N
Negative
Zone – Negative Zone
|
Label: |
Musea |
Site: |
negativezone.net |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
45:45 |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
De
afstammelingen van Pink Floyd vallen, sinds de ouders het zelf
wat rustiger aan doen, als rijpe maar soms ook als rotte appels
van de boom. RPWL, House of Not, Timothy Pure zijn daar ‘bekende’ voorbeelden
van aan de goede kant van de streep. Daarnaast kennen we de Floydcovers,
die wat mij betreft per definitie te onpas verschijnen, o.a. van Transatlantic
en Shadow Gallery. Ten slotte is daar het schaamteloos citeren van Floyd
dat door sommigen tot kunst met een hele kleine ‘k’ is verheven.
Een zonde waar zelfs Dream Theater zich op haar laatste dwaling aan waagt.
En dan meldt zich nu het Franse Negative Zone aan het rose front.
Deze
jongelingen komen uit Marseille en steken hun bewondering voor Floyd
niet onder stoelen of banken. Het geheel ademt in veel akkoorden, tonen
en effecten de psychedelische sfeer van Floyd uit maar zeker ook van
andere bands uit de sixties en seventies zoals The Beatles in haar geestverruimende
Sgt. Pepperspray periode en zelfs The Zombies ten tijde van het progressieve
meesterwerk ‘Odyssey & Oracle’. Dit laatste hoor ik met
name in de tracks ‘Cats’, ‘Farewell’, ‘Fly
Away’ en ‘Island’. Een en ander gevoegd naast de eigenheid
van Negative Zone, die vooral tot uiting komt in de smaakvolle arrangementen
en in de vocale harmonieën met een licht maar niet hinderlijk Frans
accent, maakt dit album goed te pruimen. Ondanks dat: het is wel wat
veel Floyd.
‘Don’t Sleep Part 1’ en ‘Part 2’ zijn
uitgesponnen tracks waarop het aangenaam wegdromen is en waar in het
wat steviger deel ook het latere King Crimson doorklinkt. Al vraag ik
mij ook hier af waarom je een geluidseffect naadloos laat klinken als
een effect dat door Floyd al eens bedacht is en dat iedere zichzelf respecterende
progliefhebber zo’n beetje kan dromen. Daar moet toch op eigen
creativiteit meer of iets anders uit te halen zijn. Nu wekt het bij mij
irritatie op. Een gevoel dat mij ook bekruipt in ‘Hold Out Your
Hand’. Lekker sloom nummer inclusief door Nick Mason geïnspireerd
drumwerk maar met meer durf had het een onsje of twee minder Floyd kunnen
zijn. En dat gevoel zet zich door in de afsluitende nummers ‘Fairy
Tales’ en ‘Negative Zone’. Waarmee het album overigens
wat abrupt en niet gelukkig eindigt. Het is voor mij niet ‘rond’ en
daar hou ik van: van een kop, een romp en een staart. Als men dàt
nou eens had overgenomen van Floyd want die waren daar erg goed in.
Negative Zone is geenszins een rotte appel aan de Floydboom. Daarvoor
zijn er voldoende andere invloeden te horen en heb ik mijzelf teveel
vermaakt met dit debuut. Je voelt echter dat de band meer talent in
haar mars heeft. Als men het in de toekomst aandurft om die eigen kwaliteiten
meer ruimte te geven dan zal Floyd nog slechts op de achtergrond meespelen.
De voorgrond zal dan bepaald worden door Negative Zone. Als men dat
niet doet ben ik bang dat ook deze band snel in de vergetelheid zal
raken. De voortekenen zijn overigens niet goed want platenlabel Musea
grossiert al decennia in eendagsvliegen.
H. ‘JoJo' de V. (11-2005)
Bezetting:
Cedric Cartaut - guitars, vocals
Bruno Ramousse - bass, vocals, flute
Manuel Santiago - guitars, keyboards
Fabrice Dimondo - drums
Discografie:
Negative Zone (2005)
New
Niks - Penquin Village
|
Label: |
No Can Do Music |
Site: |
arendniks |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
45:34 |
Recensent: |
JoJo |
Waardering: |
|
|
In al die jaren dat
ik drummer en componist Arend Niks ken is hij doende met muziek. Op
de middelbare school was al merkbaar dat hij muziek minstens zo belangrijk
vond als de Stelling van Pythagoras. Speelde hij in die tijd - zoals
te doen gebruikelijk bij jonge, beginnende muzikanten - in relatief
onbekende bands in Schiedam en omgeving, na die tijd is zijn ster snel
gerezen. Zo maakte hij vijfmaal zijn opwachting tijdens het North Sea
Jazz Festival, drumde hij bij het geweldige Nenette et les Zezettes,
werkte samen met muzikanten uit het Willem Breuker Kollektief, schreef
en/of speelde hij voor Orkater, voor dansproducties van Scapino waaraan
ook John Cale meewerkte en voor uiteenlopende televisie-, theater-
en cabaretprogramma’s. Bovendien had hij diverse formaties
waarmee hij inmiddels vier albums maakte. New Niks is zijn nieuwste
project. ‘Penquin Village’ zijn vijfde album.
Als ik Niks
hoor drummen verschijnt Bill Bruford op het net- en trommelvlies. Niet
alleen de ‘touch’ van Niks maar ook de karakteristieke
klank van zijn instrument - hard, hoekig, hoog - zijn voor die associatie
verantwoordelijk. Toch doet hij mij ook aan Terry Bozzio denken door
zijn vermogen om de percussie niet alleen begeleidend te gebruiken
maar ook melodie te laten slaan. De muziek van New Niks op ‘Penquin
Village’ is Zappaiaans door de complexiteit van de composities
die met name tot uiting komt in rare maatvariaties en curieuze soms
zelfs hilarische ‘breaks’. Maar ik hoor ook echo’s
van Soft Machine en in de kortere tracks de cult-filmmuziek van John
Zorn. En ook voor folk en ‘hot club’ draait men de hand
niet om. Edoch, per saldo is het jazz(rock).
New Niks bestaat naast
Niks uit een puik stel muzikanten. De viool van Jasper le Clercq gaat
soms in positieve zin door merg en been maar weet ook subtiel en vaardig
het sentiment te raken. Suntrop is op sologitaar weliswaar gedoseerd
aanwezig - dat had wat mij betreft wat meer gemogen - maar
tezamen met zijn smaakvolle, begeleidende werk wordt meer dan duidelijk
dat we te maken hebben met een virtuoos. De elektrische piano van Hoorweg
valt uit de composities niet weg te denken, is duidelijk beïnvloed
door Herbie Hancock en Joe Zawinul en heeft veel ‘Canterbury’.
Al vraag ik mij bij dat laatste af of jazzmusici dan direct weten wat
ik bedoel.
Het album opent met het prachtige ‘Penquin Village’ met
een Zorn-achtig sfeertje. De track is nogal ‘laid back’ en
dat vind ik wat minder gelukkig om een album mee te openen. Op de compositie
zelf is niets aan te merken. Wat volgt is over de gehele linie hoogstaand. ‘Earcatchers’ zijn
het fenomenale ‘Stonehopping’ door zijn ingehouden swing,
variatie en mooie pianosolo, het dromerige ‘Peinzen (Ruminating)’, ‘Hunger
Sunday’ vanwege de sterke 'bas', het aanstekelijke ritme en de
bijzondere opbouw, het licht experimentele ‘In Love on Planet
Z*hogg/’ en afsluiter ‘Atlantis Mailman’ waarin men
langs de rek van het elastiek van harde naar zachte passages en weer
terug schiet.
New Niks heeft met ‘Penquin Village’ een
smaakvol en technisch hoogstaand jazz(rock) album afgeleverd dat eigenzinnig,
eigenwijs, creatief en dus progressief is. Ik ken op dit moment geen
band in Nederland die dat op deze intrigerende wijze doet.
JoJo (06-2006)
Bezetting:
Andreas Suntrop - electric guitar
Arend Niks - drums
Erwin Hoorweg - electric piano
Jasper le Clercq - violin
Discografie:
Niks at Hand (1993)
Future Museum (met Niks Project) (1998)
Tommorow’s Paper (met No Can Do) (2000)
Drummers Double Bill (2003)
Penquin Village (met New Niks) (2006)
Nexus - Perpetuum Karma |
Label: |
Record Runner |
Site: |
nexus |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
72:25 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Zangeres Mariela Gonzales heeft de band verlaten. Dat was voor mij geen verrassing, ik kon me niet voorstellen dat ze zich in Nexus helemaal thuis voelde. Vooral toetsenist Lalo Huber en in mindere mate gitarist Carlos Lucena namen regelmatig de tijd voor langdurige instrumentale uitstapjes. Ik denk dat ruim de helft van het Nexus-materiaal zonder zang is. Dus als de ambities toch al richting een solocarrière gaan is een vertrek logisch. Het aantrekken van een nieuwe zangeres/zanger was een optie, maar vind maar eens iemand die dat goed kan en bereid is langdurig in de coulissen te staan. Gekozen is voor een vocale invulling door gitarist Carlos Lucena. Een goede keuze lijkt mij, want hij kan dat, in het Spaans, heel goed. Het past uitstekend bij de muziekstijl en personele fricties zal het niet geven.
Het vorige album, ‘Metanoia’, heb ik altijd een topper gevonden. Vooral de indrukwekkende track ‘En las manos de Dios’ is een song om in te lijsten onder andere door een gitaarsolo van een niveau waarvan ik er met moeite tien kan vinden. Het blijft schitterend.
De opvolger heeft dus vijf jaar op zich laten wachten en behoudens de verandering in de bandbezetting is er geen muzikale wending gemaakt. Dus opnieuw zeer lange keyboard-gitaar-duels gevat in zes nummers deze keer, totaal bijna vijfenzeventig minuten. Een referentie is nog steeds Emerson, Lake and Palmer, hoewel ik Huber gepolijster, gedistingeerder, vind spelen dan Emerson. Zijn keyboards klinken machtig mooi, heel zuiver met een enorme breedte. Zijn evenknie is dus Carlos Lucena, een voortreffelijk en veelzijdig gitarist. Samen zorgen zij voor een instrumentaal spektakel vol vernuft en afwisseling. Voor drummer Luis Nakamura en bassist Daniel Lanniruberto maakt het niet uit of er gezongen wordt of niet, die gaan degelijk en vakkundig hun gang.
Een hoogtepunt is direct de openingstrack van ruim zeventien minuten, ‘To look towards the Center’. Nexus ten voeten uit, barstensvol hammond, mellotron, kerkorgel, piano en moogs, op de hielen gezeten door stuwend gitaarwerk dat eveneens ruimte voor solo-uitstapjes krijgt. De band is na al die jaren geweldig op elkaar ingespeeld. De titelsong mag er ook zijn en is met bijna een kwartier een boeiend geheel. Op ‘From the Abyss to the Sun’ wordt gas teruggenomen en dat is een rustmoment waarbij de slepende zang uitstekend past. Het geheel instrumentale ‘Journey’ is een bijna volledig keyboardfeestje. ‘Crosses and Shadows’ zet de bekende ingrediënten dit keer neer op een mooi stuwend ritme. Op het afsluitende ‘In that Wind’ is gastzanger Lito Marcello een nieuw gezicht, maar de muziek wordt er niet anders door.
Perpetuum Karma is een smakelijk gerecht, een lekkere cd, prachtig opgenomen, waarbij niet wordt afgeweken van het bekende Nexus-geluid. De opvallende en goede zangeres die Mariela was en is, wordt, althans in de studio, niet gemist. De gekozen oplossing is een goede, maar het instrumentale werk blijft dominant en daar gaat het bij Nexus ten slotte om.
JProg (01-2007)
Bezetting:
Lalo Huber - toetsen
Carlos Lucena - gitaar, zang
Daniel Lanniruberto - bas
Luis Nakamura - drums
Gast:
Lito Marcello - zang op track 6
Discografie:
Detrés del umbral (1998)
Metanoia (2001)
Live at Nearfest 2000 (2002)
Perpetuum Karma (2006)
De
eerste tour van Niacin in 1997 heette 'Blood, Sweat and Beers'. En
dat lijkt mij een omschrijving die prima past bij de muziek, sound
en sfeer van deze Amerikaanse band. Luisterend naar de door de Hammond
B3 gedomineerde wervelwinden op deze schijf, zie ik rokerige zalen
voor me waar zwaar zwetende fans heftig dansen op de aanstekelijke
ritmes van Niacin. Een biertje mag daarbij niet ontbreken. Stilzitten
is er dan ook niet bij tijdens de beluistering van Time Crunch. De
ondertitel van dit werkstuk is immers niet voor niets 'Kick Ass Time',
refererend aan het toonwiel van het Hammond Organ maar uiteraard ook
aan het verzoek het zitvlak te verheffen. Sheehan, Novello en Chambers
omschrijven hun muziek als een fusion van rock, jazz, prog, funk,
soul en een snufje Motown. En die invloeden komen inderdaad in dansparade
voorbij, waarbij ik zelf toch met name associaties hoor met Emerson,
Lake and Palmer, The Nice, King Crimson en Brian Auger.
Time Crunch opent overweldigend met 'Elbow Grease' gevolgd door het
titelnummer. Twee compositorisch sterke tracks waar Novello op een
virtuoze wijze op zijn B3 soleert over de stevige funkritmes. Het
basspel van Sheehan - die wij ook kennen van zijn project Nine Short
Films met Terry Bozzio - is adembenemend. Zelden zulke snelle basloopjes
gehoord. In 'Stone Face' neemt men enigszins gas terug al is de snelheidsvermindering
maar relatief en waan ik mij iedere keer weer op 'Tarkus' van ELP.
Een prachtig rustig intermezzo met synths en een rommelende bass vormen
een kortstondige cesuur in deze track waarna men weer terugkeert naar
het oorspronkelijke thema.
Ik heb een aversie tegen covers. Het voegt doorgaans weinig toe aan
het origineel en dan luister ik liever daar naar. En als het wel iets
toevoegt zie ik dat al snel als een verkrachting van de oorsprong.
Het is ook nooit goed. Ook Niacin bezondigt zich op deze schijf aan
een cover te weten 'Red' van King Crimson uit 1974. Toegegeven de
heren weten er wel weg mee. Het staat als een huis en gelukkig laat
men het origineel in tact maar het voegt inderdaad niets toe. Maar
ik gun ze een speeltje. 'Invisible King' is een nummer dat niet zou
misstaan op een album van Brian Auger met het in aanvang laid back
orgelspel en een mooie jazzy pianopartij. Het vormt daardoor een welkom
rustpunt op dit soms wat vermoeiende werkstuk. Het vervolg bestaat
o.a. uit het funky 'Daddy Long Leg' waarin gitaar lijkt op te doemen
maar waar nauwkeurige beluistering tot de conclusie leidt dat hier
sprake is van een toetspartij. De techniek staat voor niets. Ondanks
een tweede rustpunt via de easy listening van 'Glow' wervelt de CD
naar het einde. En daar ligt voor mij het kritiekpunt: het is vermoeiend
om deze CD van begin tot einde te beluisteren - ondanks de door mij
toegejuichte lengte van minder dan een uur - en het gaat op een gegeven
moment wat op elkaar lijken. Het spelplezier van de heren, hun virtuositeit,
de grandioze ritmetandem en natuurlijk het ongeëvenaarde geluid
van de Hammond maken dit ten dele goed. Daardoor toch echter wat OJE-punten
aftrek. Mocht echter de vraag bij u opkomen of dansen op prog mogelijk
is: het antwoord is 'ja', probeert u het maar eens uit op een feestje
met deze Time Crunch. It is Kick Ass Time !!
H. 'JoJo' de V (2003).
Bezetting:
Billy
Sheehan - bass
John Novello - hammond B3, piano, synths
Dennis Chambers - drums
Albums:
Niacin (1996)
Live (1997)
High Bias (1998)
Deep (2000)
Time Crunch (2001)
Nice
Beaver - Oregon
|
Label: |
Cyclops |
Site: |
nicebeaver.nl |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
66.30 |
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
Voor
mij ligt het in een vrolijke hoes getooide album 'Oregon'
van de uit Papendrecht afkomstige band Nice Beaver. Volgens de
bandsite refereert de naam 'Nice Beaver' aan een grap uit de
film 'Naked Gun'. Een grap die duidelijk maakt dat situaties
en gedrag van mensen soms anders in elkaar blijken te steken
dan dat je hebt waargenomen maar dat in andere gevallen 'what
you see is what you get' opgaat. Een constatering die mij vakmatig
zeer aanspreekt. En een conclusie die ook geldt voor de doorgaans
stevige progressieve rock die deze band laat horen. De muziek
klinkt op het eerste gehoor relatief simpel, terwijl er op het
tweede en derde gehoor allerlei verrassingen uit de kamers van
het beverhol tevoorschijn komen.
Nice Beaver bezit de melodie en melancholie van Camel - met name
door het aan Latimer verwante, excellente gitaarspel van Hans
Gerritse - en de hoekigheid en onvoorspelbaarheid van Echolyn.
Twee uitersten die in de zeer sterke opener 'Nights
In Armour' vertegenwoordigd zijn. Twaalf minuten genieten van een perfect opgebouwde
track waarin de band ondanks of misschien wel dankzij de vele wendingen en
breaks een heerlijk progressief geheel weet neer te zetten. 'Earcatchers' zijn
de Camelesque gitaarsolo, de geweldige jazzy electrische pianosolo en mooie
synths van Erik Groeneweg maar helaas ook de wat dunne en met veel 'neusklank'
doordrenkte zang van Gerritse. Het met krekels en Chinese klanken startende
'Morphine' is stevig en opzwepend met prima basspel van Peter Stel als basis
en associeert vaak met Echolyn, een andere favoriet van mij. Ook hier vind
ik de zang, in dit geval van Groeneweg meen ik, niet altijd even gelukkig.
'Any Other Day' vormt een relatief rustpunt en bezit een pakkend refrein dat
snel in het hoofd blijft hangen. Ook hier laat Gerritse horen een prima gitarist
te zijn. De titeltrack bezit van die heerlijke dreigende synthesizers en hoekige
ritmes en wordt gevolgd door het instrumentale 'The Beaver State'. Een 'laid
back' track waarop heerlijk wegdromen op de gitaarklanken onvermijdelijk is.
Het tien minuten durende 'Two Brides for Two Brothers' steekt prima in elkaar
en de band sleurt mij mee van rustige passages, naar complexe elementen en
weer terug. En dat geldt eveneens voor het afsluitende 'Lawn Mower's Day Off'
- geweldige titel - waarin men alle progressieve registers opentrekt. Al geldt
voor deze beide tracks helaas weer wat puntenaftrek voor de zang. Daar moet
men echt aan gaan werken.
Nice Beaver verrast mij met 'Oregon'. Het is een band die muzikaal-technisch
van hoog niveau is, compositorisch veel in haar mars heeft en van begin tot
einde weet te boeien. Bevers zijn trouw en hebben de gewoonte lang op één
plek te blijven wonen, generaties lang. Ik hoop dat Nice Beaver deze gewoonte
overneemt en mij ook in de toekomst blijft verrassen met nieuw werk van hetzelfde
hoge niveau.
H.
'JoJo' de V. (03-2005)
Bezetting:
Hans Gerritse - guitars, lead vocals, vocals
Ferry Zonneveld - drums, vocals
Peter Stel - bass guitars, vocals
Erik Groeneweg - lead vocals, keyboards
Discografie:
Nice Beaver (demo, 1999)
On
Dry Land (2001)
Oregon
(2004)
Dan
Swanö is de man achter Nightingale en inmiddels een bekende naam
in de progmetalscene. Niet alleen door zijn betrokkenheid bij bands
als Edge Of Sanity, Godsend en Bloodbath maar ook door zijn gastoptredens
bij o.a. Ayreon en Within Temptation. Nightingale betreft zijn meest
symfonische bezigheid en bestaat naast Swanö uit Tom Nouga die
de bass, lead guitars en produktie voor zijn rekening neemt. Op dit
album laat dit duo een behoorlijk eigen geluid horen dat ik niet zo
snel kan vergelijken met andere bands in dit genre. En dat komt niet
in de laatste plaats door het unieke, donkere en intrigerende stemgeluid
van Swanö dat weliswaar weinig variatie kent maar steeds blijft
boeien.
De in een open en heldere produktie gestoken tracks blijven snel hangen
en nodigen uit tot vooral hard en uitbundig meezingen. Maar het zijn
niet alleen de refreinen die kwaliteit hebben maar ook de muzikaal-technische
uitvoering mag er zijn. Met uitzondering van de recht-toe-recht-aan
rock in 'Steal the Moon', heb ik geen zwak nummer kunnen ontdekken.
'The Closing Chronicles' opent overweldigend en stevig met 'Deep Inside
of Nowhere'. Men vervolgt met het wonderschone 'Revival' en met 'Thoughts
from a Stolen Soul', twee nummers waarin een prima synergie plaatsvindt
tussen metal en symfo. Via de prachtige ballad 'So Long (Still I Wonder)'
- waarin wat voorzichtige referenties aan Gary Moore - en een letterlijk
en figuurlijk 'Intermezzo' komen we terecht bij het in drie parts
opgedeelde 'Alive Again'. In deze track worden wederom symfo, metal
en zelfs wat folk in de Swano-mixer gegooid en springt part two 'Shadowland
Revisited' eruit. Wat een sound en het staat als een huis. Part three
vormt een psychedelisch en Floyd-achtige afsluiting van een sterk
nummer en een uitstekend album.
Zijn er dan geen minpuntjes? Mijn gewaardeerde OJE Web-collega OProg
wees mij ooit op de vreemde eindes van de nummers. En daar moet ik
hem gelijk in geven. Nightingale lijkt wat moeite te hebben met het
vinden van een acceptabele eindbreak en misschien zegt dat wel iets
over de integrale kwaliteit van de songstructuur. Een perfecte compositie
kent immers een goede kop, romp en staart. Misschien hadden ze beter
kunnen kiezen voor het wegfaden van de nummers, hoewel dat ook niet
altijd goed uitpakt. Maar per saldo mag dat de pret niet drukken.
Liefhebbers van progressive rock met een metalrandje kunnen 'The Closing
Chronicles' blind aanschaffen. Succes verzekerd!
H.
'JoJo' de V (2003).
Bezetting:
Dan
Swanö - all vocals, keyboards, guitar, drums
Tom Nouga - bass, aditional rhythm guitar, lead guitar
Albums:
The Breathing Shadow (1995)
The Closing Chronicles (The Breating Shadow Part II) (1996)
"I" (2000)
Alive Again (2003)
No Name - 4
|
Label: |
Musea |
Site: |
noname |
Jaar: |
2006 |
Duur: |
55:21 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
Verrassend is het verschijnen
van het vierde album van de Luxemburgse band No Name. ‘The Other
Side’ stamt
uit 1998 en eerlijk gezegd had ik een volgend album niet meer verwacht.
Zijn er nog meer verrassingen? Muzikaal niet of het moet zijn dat Iris
Sonntag, gastfluitiste op de vorige cd, ook bas is gaan spelen. Verder
is de bezetting ongewijzigd. Dus zanger Patrick Kiefer, Kuffi, is nog
altijd daar en hij drukt als vanouds een forse stempel op de band.
Zijn zang is in de loop der jaren veel beter geworden, maar hij zingt
niet erg spannend en daardoor lijkt het allemaal een beetje op elkaar.
Zijn medekompanen op gitaar en keyboards, Alex Rukavina en Yves Di
Prospero zijn ook geen echte avonturiers op hun instrumenten, er wordt
redelijk braaf gespeeld. Drummer Chistian Sonntag drumt aardig maar
niet meer dan dat. No Name wordt wel eens een neo-prog band genoemd
maar dat vind ik ze helemaal niet. Het zijn symforockers.
Op ‘4’ staan zes nummers, drie van rond zes en drie lange
van ruim tien, één zelfs van zestien minuten. Vanaf ‘The
Curse’ is direct duidelijk dat het naadloos aansluit op vorig werk.
Het is een enigszins saai nummer en op het volgende ‘Fountain of
Dreams’, een betere song, valt mij op dat Kuffi veel weg heeft
van RPWL’s Yogi Lang. ’Thoughts Pay no Toll’ zet de
opwaartse lijn voort. Een degelijke symforocksong met een lichtvoetig
karakter. Het prijsnummer is het lange ‘A Recollection of Dreams’,
vol goed gedoseerde tempowisselingen waarbij de instrumentale gedeelten
meer ruimte krijgen. En dat is op den duur ook wel nodig. ‘Visions’ blijft
de spannender lijn vasthouden met mooie toetsenpartijen en een gitaar
met meer durf. ‘Promises’ sluit de rij en goed beschouwd
wordt de cd naar het eind steeds beter door meer avontuur.
Symfonische rock dus zoals we dat reeds kenden, er is geen drastische
koerswijziging gemaakt. Maar degelijk en onderhoudend is en blijft het,
hoewel No Name geen topband is en ooit zal worden.
JProg (6-2006)
Bezetting:
Patrick Kiefer - vocals
Alex Rukavina - keyboards, programming
Yves Di Prospero - guitars
Iris Sonntag - vocals, flute, bass
Chris Sonntag - drums
Discografie:
Zodiac (1993)
The Secret Garden (1995)
The Other Side (1998)
4 (2006)
Clive Nolan & Oliver Wakeman - Jabberwocky
|
Label: |
Verglas |
Site: |
- |
Jaar: |
1999 |
Duur: |
53:38 |
Recensent: |
Rob Hanemaayer |
Waardering: |
|
|
Die Clive Nolan blijft een bezig baasje. Naast zijn vaste rol als toetsenist in Pendragon, Arena, Shadowland en Strangers On A Train verleent hij ook regelmatig zijn medewerking aan allerlei andere projecten. Een van die projecten is Jabberwocky. Een deel van het Monty Python team heeft er al eens een (helaas matige) film over gemaakt. Voor de muzikale interpretatie van dit door Lewis Carrol (bekend van Alice in Wonderland) geschreven gedicht over het monster "The Jabberwocky" is Nolan een samenwerkingsverband aangegaan met Oliver Wakeman. Inderdaad, een van de toetsenspelende zoons van de grote Rick, die zelf trouwens ook meedoet in de rol van verteller. Onder de overige medewerkenden treffen we nog meer bekenden aan: Peter Gee (fretloze bas), lan Salmon (gitaar, bas), Peter Banks (gitaar), Jon Jeary (akoestische gitaar) en Tony Fernandez (drums). De leadvocalen op dit tamelijk bombastische conceptalbum worden verzorgd door Bob Catley (the boy), Tracy Hitchings (the girl), James Plumridge (the Jabberwocky) en Paul Allison (the tree), terwijl in het koor o.a. Michelle Young, John Jowitt, Dave Wagstafte, lan Gould en John Mitchell hun steentje bijdragen.
Een indrukwekkend lijstje en dat klinkt door in de muziek, die je kunt omschrijven als een mengeling van 'Journey To The Centre Of The Earth' en 'Myths And Legends Of King Arthur' van Rick Wakeman en Nolan's eigen, nog steeds niet voltooide 'The Key serie', met uitstapjes naar de pomprock sound van Magnum (met name de track 'The Mission'). De composities steken goed in elkaar en zijn behoorlijk interessant, mede door de talrijke wisselingen in tempo en sfeer ('Overture', de klassiek gerichte instrumentale 'Shadows'), de leuke synth- en/of gitaarsoli ('Coming To Town', 'The Forest') of gewoon vanwege het theatrale en symfonische karakter ('Dangerous World', Dancing Water'). Verder zijn zowel het met veel passie door Miss Hitchings gezongen 'A Glimmering Light' als 'Burgundy Rose', waarin Catley dat op zijn eigen manier nog eens dunnetjes overdoet, fraaie ballads. Het door 'Call To Arms' en 'Finale' gevormde orkestrale slot van Jabberwocky is, zoals je kon verwachten, super pompeus met overdonderende, maar vrij modem klinkende toetsenlawines. Kortom, kat in het bakkie voor het symfominnende publiek.
Toch hebben de heren naar mijn mening iets te veel op safe gespeeld bij het componeren, waardoor het allemaal een beetje te perfect overkomt. Bij een verhaal over een eng monster verwacht ik een bepaalde spanning of een dreigende atmosfeer, maar die voel ik hier totaal niet. Daarom zal Jabberwocky geen klassieker worden, doch slechts een van de vele solide symfo-cd's waarop de naam Nolan prijkt. Dat hij die constante kwaliteit in de afgelopen jaren aardig heeft weten te handhaven, is evenwel ook een knappe prestatie.
Rob Hanemaayer (5-2007)
Eerder gepubliceerd in iO Pages nummer 18
Bezetting:
Clive Nolan - keyboards, backing vocals
Oliver Wakeman - keyboards
Peter Gee - fretless bass
Ian Salmon - guitar, bass
Peter Banks - guitar
Jon Jeary - acoustic guitar
Tony Fernandez - drums
Narrator - Rick Wakeman
Vocalists:
Bob Catley - The Boy
Tracy Hitchings - The Girl
James Plumridge - The Jabberwock
Paul Allison - The Tree
Discografie:
Jabberwocky (1999)
The Hound Of The Baskervilles (2002)
Nosound
- Sol29
|
Label: |
Nosound |
Site: |
nosound |
Jaar: |
2005 |
Duur: |
64:14 |
Recensent: |
JoJo |
Waardering: |
|
|
De
Romeinse multi-instrumentalist Giancarlo Erra steekt zijn voorkeur
voor Porcupine Tree en Tim Bowness’ No-Man niet onder stoelen
of banken. Op de hoes van de autonome productie ‘Sol29’ is
zelfs een ‘liefdesverklaring’ aan hun adres te lezen.
Zijn goed verzorgde en overzichtelijke site toont mondelinge loftuitingen
van Wilson en Bowness aan de eenmansband Nosound. Luisterend naar ‘Sol29’ ligt
de vergelijking met beide bands voor het oprapen met een balans
die door de atmosferische en landerige instrumentatie en transparante
productie doorslaat naar No-Man.
Ik moet eerlijk zeggen dat ik
na de eerste luistersessies niet direct juichend in de tuin stond
om mijn buren kond te doen van een geweldige aankoop. Ondanks een
geluid dat door zijn helderheid de huiskamer inknalt en een niet
te definiëren voorgevoel met Nosound misschien toch iets bijzonders
in de hand te hebben. De reden voor mijn aanvankelijke twijfel
lag in de vraag “Waarom een Nosound als er al een No-Man
bestaat?” Na verloop van tijd is de twijfel grotendeels verdwenen.
En dat komt doordat ‘Sol29’ een prachtige sfeer heeft
met zijn weldadige instrumentatie, warme keys, zinderende ‘soundscapes’ en
zijn beeldende huisje-boompje-beestje teksten. Zelfs de Italiaanse
tongval, hoewel dat maar bij enkele Engelse woorden en dicties
opvalt, kan ik Erra daardoor vergeven. Al vind ik dat hij daar
wel aan moet werken.
Het album opent sterk en schatplichtig aan Wilson met ‘In The
White Air’. Gegrondvest op een dominant ritme worden de keys
geïntroduceerd waarin de mooie repeterende pianoakkoorden snel
blijven hangen. De gitaarsolo op driekwart is echter te schel, iets
te lang en erg overstuurd. Erra heeft een goed ontwikkeld gevoel voor
het neerzetten van een door toetsen gespeelde akkoordenreeks en die
te gebruiken als thema. Zo begint namelijk ook het intrigerende en
ietwat mystieke ‘Wearing Lies On Your Lips’. Dat themaatje
blijft maar doorzingen in het hoofd en dat vind ik altijd een te benijden
compositorische kwaliteit. De drie instrumentale tracks ‘The
Child’s Game’, ‘Waves of Time’ en het titelnummer
vertrekken vanuit een Brian Eno achtige ambiance die langzamerhand
wordt ingericht met drums, gitaar, allerlei ‘digitaliteiten’ en
een doorgaans goede melodielijn. Een uitschieter is ‘The Moment
She Knew’. De begeleidende foto van dat meisje met rugzak, eenzaam
turend over een nachtelijke jachthaven, is in combinatie met de titel
van de track zeer associatief. De track zelf is eveneens wonderschoon
en kent sterke gitaarpartijen met Wilson- en Gilmourkenmerken. Per
saldo gelden deze pluspunten ook voor het met akoestische gitaar beginnende
en met digitale mellotron gevulde ‘Overloaded’, het melancholische ‘The
Broken Parts’, het bezwerende ‘Idle End’ en het toch
niet zo optimistische met slide guitar gespeelde ‘Hope For The
Future’.
‘Sol29’ is een prima album van een uitstekende
artiest met smaakvolle, atmosferische en soms heerlijk zwaarmoedige
muziek. Ik schreef hierboven “de twijfel is grotendeels verdwenen”.
Dus nog niet helemaal. Maar als Giancarlo Erra zich verder ontwikkelt
en meer eigenheid weet te brengen in Nosound, zal het laatste restje
twijfel als sneeuw voor de zon verdwijnen.
JoJo (06-2006)
Bezetting:
Giancarlo Erra - all guitars, all keyboards, all vocals
Alessandro Luci - some bass on some tracks
Discografie:
Radici (1998)
Maslova (EP, 2001)
Waves on Russia (2002)
Sol29 (2005)
The World is Outside (Live DVD, 2006)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved
|