J
Jack
Foster III - Evolution of Jazzraptor
|
Label: |
Musea
Records |
Site: |
jazzraptor |
Jaar: |
2004 |
Duur: |
58:11 |
Recensent: |
JoJo |
Waardering: |
|
|
Het jaar 2006 heeft
zijn eerste schreden nog maar net gezet en ik heb al een kandidaat
voor de jaarlijst in beeld. ‘Evolution of Jazzraptor’ van
de band Jack Foster III, vernoemd naar zijn voorman, zanger en gitarist.
Een bijzonder album door zijn verscheidenheid aan stijlen en invloeden
en de samensmelting daarvan tot een prachtig progressief geheel met een
eigen handtekening. De band is meer een project dan een permanente structuur,
op dit album bestaande uit o.a. Trent Gardner (o.a. Magellan) en Robert
Berry (o.a. The December People). Waar Jack Fosters’ interesses
liggen is wel duidelijk namelijk bij Gino Vanelli, The Flower Kings,
Sting, Toto en The Beatles. Hij hult dat alles in een progjas met af
en toe metal- maar met name jazzaccenten en bovenal ijzersterke composities
met snel beklijvende melodielijnen.
Het startschot ‘Bohemian Soul’ roept sterke associaties op
met The Flower Kings, al moet gezegd dat de over de gehele albumlinie
uitstekende zang van Jack Foster een stuk spannender klinkt dan het monotone
declameren van Roine Stolt. De instrumentatie is creatief met veel afwisseling
tussen gitaar en keyboards. Die spanning en variatie ontmoet ik ook in
de countryprog van ‘Cat’s Got Nine’ waar in drie minuten
een song wordt neergezet die staat als een huis. ‘Feel It When
I Sting’ kent weer een prima thema, een mooie synthsolo, een lekker
orgel en een smaakvolle afwisseling tussen stevige en rustige elementen. ‘The
Shy Ones’ heeft net iets te veel van Sting in zijn jazzy periode
maar is desondanks met zijn pakkende melodie en tokkelende akoestische
gitaar heel mooi. Voor de late uurtjes! Terwijl ‘Tiger Bone Wine’ een
niet al te revolutionair popnummer is waarbij meezingen echter onvermijdelijk
is.
Rillingen
gaan door mij heen bij het gevoelige ‘Dream With You’,
een ballade met prachtige arrangementen gedomineerd door de schitterende
volle toetsen van Gardner die de band opzwepen naar een felle climax. ‘Lucifer’s
Rat’ kent een typische van Magellan bekende basis van drums en
bas en de track ‘ontaardt’ in een meezinger van jewelste
met een heerlijke trompet en een namaak hammond die desondanks toch
wervelt. Vervolgens schieten we door naar het volgende hoogtepunt ‘Everytime
You Smile’ waar Foster zingt met de dictie van Sting, er ook
nog een briljante en ruige gitaarsolo uitgooit en waar de band grossiert
in bombastische breaks. Het veertien minuten durende ‘Nirvana
in the Notes’ sluit af en wordt vooral in de eerste delen bepaald
door het vaardige pianospel van Shelly Berg. Hij klinkt zowel jazzy,
met referenties aan Keith Jarrett, als klassiek tegelijk en dat is
niet gemakkelijk. Al vind ik het pianodeel iets te lang duren. De overgangen
zijn onverwacht maar iets te abrupt waardoor er mijns inziens te veel
licht zit tussen de gezongen melodie en de pianostukken. Ondanks deze
kritiek vormt de track echter een prima einde in stijl.
‘Evolution of Jazzraptor’ is op de gebruikelijke wijze te
verkrijgen maar ook tegen betaling per track in zijn geheel te downloaden.
U haalt dan een heerlijk album in huis, dat lekker wegdraait maar ondanks
zijn toegankelijkheid gelukkig ver weg blijft van ‘het midden van
de weg’. De eigenzinnige inkleuring, de complexe onderliggende
lagen en de avontuurlijke speltechniek zijn daar de prettige oorzaken
van.
JoJo (01-2006)
Bezetting:
Jack Foster - vocals, lead guitars
Robert Berry - bass, drums, guitars
Trent Gardner - keyboards, trombone, percussion, Moog bass
Ken Stout - saxophone
David Ristrim - dobro and pedal steel
Jeff Curtis - guitars, harmonica
John Cappobianco - trumpet
Shelly Berg - piano
Andy Eberhard - additional drums
Discografie:
Evolution of Jazzraptor (2004)
Raptorgnosis (2005)
De stem van Lee Jackson - natuurlijk bekend
van o.a. The Nice, Jackson Heights en Refugee - roept bij veel
mensen aversie op. De rauwe, schraperige stem met vreemde uithalen
en toonzettingen vind ik toch op z'n minst markant, uit duizend
stemmen te herkennen en roept bij mij geenszins aversie op. Integendeel,
iedere keer als ik hem hoor komt bij mij de echo binnen van vervlogen
tijden. Het is alsof ik de ruis van mijn eigen jeugd hoor. Melancholie
en sentiment dus, dat geef ik toe, maar ook blij dat ik dit soort
artiesten altijd heb gevolgd en dat ik er nog steeds met veel plezier
naar luister. Is een objectief oordeel dan eigenlijk nog wel mogelijk?
In het geheel niet. Maar ik neem de lezer graag mee in mijn zorgvuldig
geconstrueerde subjectieve wereldje vol met oor- en vooroordelen.
Na het uiteenvallen van The Nice in 1970 zat Lee Jackson zonder
werk en in een ernstige depressie. Het einde van The Nice en het
feit dat hij geen deel uitmaakte van het succes van het 'vervolg' Emerson, Lake and Palmer, brachten
hem in verwarring. Hij was echter vastbesloten in de muziek te blijven en richtte
gelukkig Jackson Heights op. Een bandnaam die hij ontleende aan de naam van
een district in Brooklyn, New York. Met een aantal prima albums tot gevolg.
Bump 'n Grind uit 1973 is er daar één van. 'King Progress' ook.
Als je 'King Progress' beziet in het perspectief van de albums die nog zouden
volgen en die meer in de richting van The Nice en ELP gaan, lijkt het of Jackson
zich in dit debuut soms met opzet afzet tegen die twee andere loten aan dezelfde
stamboom. De songgerichte structuren, de ondeugende en ironische teksten, het
zeer gedoseerde gebruik van toetsen en het prominenter aanwezig zijn van gitaren
zijn daar enkele bewijzen van. Jackson zei daarover "I wanted to do something
that would be as different from The Nice as I could imagine". In zijn latere
werk met Jackson Heights en Refugee lijkt hij die aandrang minder gevoeld te
hebben.
Het album opent lekker met een up tempo track met de veelzeggende titel 'Mr.
Screw', waarin Jackson het op een orgastische en hem kenmerkende wijze uitschreeuwt.
Dat zou een single-kandidaat geweest kunnen zijn, al zou de controversiële
tekst dat hebben voorkomen. 'Since I Last Saw You' is mijn favoriet en bezorgt
mij permanent rillingen. Door het gekozen thema - het afscheid van vrienden
en vriendinnen - door de enigszins mystieke sfeer en de ingetogen emotie. Als
adept van de herfst en de winter bezorgt 'Sunshine Freak' mij altijd een veelzeggende
glimlach op het bleke gezicht en heb ik direct een aantal mensen op het netvlies
die deze titel op het lijf geschreven is. De titelsong doet mij nog het meest
aan The Nice denken, met name door de sfeer die er in deze track hangt en Jackson's
manier van zingen. 'Doubting Thomas' is een muzikale grap in de lijn van 'Jeremy
Bender' van ELP. 'Insomnia' is heerlijk 'laid back', bluesy en orchestraal
en zou, onterecht, voor de Jackonhaters het beste bewijs kunnen zijn dat de
man niet kan zingen. Inderdaad, zingen kun je het niet noemen maar het is me
goed. 'Cry of Eugene' is een geweldig nummer dat we al kenden van The Nice.
Hier weliswaar in een andere zetting maar het zit ondanks de aanpassingen nog
steeds vernuftig in elkaar en klinkt meeslepend. Een 'all time favourite' en
een mooie eindtune van dit album. Rest mij op te merken dat Repertoire Records
deze re-issue uit 1998 in een prima verzorgde en mooie hoes heeft gestoken.
Lee Jackson sprak in datzelfde jaar de hoop uit op een reünie van The
Nice. Inmiddels weten we dat die ook heeft plaatsgevonden, getuige de driedubbelaar 'Keith
Emerson and The Nice, Vivacitas, Live at Glasgow 2002' . Na hernieuwde beluistering
van 'King Progress' voor deze review, ligt de aanschaf van dat reünieconcert
ter opluistering van de komende feestdagen in het verschiet. En laaf ik mij
wederom aan melancholie en sentimentele gevoelens.
H. 'Jo
Jo' de V. (12-2004)
Bezetting:
Lee Jackson - 6&12 string acoustic guitars,
harmonica, vocals
Charlie Harcourt - electric guitar, spanish guitar, piano, organ, harpsichord,
mellotron, vocals
Tommy Sloane - drums, congas, triangle, tymps, percussion
Mario Enrique Covarrubias Tapia - bass guitar, spanish guitar, vocals
Discografie:
King Progress (1970)
Ragamuffins Fool (1972)
Fifth Avenue Bus (1972)
Bump 'n Grind (1973)
Jackson Heights (1973)
Recensent: |
OProg |
Waardering: |
|
|
Zoals
u ziet is er weer een nieuw album van de Engelse band Jadis uit,
de groep van gitarist Gary Chandler. De luisteraar die bekend is
met Jadis zal wel
vermoeden dat er geen grote verrassingen zijn. Ook deze keer zat
er drie jaar tussen dit album en het vorige en is de hoes door
Chandler zelf gemaakt. Ook is de muziek nog min of meer hetzelfde
als op hun debuut, 'More Than Meets The Eye', uit 1992. Eigenlijk
is het ook een wonder dat Martin Orford wegens 'muzikale meningsverschillen'
na het opnemen van `Photoplay' is vertrokken. Je zou toch denken
dat hij na vijftien jaar inmiddels weet wat hij met Jadis kan verwachten?
Nu is het wel zo dat door de jaren heen de nadruk iets meer op
het gitaarwerk is gaan liggen en de toetsen meer naar de achtergrond
verdwenen, maar echt een ingrijpende, schokkende verandering is
dit niet.
Het gitaarwerk is tevens iets heviger geworden en songs wat compacter. Verder
blijft het een product dat typisch Jadis is. Chandler is qua stem er door de
jaren heen zeker op vooruit gegaan. Zijn zang is krachtiger en is vaster dan
ooit. Zoals altijd zijn de gitaarsoli prima en de nummers zelf ook van goede
kwaliteit. Orford horen we in een Hammondsolo in `Asleep in my Hands' en verder
blijft hij, zoals vermeld, op de achtergrond. Het album bevat trouwens een paar
prima nummers zoals “Hear your Voice', ook de meest symfonische track trouwens,
en `Please open your Eyes'. Het enige minpuntje is wat mij betreft `Make me Move',
doordat er een storende zoete vrouwenstem in zit die het geheel te glad maakt.
Het titelnummer is trouwens de afsluiter en instrumentaal, waarin Chandler zijn
kunnen op gitaar nog eens kan demonstreren bovenop een laag synths. Overigens
moet ik ook vermelden dat het drumwerk van Steve Christey over het hele album
erg sterk is.
Kortom, weinig vernieuwing en ik verwacht ook niet dat Jadis met ‘Photoplay'
veel nieuwe zieltjes zal winnen. Voor de fan is het een uitstekende plaat en
de mensen die de band tot nu toe niks vonden zullen nu niet van gedachte veranderen.
De band is voor de aankomende tour op zoek naar een nieuwe toetsenist en of die
verantwoordelijk zal zijn voor een koerswijziging weten we denk ik pas bij het
volgende album in 2009. Ik zie het in ieder geval niet gebeuren maar wat mij
betreft is het, zoals het nu is, goed!
OProg (2-2006)
Bezetting:
Gary Chandler - guitar, vocals
Steve Christey - drums, percussion
Martin Orford - keyboards, backing vocals
John Jowitt - bass guitars
Discografie:
More Than Meets the Eye (1992)
Once Upon a time EP (1993)
Across the Water (1994)
Once or Twice EP (1996)
Somersault (1997)
As Daylight Fades (live) (1998)
Understand (2000)
Medium Rare (2001)
Live Outside (Live) (2001)
Fanatic (2003)
View From Above (DVD) (2003)
The Great Outside (2003)
More Than Meets The Eye (Special Edition) (2005)
Photoplay (2006)
Technisch goede bandleden die in normale rockbands zitten willen soms hun ei weleens kwijt en gaan dan zo nu en dan tekeer in een bandje waar het complexe deel van de muziek voorop staat. Als je een lid van Dream Theater bent kan het gebeuren dat precies het omgekeerde aan de hand is. Binnen deze Amerikaanse topband is iedereen virtuoos en de muziek is zoals bekend een complex gebeuren vol tempowisselingen en stukken die niet door een normale sterveling te spelen zijn. De bassist van deze band, John Myung wilde wel eens gewoon lekker rocken zonder teveel poespas en hij riep de band Platypus in het leven. Hierbij kreeg hij hulp van toenmalig Dream Theater-maatje, toetsenist Derek Sherinian, Dixy Dregs drummer Rod Morgenstein en King's X zanger en gitarist Ty Tabor. Deze formatie leverde twee albums af waarna Sherinian met een raket vertrok naar zijn nieuwe bezigheid Planet X, om nooit meer terug te keren. De drie overgebleven heren hadden blijkbaar geen moment verdriet en ook geen behoefte aan een vervanger. De bandnaam werd omgedoopt in The Jelly Jam en in 2002 was het eerste album een feit. Dit is zoals wel duidelijk zal zijn hun tweede werkstuk met de niet bijster originele naam '2'.
Liefhebbers van complexe muziek, die volledig uit hun dak gingen bij de twee albums van Liquid Tension Experiment van de overige drie Dream Theater leden, zullen nu misschien wat teleurgesteld zijn. The Jelly Jam is precies het tegenovergestelde van dat project. Het gebodene heeft vrij weinig met progressieve rock te maken. Dat wil overigens niet zeggen dat het product niet in orde is. Er zijn twaalf nummers te vinden die vrijwel allemaal tussen de drie en vijf minuten duren. Deze tracks zijn in feite gewoon normale rocksongs met kop, staart en een refreintje.
Origineel is het niet maar wel prima luisterbaar en van hoge kwaliteit. Maar wat kan je anders verwachten van deze namen?
'2' is een goed vervolg op het vorige werk. Vernieuwend is het bepaald niet en het geheel mist wel een beetje een eigen gezicht. Sommige stukken zouden als het ware van elk album af kunnen komen waar Ty Tabor opduikt. Het is echter wel met hoorbaar veel plezier gemaakt en het is leuk om de complexe progmaterie zo nu en dan eens af te wisselen met dit soort werk.
OProg (9-2004)
Bezetting:
Ty Tabor - guitar, vocals
John Myung - bass
Rod Morgenstein - drums & percussion
Discografie:
The Jelly Jam (2002)
2 (2004)
Wat is er toch geworden van Eddie Jobson? De unieke violist en toetsenist die speelde bij Curved Air, Roxy Music, Jethro Tull, Frank Zappa en natuurlijk bij de symfonische superformatie UK. Wat een illustere opsomming. En wat velen niet weten: hij maakte zelfs twee maanden deel uit van Yes ten tijde van het maken van het album '90125', is zelfs te zien in een video 'The Owner of a Lonely Heart' maar ruimde al snel het veld omdat men vanwege allerlei complexe juridische steekspellen rond de naam van de band wilde dat hij de toetsen deelde met Tony Kaye. En dat weigerde Jobson, uiteraard zou ik bijna zeggen. Dat was wel een belangrijk moment in 's mans carrière en betekende een cesuur in zijn progressieve loopbaan. Hij bekeerde zich op dat moment namelijk tot, zoals hij het zelf noemt, new age muziek en tekende bij Private Music tot welke stal ook Patrick O'Hearn (zie elders op deze site) behoort. Jobson maakte daar o.a. het hier besproken 'Theme of Secrets'. Nadien hoorden we nog maar weinig van hem maar enig onderzoekswerk leert dat hij zeer actief was en is en goed geld verdient met het schrijven van muziek voor films, documentaires en TV-series.
Gezien de zweverige bijsmaak van 'new age' noem ik het gebodene op 'Theme of Secrets' zelf liever electronische- of ambientmuziek. Dit album zie ik al jaren staan in allerlei ramsjbakken en ik kwam er nooit toe om het te kopen. Onterecht naar nu blijkt want ik vermaak mij er prima mee. Alle muziek op deze schijf komt uit de Synclavier Music Computer, een veelzijdig aan een computer gekoppeld keyboard dat begin jaren 80 als revolutionair werd beschouwd. Maar ook nu nog valt op wat een intrigerende en unieke geluiden Jobson uit dit instrument weet te halen. En het klinkt nergens klinisch, een euvel dat bij sommige musici in dit segment helaas regelmatig voorkomt. Integendeel zelfs. Zo stelt Peter Baumann (ex Tangerine Dream) in de hoestekst: "Music is not technique, not writing, not performance or studio tricks - it is the combination, the chemistry, the interplay of all of the elements which when they come together create the magic that true music is made of. A recording succeeds only if it evokes mental images and emotional response in the listener". En samen met Baumann concludeer ik dat Jobson daar volledig in slaagt. Vanaf de eerste tonen voert hij mij mee langs het gehele palet aan emoties, van glimlach tot verbazing, van blijdschap tot verdriet. Vooral de eerste drie tracks 'Inner Secrets', 'Spheres of Influence' en 'The Sojourn' staan model voor de magische wijze waarop hij in ieder geval bij mij de gevoelige snaar raakt en vele verschillende kleuren en beelden weet op te roepen. Verder valt op dat de meeste composities vrij complex in elkaar zitten met wisselende ritmes, tegenritmes, a-tonische fragmenten en meerdere lagen maar altijd harmonisch en warm. En soms schemeren er relikwieën uit de UK-periode door. Bij enkele tonen en akkoorden veerde ik soms op en dacht aan 'Alaska' van het eerste UK-album of aan 'Danger Money'.
Er is één minpunt te noemen maar dat reken ik Jobson niet aan. Namelijk dat hij de viool niet beroert op 'Theme of Secrets', want ook op dat instrument was hij virtuoos. Op dat punt moet ik het doen met zijn werk bij voornoemde bands en met de te koesteren herinnering en bijbehorende beelden van het concert dat ik ooit van Frank Zappa zag en waar Jobson niet alleen de toetsen aansloeg maar zo af en toe ook soleerde op viool. Jammer dat Jobson's pogingen vanaf 1996 tot het formeren van de band 'New UK' nooit succesvol zijn geweest. Dan hadden we ook nog eens van de man kunnen genieten op het progressieve spoor. Tot die tijd moeten we het doen met zijn bescheiden catalogus, maar met name met 'Theme of Secrets' kom ik die tijd zonder problemen door.
H.'JoJo' de V. (10-2004)
Bezetting:
Eddie Jobson - Synclavier Music Computer
Discografie solo-werk:
Zinc / The Green Album (1983)
Theme of Secrets (1985)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved