
categorie droompop of, indien aanwezig, hangmatmuziek. De Engelse
vierman en één
vrouw formatie wordt gedomineerd door singer/songwriter Neil Halstead.
De tien tracks refereren aan een scala artiesten waarbij
Beatles en Neil Young bij mij persoonlijk het vaakst opborrelen, hoewel
het stempel "British
folk", niet terecht naar mijn mening, veelvuldig geplakt
wordt. Zelf zegt de band een oeuvre van Dylan tot Drake te bestrijken.
Moeilijk te beoordelen omdat dit artiesten zijn die me niet heel na
aan het hart liggen en die ik daardoor oppervlakkig ken, maar de sfeer
van sommige songs gaat enigszins die richting uit. Daarnaast ken ik
de vroegere werken van Mojave 3 niet. Collega-OJEMusic-recensent H.
'JoJo' de V., een Drake-kenner bij uitstek, verzekerde mij dat er in
de verste verte geen hoorbare Drake invloeden te bespeuren zijn.
De opener, "Bluebird of Happiness" bestaat met ruim negen minuten uit drie
delen en vormt direct een van de beste nummers van het album. Een ontspannen
pianostart met de zwoele stem van Halstead, een heftiger tussenstuk met de
band op volle sterkte, afgesloten door een dromerig laatste deel met weer de
zang en piano nu geassisteerd door een steelgitaar. Deze gitaar wordt veelvuldig
gebruikt waardoor naast de eerdere verwijzingen regelmatig een countryrocksfeertje
ontstaat. De songs "Starlite #1" en "Billoddity" zijn aardige nummers die een
gevoel achterlaten dat ze je niet verder meenemen dan zou moeten. "Writing
to St Peter" bevalt weer uitstekend in de hangmat, mede door de backingvocals
van bassiste Rachel Goswell, waarna "Battle of the broken hearts" optimistisch
begint, zich goed ontwikkelt en daardoor een van de betere nummers is. De moogs
zijn voor progrockers misschien wel erg simpel maar de samenzang met de viool
en het klokkenspel geeft het iets speciaals. "Hard to miss you" vormt een nihilistisch
maar sfeervol intermezzo naar "Tinkers blues", een opgewekte Beatle'eske track
met wederom mooie mooggeluiden. "She's all up above" heeft een dromerige sfeer
en wordt gedomineerd door de steelgitaar. Het volgende "Too many mornings"
en de afsluiter "Between the bars", met banjo, zijn misschien de
meest country-achtige nummers op het album waarvoor Neil Young zich niet
voor zou hoeven schamen.
De eerste luisterbeurten waren redelijk nietszeggend maar het album heeft zich
inmiddels ontwikkeld. Het zit goed in elkaar, het eerste deel is avontuurlijker
en bevalt mij persoonlijk beter dan het meer countrygerichte vervolg. Maar
let wel op, het is en blijft dromen, luieren en slenteren.
De cd is in een mooie digipack gehuld met een aantrekkelijke voorprent in een
landelijke stijl die enigszins aan werken van Anthony Phillips doet denken.
Het dikke speciale karton maakt het nog wat luxer, alleen zijn de tekstuele
gegevens op het geheel zelfs met een loep nauwelijks leesbaar. Zulke verschijnselen
zijn we inmiddels wel gewoon geraakt, maar het blijft een misser.
JProg (1-2004)
Bezetting:
Neil Halstead -
gitaar, leadzang
Rachel Goswell - bas, zang
Simon Rowe - elektrische gitaar
Alan Forrester - piano, hammond, moog
Ian McCutcheon - drums
Discografie:
Ask me Tomorrow
(1995)
Out of Tune
(1998)
Excuses
for Travellers (2000)
Spoon and Rafter (2003)
Moongarden
is begin 90 (vorige eeuw) opgericht door Cristiano Roversi en David
Cremoni. Het eerste album, 'Moonsadness', had een demokarakter en werd
al snel gevolgd door 'Brainstorm of Emptyness'. Dit album kan gezien
worden als het "echte" begin van de band. Wijzigingen in
de bandbezetting hadden ook al plaatsgevonden met nu Massimiliano
Sorrentini als drummer en Ricki Tonco die de zang voor zijn rekening
nam. Vooral de inbreng van de laatste gaf het "Camelesque"
album een speciaal effect niet in de laatste plaats door de vele zangvariaties
van Tonco waarbij hij zich door zijn eigen zangtechnische beperkingen
niet liet tegenhouden.
Daarna werd het door onder andere persoonlijke problemen bijna vijf jaar
stil rond Moongarden. Roversi, de drijvende kracht achter de band,
besloot met vers materiaal het project een herstart te geven. Een
nieuwe zanger werd gevonden met Luca Palleschi. Enige maanden later
was het derde Moongarden album een feit, 'The Gates of Omega', een dubbel
cd met het meest complexe en gedragen werk van de band tot nu toe.
De cd één opent met vertelster Pamale Brooks, die sfeervol de toon van
het album neerzet. Ruim anderhalf uur symfonische muziek met regelmatig
een dominerend mellotron, goede zang zonder Italiaanse haren, gesteund
door meeslepend gitaarwerk van Cremoni en helder en vooral puur drumwerk
van Sorrentini.
Het eerste hoogtepunt dient zich al snel aan met de track 'Five Years'.
Gedreven zang overgaand in een magnifieke gitaarsolo die samensmelt
met de piano. Topklasse en vaak een beetje kippenvel. De titelsong
opent heel spannend met mysterieus zangwerk en een lekkere baspartij
welke de song langzaam richting ambient trekt. Het middengedeelte
duurt naar mijn mening erg lang en kent weinig ontwikkeling waarna
een krachtig eind het begin weer terugroept. Een mooie song die wat te
lang (zevenentwintig minuten) is geworden. Pamale sluit met 'Moonsong' het eerste
deel passend af.
De tweede cd kent weer een prachtige start met het lange Home sweet
Home vol "seventies" elementen waarbij de goede zang weer
opvalt en instrumentaal mooie momenten worden geboden. Ander hoogtepunt,
'Stars and Tears', dat schitterende analoge synthesizers bevat en bolstaat
van mellotron en orgel. Een snellere 'Moonsong', nu met een 'Conclusion'
sluit het album af.
'The Gates of Omega' is een schitterend werkstuk geworden welke bij
mij al vele draaibeurten heeft gekend en de bestendigheid in de tijd
inmiddels heeft bewezen. Misschien zou het materiaal met wat knipwerk
ook op één cd hebben gepast, maar dan zou de liefhebber ook weer veel
sfeer hebben gemist. En door het op twee cd's elk met een te hanteren
lengte uit te brengen is het wel toegankelijk geworden.
Het drumwerk is in een aparte studio opgenomen en bij de eerste luisterbeurten
vond ik het wat los in het geluidsspectrum staan. Dit is mij wel minder
gaan opvallen en past anderszins ook goed bij de open en heldere productie.
Moongarden schijnt met dezelfde bezetting aan een vierde album, 'Round
Midnight', te werken. Ditmaal bij Galileo Records. Ik kijk er naar
uit.
JProg (2003).
Cristiano
Roversi - Stick, Keyboards, Bass
David Cremoni - Guitar
Luca Palleschi - Voice
Max Sorrentini - Drums
Ik ontdekte Moongarden ten tijde van hun 2e album 'Brainstorm Of Emptyness', een werkstuk dat qua geluid nog veel weg had van Genesis en Camel. Deze twee bands zijn immers van grote betekenis voor toetsenist/bassist Cristiano Roversi, die op dit album nog nagenoeg alle muziek componeerde. Door zijn afwisselende, sterke composities en toenmalige zanger Ricardo Tonco wist Moongarden indruk te maken. Groot was de verrassing dan ook toen ik in 2000 de dubbel-cd 'The Gates Of Omega' voor het eerst luisterde. Er was inmiddels een nieuwe zanger, Luca Palleschi, die zeker niet onder deed voor zijn voorganger, maar ook de muziek was anders geworden. Rustiger, ontspannender met schitterende lang uitgesponnen gitaar- en keyboardsoli en uitgebreide, instrumentale, haast ambient achtige stukken. Het was dan ook de vraag of de band 'The Gates Of Omega' zou kunnen overtreffen.
Om eerlijk te zijn was ik bij de eerste keer luisteren nogal verrast over het contrast met de vorige schijf. In tegenstelling tot wat te horen was op 'The Gates of Omega' zijn de nummers op 'Round Midnight' heel erg songmatig en direct. Geen lange instrumentale stukken maar relatief korte nummers met pakkende thema's en melodielijnen. De band komt zeer sterk uit de startblokken met het titelnummer dat één van de hoogtepunten van dit album is. Het Moongarden-geluid is meteen te horen met zijn warme basklanken en zweverige keyboards. Qua muziek doet met name het begin van het album bij vlagen aan Depeche Mode denken. Ook Luca Palleschi laat horen wat hij waard is. Wat een geweldige zanger is het toch met zijn warme stem vol emotie en het accentloze Engels. Na het afwisselende eerste stuk van dit nummer laat gitarist David Cremoni ook nog eens een geweldige solo horen. Zo is het hele album eigenlijk één groot hoogtepunt, met een speciale vermelding voor track vier, 'Lucifero'. Een schitterend begin met slechts toetsen en emotionele zang waarna een prachtig instrumentaal stuk begint met mellotron en gitaar. Ook is er voldoende afwisseling, wat te denken van 'Learning to live Under the Ground', dat uptempo is met stevig gitaarwerk. Dit nummer zou wel onder de noemer 'progmetal' kunnen vallen. Tot slot wil ik ook 'Nightmare Concrete' speciaal vermelden, een song met een vrij rustig begin met piano en acoustisch gitaar. Met name het 2e deel is geweldig, waarin langzaam een zweverige keyboard-solo op gang komt in de Genesis stijl. Wat een heerlijk stuk!
Over dit album kunnen wel eigenlijk kort zijn, dit is één van de hoogtepunten van 2004! Toch wil ik nog een kritische noot plaatsen. Het drumwerk klinkt met name in het begin van het album soms wat 'hol' en los. Ik had bij de eerste keren luisteren een beetje het idee sommige trommels niet van de beste kwaliteit zijn. Ook kwam het drumwerk soms wat geforceerd over, hoewel dat na een flink aantal luisterbuurten wel is gaan wennen en ik er inmiddels geen last meer van heb om heel eerlijk te zijn.
Dan de beoordeling waarbij, de twijfel is tussen vier en vijf OJE's. De aftrek zou hem dan in het drumwerk moeten zitten maar aan de andere kant zit dit album zo vaak in de speler, is het compositorisch zo enorm sterk en roept het zoveel emotie op dat het eigenlijk wel de hoogste waardering moet krijgen. Laten we het gewoon op vijf houden.
OProg (6-2004)
Bezetting:
David Cremoni - gitaar
Luca Palleschi - zang
Cristiano Roversi - keyboards, stick, bass
Max Sorrentini - drums
Mirko Tagliasacchi - bass
Discografie:
Moonsadness (1993)
Brainstorm of Emptyness (1995)
The Gates of Omega (2000)
Round Midnight (2004)
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Het
Britse The Morrigan speelt een mix van progressieve folk-rock.
Het nieuwe album "Hidden Agenda" als opvolger van
de goed ontvangen voorganger "Masque" laat weer een
mengelmoes horen van traditionele folksongs en meer op de prog-rock
geënte nummers. De prachtige
hoes nodigt de luisteraar uit zich over te geven aan een orgie van
Keltische getint muziek zoals misschien alleen The Morrigan
die kan maken. Het enigszins op Oldfield gelijkende gitaarspel
van Colin Masson en de kristalheldere zang van Cathy Alexander
zijn de opvallendste ingrediënten zonder het gitaarwerk
van Dave Lodder, de fluiten van Marvyn B. en het drumwerk van
Arch tekort te doen. Naast een aantal traditionals zijn nummers
te horen welke het beste van de band naar boven brengen. Hoogtepunten
zijn het bijna tien minuten durende epos
"A night to remember" waarin werkelijk alle registers opengaan
en "The Other". Vooral de laatste song laat Cathy
Alexander horen als een van de beste zangeressen van dit moment
in het genre. Een werkelijk weergaloos nummer met prachtig pianospel
van Cathy, een schitterende gitaarovergang en een tekst die
veel te raden laat. Kippenvel.
Natuurlijk moet je een liefhebber zijn van deze muzieksoort.
Indien dit niet het geval is zullen de meer op "traditonals" gerichte
arrangementen minder boeien. Maar ook dan blijft er veel te
genieten over. En de hoes blijft schitterend wat voor de waardering
van het album een OJE extra oplevert.
JProg
(2003).
Discografie:
Spirit of the Soup ...(1984/99)
The Morrigan Rides Out (1990)
Wreckers (1996/99)
Masque (1998)
English Garden (2002)
Iedereen die deze site leest zal Neal Morse kennen. Na zijn vertrek bij Spock's Beard maakte hij het geweldige 'Testimony'. Dit was een dubbelalbum en nu, ongeveer een jaar later, is de opvolger alweer uit. Voor mijn gevoel is het vorige album, ondanks de vele draaibeurten, nog redelijk vers en komt 'One' wel heel erg snel. Maar wat is snel als een band of persoon wederom een geweldig album weet te maken. Als dat lukt tenminste, want dit werkstuk haalt wat mij betreft niet het hoge niveau van zijn voorganger.
Er valt over te twisten of de vorige dubbelaar echt iets nieuws wist toe te voegen aan het materiaal dat Morse tot op dat moment op de markt had gebracht. Natuurlijk was het nergens vernieuwend, maar het album wist wel, misschien doordat het voor de maker een enorm emotioneel werkstuk was, bij heel veel mensen de juiste snaar te raken. Toen ik bij het concert in Tilburg was vroeg ik me eigenlijk al af of hij het zou kunnen overtreffen. Na een behoorlijk aantal draaibeurten moet ik concluderen dat dit niet gelukt is. Het probleem met 'One' zit hem nog geeneens in de kwaliteit van het album, want het is allemaal prima in orde met ook nog eens een geweldige productie. Het euvel is meer dat ik het idee heb de gehele inhoud van de cd al eerder op andere albums te hebben gehoord.
Het eerste nummer, genaamd 'The Creation', is tevens het eerste epic. Het nummer begint als een klassiek stuk met viool waarna het zich ontpopt als een mengsel van Spock's Beard met progmetal elementen. Wat mij betreft één van de beste nummers van het album, ondanks dat ik bepaalde loopjes herken van met name 'Testimony'. Opvallend zijn de stukken piano en cello en uitstekend is het gitaarwerk. Na een kort poppy nummer stuit de luisteraar op 'Author of Confusion'. Een stuk dat doet denken aan Gentle Giant met wederom progmetal invloeden. Fraai is de gitaar in combinatie met hammond aan het begin. Jammer is voor mij persoonlijk de meerstemmige passage in het eerste deel van het nummer. Ik kreeg een beetje een 'niet weer' gevoel. Het tweede epic, 'The Seperated Man', neemt de luisteraar terug naar de eerste twee albums van Spock's Beard. 'Cradle to Grave' is een ballad met als tweede zanger de gospelartiest Phil Keagy. Juist zijn stem tilt het nummer naar een hoger plan. 'Help me / The Spirit and the Flesh', is een zeer ritmisch nummer met prima gitaar. 'Father Of Forgiveness ' is typisch Morse en het laatste nummer, 'Reunion', is vreemd door het eerste deel. Hier is veel sax en trompet te horen waarna het overgaat in bekender geluid.
Het album is dus in feite prima. Ik kan ook geen echte kritiek geven op de nummers, het is allemaal kwaliteit. Nergens zit er een misstap in die afgestraft kan worden. Overal klinkt het goed, maar toch mis ik iets. Een bepaald gevoel dat ik op bijvoorbeeld 'Testimony' wel had. Desalniettemin zullen veel liefhebbers van de heer Morse dit een erg goed album vinden en zal het bij menig progliefhebber veel in de speler zitten. Mits de mega-geestelijke teksten van 'Father Morse' geen probleem zijn natuurlijk. Ik stoor me er zelf overigens niet echt aan en wat mij betreft is er al genoeg over geschreven.
Ook is er overigens nog een editie met een bonus-cd. Daarop een paar restjes en covers van onder andere 'Where the Streets Have no Name' van U2 en 'What is Life?' van George Harisson. En echt waar, die bonus-cd is een hele leuke toevoeging.
Moet muziek gaan over drank, drugs
en sex of over de Heer en Jezus? In artikelen en interviews
wordt dit regelmatig zo zwart/wit aan de orde gesteld, niet
alleen in progressieve muziekscène.
Sinds Neal Morse het licht gezien heeft, is door hem nadrukkelijk
voor het laatste gekozen. Dat daar niet iedere liefhebber van de
progressieve muziek gelukkig mee is zal duidelijk zijn. Moeten
wij album na album overspoeld worden met de Heer? Daar lijkt het
wel op met dit, sinds het door Mr Morse verlaten van Spock’s
Beard, derde soloalbum.
Het nieuwe werkstuk van Neal Morse heeft de titel ‘?’ gekregen
omdat er lange tijd een enigszins mysterieuze sfeer hing wie
er nu aan zijn nieuwe project zou meewerken. Het is een conceptalbum
geworden met als onderwerp: goddelijke mysteries en aanverwante
zaken. De ongelovigen onder ons, en ik behoor daarbij, zouden nu
direct af moeten haken, maar het muzikale aspect van de musicus
Morse blijft trekken. Daarnaast heeft hij zich, naast zijn vaste
ritmesectie Randy George en Mike Portnoy, door een rijtje gasten
laten omringen dat de aantrekkingskracht van deze cd alleen maar
vergroot. Steve Hackett, Alan Morse, Mark Leninger en Jordan Rudess
naast de haast onvermijdelijke Roine Stolt zijn o.a. van de partij.
Ik mag aannemen dat ze niet op zijn preken afgekomen zijn maar dit
uit waardering voor de muziekmaker Morse doen.
Een vakman met geniale muzikale ingevingen is Neal Morse, dat
bewijst deze cd ‘?’ opnieuw. De twaalf nummers op
het album zijn tot één geheel gesmeed. De start
met ‘The Temple Of The Living God’, daar gaan we
weer, is muzikaaltechnisch hoogstaand. Symfonisch, dynamisch,
bombastisch, het knalt er uit met spetterende toetsenmomenten
en scheurende gitaren, geweldig door Portnoy aan de lijn gehouden.
De overgangen naar de verschillende songs gaan ongemerkt en
vlekkeloos waarbij invloeden van Gentle Giant, Yes, Genesis
en The Beatles, zoals eveneens in zijn SB-tijd, aanwezig zijn.
Het volgende ‘Another
World’ heeft, naast indrukwekkend keyboardspel en een
mooi refrein, een pracht gitaarloop, van Stolt denk ik. ‘The
Outsider’ is
een korte ingetogen ontboezeming, zeer fraai begeleid, waarna
met 'Sweet Elation’ met grote klasse de versnelling wordt
gezocht overgaand in het langere 'In The Fire’. En die
vaart blijft er het hele album goed in met rustpunten op de
juiste ogenblikken. ‘Solid
as the Sun’ blijft snel in de kop hangen en biedt een
muzikaal spektakel zoals je dat van dit groepje kan verwachten.
Maar de ingemixte preek is een duidelijke min en voor mij een
misser. ‘The
Glory Of The Lord’ zou ik gauw overslaan, leve de programmeerknop,
waarna het gevoelige ‘Outside Looking In’ door de
tekst een twijfelgeval blijft, hoewel het een erg mooie melodielijn
heeft en de toetsen en gitaar weer hoogstaand zijn. ‘Deliverance’ springt
er ook positief uit en biedt het compositorische vernuft waar
Morse bekend om is. En waar blijft vriend Hackett nu? Als ik
het goed heb verschijnt hij dominant op ‘12’ in
het schitterende tweede gedeelte, het eindstuk van ‘Inside
His Presence’ en
in de slotsong ‘The Temple Of The Living God’. Het
geeft direct voor de Hackett-fans de toevoeging die je horen
wilt.
Maar toch blijft de OJE-waardering op twee steken. Voor de tekstuele
boodschap, dat zal niemand verbazen, heb ik een negatieve waardering
die door de muzikale krachtpatserij, want dat is het zeker,
niet in die mate gecompenseerd wordt dat het tot een hoge
score leidt. Het blijft voor mij, naast de goede tot uitstekende,
perfect uitgevoerde muziek die Neal Morse maakt, een dissonerend
gebeuren zulk soort cd’s als progressieve rock te bespreken.
Het lijkt mij ook hoog tijd dat Morse het tekstueel over een andere
boeg gaat gooien in plaats van ons telkens met dit Christelijke
gezever te willen laten delen in zijn ervaringen. Maar ik ben
daarin somber gestemd, hoewel het licht nog wel eens opnieuw
bij lieden die een rigoureuze wending in hun leven maken wil doorbreken.
En om de vraag “moet muziek gaan over drank, drugs en
sex of over de Heer en Jezus” nog eens aan de orde te
stellen, het antwoord is als het progressieve muziek betreft:
geen van beiden op de manier die met die vraag bedoeld wordt.
JProg (11-2005)
Bezetting:
Neal Morse - vocals, keyboards, guitars
Jordan Rudess - Keyboards
Mike Portnoy - Drums
Randy George - Bass
Steve Hackett - Guitars
Alan Morse - Guitars
Roine Stolt - Guitars
Mark Leninger - Saxophone
Discografie:
Neal Morse (1999)
Merry Christmas From The Morse Family (2000)
It's Not Too Late (2001)
Testimony (2003)
Testimony Live (2003 – dvd)
One (2004)
? (2005)
Japanners
zijn, om er maar even flink op los te generaliseren, meesters in het
klonen van dingen. Uit Europa of de VS komt iets en in no-time staan
ze met iets soortgelijks klaar. Dit gaat niet alleen op voor normale
producten, ook in de muziek is de goed merkbaar. Zo zijn er van alle
bekende progressive rock bands wel Japanse varianten en is originaliteit
zelden te vinden.
Een band die er wel in slaagde een origineel en eigen geluid neer
te zetten was Mugen. Het album Sinfonia della luna kan een ware jaren
80 klassieker genoemd worden. Terwijl de neo-prog-wind over de wereld
blies maakte deze band een prachtig symfo-album met een sterk jaren
70 gevoel. Het zelfde gevoel als Genesis, England en Yes (tales-periode)
oproepen. Japanse bands als Vienna en Gerard gingen de kant van de
bombast op en tegelijkertijd maakte Mugen lange, orkestrale, symfonishe
stukken. Het bijna 20 minuten durende 'Sinfonia Della Luna' is ook
meteen het absolute hoogtepunt van dit album. Katsuhiko Hayashi zorgt
door middel van het gebruik van onder andere mellotron en hammond
voor een grote afwisseling van keyboards. Aangevuld met de hoge, zweverige
Japanse zang van Takashi Nakamura geeft dit een geweldig resultaat.
Ik heb alleen nog steeds geen flauw idee heb waar het geheel over
gaat. "Magical Wand" "Venezia" "Dance ...
Romantic" en "A Parade Of The Wonderland" zijn korte
nummers die in het verlengde liggen van het titelstuk. Veel afwisseling
in keyboards en weer dat orkestrale geluid afgewisseld met gevoelige
stukken. "Ballo Della Luna" is een 10 minuten durende track
met een folk-achtig geluid. Dit mondt uit in een stuk dat als soundtrack
voor een film gebruikt had kunnen worden. Schitterende klassieke orkestratie!
"Leonardo" is een rustige afsluiter met zangeres.
Dit album is misschien wel het beste te omschrijven als PFM gemixt
met The Enid. Aanbevolen voor liefhebbers van melodieuze, klassiek
aandoende symfo. Met name door de geweldige titeltrack. Ik kan niet
anders zeggen dat dit album in zijn geheel het beste Japanse album
is dat ik ken. Derhalve dan ook 5 OJE's!
OProg
(2003).
Bezetting:
Katsuhi
Hayashi / Mellotron, acoustic guitar
Akira Kato/ bass, classical guitarra
Takashi Nakamura / vocals
Msaya Furuta / drums
Makoto Kaminishizono / electric guitar
Discografie:
Sinfonia
Della Luna (1984)
Leda Et Le Cygne (1986)
The Princess Of Kingdom Gone (1988)
Museo Rosenbach is bekend door 'Zarathustra', een alom bejubeld
meesterwerk uit 1974. De band kan niet bogen op een
grote "output".
Naast een Live cd uit 1972 en een "rare and unreleased"
cd uit 1992 met opnames van begin 70 is pas na 26 jaar een opvolger
'Exit' verschenen. Van de oorspronkelijke bezetting zijn
alleen de drummer en bassist nog over. De mellotron doet het gelukkig
ook nog en de nieuwe toetsenisten weten er als vanouds mee om
te gaan.
Hoewel 'Exit' een moderner geluid heeft dan 'Zarathustra' is de mellotron
opvallend mooi in de nieuwe songs geïntegreerd.
De opener 'Exit' is een inleidend track met zang en gitaar. Er wordt
alleen in het Italiaans gezongen en in dit korte nummertje geeft
Andrea Biancheri zijn visitekaartje als goede zanger al af. Het volgende
'Il Terzo Occhio' klinkt als een wat gladde poppy song en doet nog
niet vermoeden welke kant het verder met dit album zal opgaan. Het
nummer ontwikkelt zich wel naar een fraai door de gitaar gedomineerd
tussenstuk aangevuld met warme keyboards en ingetogen orgelspel van
Marioluca Bariono en Sergio Cossu. 'Equilibrio' is een mooie ballad
waar prachtig gebalanceerd door alle instrumenten een duit in de
zak wordt gedaan. De mellotron laat voor het eerst merken nadrukkelijk
mee te willen doen. Op 'Love' neemt Marco Balbo met zijn gitaar het
heft in handen passend omlijst door rustige keyboards. Een mooie
ontspannen track. Het nummer 'Tuareg/Abbandonati' geeft een progressievere
wending aan het album. Een spannende song met solistische bijdragen
van alle partijen, mysterieuze mellotronklanken en spookachtige zangrefreinen.
Het laatste deel van het nummer heeft kippenvelpotentie en het is
eigenlijk jammer dat het maar 6:34 duurt. Vervolgd wordt met 'Illuse
Si Le Intenzioni', waarin de spanning wederom volop aanwezig is en
de ritmesectie, gevormd door Alberto Moreno (bas) en Giancarlo Golzi
(drums), de oerleden dus, eens te meer bewijst grote klasse te bezitten.
Het mellotron opent 'Re Del Circo' en dat is voor mij met 7:30 genieten
weer een topper van het album. Vol afwisseling worden vele wegen
ingeslagen en een klassiek aandoend eindthema vormt het besluit.
Op 'Koln Raid' wordt even adem genomen om via het korte maar mooie
instrumentaaltje, wederom 'Exit' geheten, met 'Un Porto Nel Sole'
de laatste track aan te snijden. Dit begint in een merkwaardige zigeunersfeer
om zich te ontwikkelen tot een heel spannend en stevig thema. Opeens
is de sfeer erg Oosters en met een bombastisch eindschot wordt het
album afgesloten.
Resumerend, een hele sterke cd, zeer verrassend en het blijft heel
jammer dat de band zo weinig albums heeft gemaakt. Dit werkstuk is
uit 2000 en gezien het nu bijna 2004 is lijkt een opvolger niet direct
voorhanden. Maar misschien.......................
JProg
(12-2003)
Bezetting:
Alberto Moreno - bass
Andrea Biancheri - vocals
Giancarlo Golzi - drums
Marco Balbo - guitar
Marioluca Bariono - keyboards
Sergio Cossu - keyboards
Discografie:
Zarathustra (1974)
Rare and Unreleased recorded 1972 (1992)
Museo Rosenbach Live '72 (1992)
Exit (2000)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved