I
Eind
jaren 70 tot half jaren 80 verbleef ik regelmatig bij 'amigos'
in Spanje, in de buurt van Valencia. Wat mij in die tijd al opviel
was dat Spanje een land is met een voorkeur voor symfo, prog en
jazzrock. Doorgaans smaakvol vermengd met Iberische invloeden.
Zo zag ik in die tijd, staande op het met stierenbloed doordrenkte
zand, een live optreden van de geweldenaren van Triana in de arena
van Valencia. Hun symfonische rock vormt een ijkpunt in de Spaanse
muziekhistorie. En ook de hardrock van Miquel Rios vierde triomfen,
zelfs bij het grote publiek. Een andere ikoon vormde de band Iceberg
met jazzrock die refereert aan wat Brand X, toen nog met Phil Collins,
in diezelfde periode liet horen. Helaas sijpelde de aldaar gemaakte
progressieve rock slechts mondjesmaat door en bleef het allemaal
wat obscuur. Eigenlijk is dat nog steeds zo.
Het voorliggende live
album 'En Directe' van Iceberg werd wèl regelmatig gedraaid
op Spaanse radiostations, iets wat we ons in het licht van de erbarmelijke
gesteldheid van de Nederlandse radio toch nauwelijks kunnen voorstellen.
De opnames stammen van concerten in Madrid, Oviedo en Bilbao en
zijn van een uitstekende, heldere geluidskwaliteit. Het album opent
wervelend en indrukwekkend met het 17 minuten durende 'Oh! Un ànec
simfònic Ones', een track die niet zou hebben misstaan op
'Livestock' van Brand X en ook associaties geeft met The Mahavishnu
Orchestra. De leden van Iceberg tonen zich hier meesters op hun
instrumenten en spelen met een snelheid alsof hun leven ervan afhangt.
Toch is dat geen doel op zich in de zin van "hoor eens hoe goed
ik kan spelen", een euvel waar jazzrock weleens aan lijdt. De relatieve
snelheid is eerder terug te voeren op de zo her en der in de track
gebruikte ritmes uit de cultuur die 'flamengo' heet. Een topnummer.
De tweede track 'Cancó per qualsevol orquestra' ligt wat
meer in de lijn van de jazzrock van het Japanse Casiopea. Hoewel
je bij die gladde Japanners ieder moment verwacht onderbroken te
worden door de verslaggever van 'Langs de Lijn' die de tussenstand
bij 'NEC-Den Bosch' doorgeeft. Dat is geenszins het geval bij Iceberg
die veel 'vuiler' klinken en dus minder 'easy listening'. De uitstekende
solo op electrische piano laat invloed horen van Herbie Hancock.
In 'Històries' laat men 10 minuten merken dat ook het
componeren goed verzorgd is en klinkt het wederom als 'Brand
X goes flamengo'.
Zijn er dan geen minpunten? Jazeker. Puntenaftrek krijgt men voor de lengte
van het album - slechts 35 minuten - en voor het roekeloos wegdraaien van het
publiek en het intro van wat track 4 had kunnen worden. Er was dus meer materiaal
maar dat heeft het ooit, waarschijnlijk door de lengte van de LP's, niet gehaald.
Jammer dat men daar niets aan heeft gedaan bij de release van deze CD. Wat
overblijft is echter jazzrock van hoog niveau die de koper wellicht aanzet
tot het verder ontdekken van wat er op het Iberische schiereiland gemaakt wordt
aan prog, symfo en jazz. Veel plezier op deze zoektocht.
H. 'JoJo' de
V. (12-2004)
Bezetting:
Joaquim 'Max' Sunyer - electric guitars
Josep 'Kitflus' Mas - electric piano, synthesizers
Jordi Colomer - drums
'Primi' Sancho - bass
Discografie:
Tutankhamon (1975)
Sentiments (1977)
Coses Nostres (1976)
Arc-en-Ciel (1978)
En Directe (1978)
Voor
werkzaamheden moet ik regelmatig in Arnhem zijn. Vaak zet ik alle
zeilen bij om een bezoek te brengen aan The Dollhouse in de Nieuwstad,
een kleine zaak waar naast heavy metal, house en dance ook een bak
met prog en symfo te vinden is. En daar vond ik Mutandis Mutandis
van de Iberische band In Nomine.
De spaanse muziekscene ken ik met name via de jazz rock van Iceberg
en de symfo van het geweldige Triana. Deze bands laten via de arrangementen
of akkoorden horen waar hun roots liggen. Dat is geenszins het geval
bij In Nomine. Er is bij hen geen enkele referentie aan Spanje te
vinden. Ook de zang is bijna accentloos, wat niet van iedere mediterrane
band kan worden gezegd.
Voor een debuut, de demo's niet meegerekend, is het een imposant album.
De gehele databank aan prog en symfo wordt opengetrokken zodat associaties
met Genesis, Yes, Gentle Giant, Marillion en IQ in optocht voorbij
trekken. Daarin ligt tegelijkertijd ook de zwakte besloten. De band
laat nog te weinig een eigen gezicht zien, maar dat zal een kwestie
van tijd zijn.
Het album trapt af met "Beetles of Concrete", een sterke
track die herinnering oproept aan de Wind and Wuthering-periode
van Genesis. Het nummer kent een doordachte en klassieke opbouw
met afwisselend een hoofdrol voor de gitaar van de virtuoos spelende
Fragas en de toetsen van Carrera. Het geheel eindigt in een bombastische
finale, waarin de gitaar met veel arpeggio en hoog domineert.
In "No Deal" lijkt het alsof Anderson en Squire als gasten
meezingen. Knappe samenzang, een tot meezingen uitnodigend refrein
op een bedje van jaren 70 symfo.
Na het ongemerkt voorbijgaande "Spiritless Fellow" dompel
ik mij steeds weer onder in het hoogtepunt van het album "Panem
& Circenses". De track handelt over de paradoxen die je tijdens
een avondje zappen op TV kunt tegenkomen: van plat amusement via minder
platte blote dames tot aan hongersnood in Somalië. De daaraan
verbonden wisselende emoties worden goed verbeeld in dit nummer en
het leidt, zoals te doen gebruikelijk bij emoties, tot een climax
waarin wederom de gitaar de scepter zwaait. Via het akoestische intermezzo
"Snowly", belanden we bij het 15 minuten durende "Le
Cadavre Exquis". Dit uit vier delen bestaande epos legt weer
vele relaties met de groten uit de symfo-historie en vindt wat mij
betreft zijn top in het derde deel "Transit", waarin
subtiel en ingetogen wordt gezongen. De track is nogal fragmentarisch
van opzet en ik moet bekennen dat ik zelfs na vele malen luisteren
de rode draad nog steeds niet heb kunnen ontdekken. Dat neemt niet
weg dat het een indrukwekkend einde van deze CD vormt. Het art
work lijdt - zoals zo vaak tegenwoordig - aan onleesbaarheid waarbij
een loep uitkomst moest brengen.
Per saldo kan de vraag worden gesteld wat dit werkstuk toevoegt aan
de rijke palmares van de symfo en prog. Voor wie vernieuwing zoekt,
zal dit een tegenvaller zijn. Voor wie herkenning zoekt, is Mutatis
Mutandis een warm bad. Bovendien voel je bij beluistering dat deze
band meer kwaliteiten in zich heeft en de eigen lijn aan het zoeken
is. Of deze gevonden zal worden zal - mutatis mutandis - de opvolger
moeten uitwijzen.
H.
'JoJo' de V (2003).
Bezetting:
Andres Carrera - all keyboards
Segando Gonzalez - electric & bass guitars
Esteban Fragas - electric & bass guitars, backing vocals
Leonardo Perez - drums, percussion
Recensent: |
H.'JoJo' de V. |
Waardering: |
|
|
Het debuutalbum 'Mutatis Mutandis' van In Nomine beviel mij wel (zie review ). Hoewel er wat minpunten en aanloopproblemen aan kleefden, zag ik in deze Spaanse band een nieuwe, met enige potentie getooide loot aan de symfoboom. De bespreking sloot af met de constatering dat "deze band de eigen lijn aan het zoeken is. Of deze gevonden zal worden zal - mutatis mutandis - de opvolger moeten uitwijzen”. Welnu de opvolger 'Mythos' teistert, na 5 jaar stilte, inmiddels de laserstraal.
Het debuut richtte zich op min of meer klassieke symfonische rock zoals we die kennen van de grote namen uit het verleden. Op 'Mythos' heeft men de steven enigszins gewend en de koers gericht op de complexe ritmes, breaks en songopbouw à la Gentle Giant. Daarnaast worden er regelmatig citaten gebruikt van Bruford ten tijde van 'Gradually Going Tornado', een album waarop Jeff Berlin op gezette tijden bewust a-tonisch zong en ook de arrangementen regelmatig in de a-tonische en syncopische regionen verkeerden. Daarvoor heb je echter niet alleen hoogstaande speltechnische kwaliteiten nodig maar ook de competentie om te kunnen componeren. Als die kwaliteiten niet aanwezig zijn wordt 'a-tonisch' ronduit vals en gaat 'complexiteit' over in chaos en rommel. En daarmee heb ik de prestaties op 'Mythos' gekarakteriseerd: een niet te verwarren kluwen van geluid waarin de symbiose tussen de instrumenten en zang vaak volledig zoek is, valse tonen zeer regelmatig voorbijkomen en onverwachte breaks lachwekkend overkomen. Wanneer de tracks ontspoorden ben ik een aantal malen met gekromde tenen naar de laser gebeend om deze warboel af te zetten.
Mijn 'taak' als recensent is natuurlijk de lezer over releases en de afzonderlijke tracks te informeren en wellicht aan te zetten tot aankopen dan wel te behoeden voor miskopen. Ik laat echter het behandelen van de tracks of een deel daarvan achterwege omdat ik ervan uitga dat u met de bovenvermelde karakterschets van dit album voldoende weet: niet kopen, downloaden zou nog het verstandigst zijn want dan kunt u het na beluistering direct weer wissen. Sprak ik bij het debuut nog de hoop uit op een ontwikkeling van deze band in de goede richting, ik moet bij deze opvolger helaas andere slotwoorden kiezen. In Nomine: ik verwacht niet dat er ooit nog witte rook komt. Amen.
H. 'Jo Jo' de V. (04-2005)
Bezetting:
Julio Cesar Fragas - bass guitar & effects
Andres Gonzalez - all keyboards
Esteban Fragas - electric & spanish guitars, backing vocals
Leonardo Perez - lead and backing vocals, drums, percussion
Discografie:
Nicodemus Patri (demo, 1993)
Ten to Nine (live demo, 1995)
Mutatis Mutandis (2000)
Mythos (2005)
Een bijzondere band in
de progressieve muziek is Iona, naar het gelijknamige Schotse
eiland. De traditionele instrumenten van Troy Donockley zijn
verweven met het stevige gitaarwerk en de golven synthesizers
van Dave Bainbridge. Dit tapijt wordt ondersteund door de inventieve
en strakke percussie van Frank van Essen en zware baspartijen
van Phil Barker. Bij elkaar vormt het een ideaal podium voor
de uitzonderlijk mooie zang van Joanne Hogg en het maakt Iona
een band van een uitzonderlijk niveau. De christelijke boodschap
van de groep is voor de niet-christen niet hinderlijk en het
zou zelfs menigeen niet eens op kunnen vallen. Het album 'Open
Sky', het vierde studioalbum van de band, is een spannende reis
door een afwisselend en mysterieus muzikaal landschap. De dynamiek
in de muziek is uitzonderlijk, van zeer rustige ingetogen momenten
tot up-tempo uitspattingen. Een geweldige spanningsopbouw kenmerkt
de nummers die zich laten omschrijven als Keltische folkrock met
af en toe een ambient uitstapje.
'Open Sky' opent met de instrumentale studioversie van de titelsong
van het voorgaande live-album 'Wooden Cord'. Zonder orkest dit
keer maar daardoor niet minder symfonisch. Joanne's vocale
bijdragen vangen aan bij 'Wave
after Wave'. Ze bevestigt direct waarom zij reeds twee keer door de prestigieuze
Classic Rock Society als beste zangeres gekozen is. Haar gevoel en zuiverheid
zijn ongeëvenaard. De titelsong 'Open Sky' is een staalkaart van de Iona
stijl met diverse muzikale thema's in een progressieve gedaante. Het negen
minuten durende 'Castlerigg' brengt een overweldigende orgie van fluit, uilleann
pipe, viool en akoestische gitaar gebouwd rond een zachte zangpassage. 'A Million
Stars' vormt een emotioneel rustpunt van een ongekende schoonheid met de viool
in de hoofdrol. 'Light Reflected' is een erg mooie ballad met piano en kristalheldere
zanglijnen omlijst door een rustige orkestrale instrumentatie. 'Hinba' laat
een Keltische harp domineren die, naast viool en piano, Joanne
vergezelt. Het drieluik 'Songs of Ascent' omspant bijna tweeëntwintig
minuten en is daarmee het langste Iona werk tot nu toe. Het biedt een volledig
ontspannen sfeer waarbij de krachtige zangpartij vooral in het eerste deel
zit. Een scala aan muzikale invalshoeken, dromerig en heftig, vormen een bijzonder
enerverend voornamelijk instrumentaal muziekstuk. Joanne Hogg komt wederom
tot grote hoogte op het afsluitende 'Friendship's Door' waarbij de opening
voornamelijk zang bevat waarna de instrumentale invulling langzaam naar een
climax opgebouwd wordt.
Met 'Open Sky' is door vijf zeer getalenteerde muzikanten een album afgeleverd
waarop zij hun virtuositeit uitgebreid ten toon spreiden. Lange instrumentale
passages en gevoelige zangstukken wisselen elkaar af en bieden liefhebbers
van progressieve, Keltische en new age muziek een hoogtepunt in dit oeuvre.
JProg (03-2005)
Bezetting:
Joanne Hogg - vocals, keys, ac. guitar
Dave Bainbridge - keys, guitar
Phil Barker - fretted & fretless bass
Frank van Essen - drums, violin, percussion
Troy Donockley - uilleann pipes, low whistles, guitar, cittern, vocals
Discografie:
Iona (1990)
The Book of Kells (1992)
Beyond These Shores (1993)
Journey
into the Morn (1995)
Heaven's Bright Sun (1997, Live, 2CD)
Woven Cord (2000, Live)
Open Sky (2000)
Toen
ik 'Mind Volume 4: Pass' van het Zweedse Isildurs Bane deze week
wederom in zijn geheel draaide was ik na de laatste tonen perplex.
De eerdere luisterbeurten hadden hun voorbereidende werk gedaan
en nu viel alles op zijn plaats.Ik heb enige seconden - of waren
het minuten? - voor mij uit zitten staren. En vervolgens schoten
mij allerlei gedachten door het verrukte hoofd: "hoe indrukwekkend",
"een monument voor de progressieve muziek" en "wat ben je bevoorrecht
als je zoiets kan maken". Eigenlijk zou ik deze recensie nu met
wat afsluitende woorden kunnen afronden. De lezer zou reeds voldoende
weten om naar de winkel te snellen. Maar laat ik er voor de vorm
toch nog enkele maar in wezen overbodige woorden aan toevoegen.
Isildurs Bane is een band
die al zo'n twintig jaar aan de weg timmert, een belangrijk deel
van die periode onder de inspirerende leiding van Mats Johansson.
Deze frontman neemt niet alleen het uitgebreide toetsenarsenaal
voor zijn rekening maar schrijft het meeste materiaal en is doorgaans
co-producer. Bovendien voert hij het beheer over het eigen platenlabel
van Isildurs Bane. ' Mainly for one reason: We compromise within,
not outside the group', zo motiveert hij de keuze om alles in handen
van de band te houden. Daarmee maakt Isildurs Bane het zich niet
gemakkelijk maar men creeërt op die wijze maximale artistieke
vrijheid. En 'Pass' symboliseert dit op een ongeëvenaarde wijze
door een explosie van creativiteit te laten horen.
Het uit zestien tracks bestaande werkstuk heeft een repeterende
opbouw. Een wat rustiger en doorgaans instrumentaal nummer wordt
gevolgd door een langere track waarin vocalen een voorname rol spelen.
Het is niet voor het eerst dat Isildurs Bane zang gebruikt – de
band is ooit zo begonnen – maar in het vierluik 'Mind' was het niet
gebruikelijk. Men stelt in de hoestekst 'By reintroducing lyrics
the band is taking a step forward while at the same time taking
a step back'. 'Pass' is wat toegankelijker dan zijn voorgangers
in het vierluik o.a. door de overzichtelijker structuren van de
tracks maar zeker ook door de toevoeging van zang. Nadeel daarvan
is dat het typische eigen geluid van de band wat meer op de achtergrond
raakt en de associaties met andere artiesten bij mij wat meer de
boventoon voeren. Zo moet ik herhaaldelijk aan Peter Gabriel, The
Blue Nile en Kate Bush denken. Deze laatste door de overeenkomst
met de stem van met name zangeres Mariette Hansson. Op 'Pass' grossiert
Isildurs Bane in spannende composities waarin onverwachte dingen
gebeuren zoals 'Heal', 'Cage' en 'Eyes', ingetogen intermezzi en
soms zelfs ambient landscapes in 'Halo' en 'Arch' en een kippevel
veroorzakende afsluiter 'Ends'. De donkere en repeterende tonen
van de synths en de 'deja vu' vocalen – alle refreinen van de tracks
komen nog eens voorbij – zijn daarvan de oorzaak. Bovendien wordt
er hoogstaand gemusiceerd waarbij de toetsen van Johansson maar
ook de prachtige dwarsfluit van Björn J: son Lindh – de zoon
van Par Lindh dus – een eervolle vermelding verdienen.
Isildurs Bane heeft met 'Pass' een subliem album afgeleverd dat
in een heldere productie en een prima verzorgde hoes is gestoken.
Maar dit leest u allemaal allang niet meer want u was na de eerste
alinea al naar de platenwinkel gesneld. Stelde ik daar dat het een
voorrecht is als je zoiets als 'Pass' kan maken, dan voeg ik er
hier aan toe dat het een voorrecht is om zo'n werkstuk te hebben
en op elk gewenst moment uit de kast te kunnen halen.
H.'JoJo' de V. (03-2004)
Bezetting:
o.a: Klas Assarsson - drums and all sorts of percussion
Jonas Christoph - electric guitar and other six string things
Christof Jeppson - vocals
Mariette Hansson - vocals
Fredrik Johansson - fretted and fretless basses
Mats Johansson - all digi-keyboards, treatments, samplers, authentic
mellotrons, piano Björn J: son Lindh - flute
Anna Lönnberg - vocals
Linnea Olsson - vocals, cello
Kjell Severinsson - acoustic drums, processes drumloops
Discografie:
Sagan om den Irländska älgen (1984)
Sea Reflections (1985)
Eight Moments of Eternity (1987)
Sagan om Ringen (1988)
Cheval (1989)
The Voyage - A Trip to Elsewhere (1992)
Sea Reflections/Eight Moments of Eternity (1992)
Lost Eggs (1994?)
Mind (1997)
Mind Vol. 2 Live (2001)
Mind Vol. 3 with the Metamorfosi Trio (2003)
Mind Vol. 4 Pass (2003)
It
Bites - Once around the World
|
Label: |
Virgin |
Site: |
It
Bites |
Jaar: |
1988 |
Duur: |
54:50 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
It
Bites is één
van de beste voorbeelden van prog-rock bands uit de midden
jaren '80 welke probeerden met een meer commerciële
opzet succes te hebben. Als tijdgenoten van o.a. Pendragon, IQ
en Marillion is er ook wel het stempel neo-prog opgedrukt,
hoewel dit begrip ook veelvuldig in andere contexten werd en
wordt toegepast. Maar ik denk dat dit hier wel een redelijk
zuivere markering is, passend bij de oerdefinitie van het begrip.
It
Bites maakte vooral popgeoriënteerde songs gebaseerd op muziek
die naast "new wave" invloeden evengoed tot "metal riffs" vervlochten
structuren bevatten. Zanger en gitarist Francis Dunnery, bassist
Dick Nolan, drummer Bob Dalton and keyboardspeler John Beck waren
niet alleen bekwame muzikanten, maar hebben een vijftal albums
nagelaten met zoveel bijzondere ingrediënten, dat zelfs de
meest conservatief ingestelde progliefhebber er plezier aan zal
beleven. Hoewel? De typische gedrevenheid en spelvreugde welke
It Bites kenmerkte zal daar zeker aan bijdragen.
De
productie van de band is niet erg groot geweest. Eigenlijk zijn
alleen 'The Big Lad in the Windmill', met een prachtig hoesontwerp,
en 'Once Around the World' de enige echte studioalbums. 'Eat
Me In St Louis' is een verzameling van oudere 'unreleased'
songs en wat nieuw werk en de twee live albums zijn afscheids-
en weer welkomconcerten. De band heeft in Engeland wel een toptien
notering behaald met het nummer 'Calling all the Heroes' van 'The
Big Lad in the Windmill'.
Het
album 'Once around the World' kan gezien worden als het meest
markante en overtuigende album van It Bites zonder nu direct de
andere vier werken te kort te willen doen. De eerste twee nummers,
'Midnight' en 'Kiss Like Judas', zijn erg traditioneel rockgericht
en daardoor nogal gladde neoprogsongs 'pur sang'. Op
'Yellow Christian' zingt Dunnery een mooie ballad met zijn buitenissige,
met weinig te vergelijken stem en wordt omlijst door interessante
keyboards en mooie gitaarlopen. Het geheel geeft direct een progressievere
wending aan de muziek. Het volgende 'Rose Marie'
is echter weer een snel rocknummer in de typische popstijl van
eind 80. Ook het niemendal 'Black December' is er één
van die soort en bovendien één die snel verveelt.
Maar dan is het moment daar waar het album pas goed op gang komt. 'Old
Man And The Angel' duurt ruim negen minuten en biedt veel ruimte
voor tempowisselingen, fel gitaarwerk, rockende keyboards en balladachtige
samenzang. Het eindigt vrolijk met buitelende gitaren en toetsen
omlijst met de expressieve zangkunsten van Dunnery. 'Hunting
The Whale' begint met een walsje, ontpopt zich tot een bombastische
ballad met mooie keyboards en ontwikkelt zich al snel vol geluidssamples
tot een meezinger. Eigenlijk een erg commercieel nummertje. In 'Plastic
Dreamer' laat It Bites in nauwelijks vier minuten horen waar ze
toe in staat is. Een zeer experimentele popsong met een waterval
aan details. De titelsong 'Once Around The World' is de kraker
met een speelduur van bijna vijftien minuten. Het opent met rustig
toetsenwerk waarna Dunnery het voortouw neemt voor een reis in
de tijd en rond de wereld. Diverse stemmingen in alle denkbare
tempi maken de faam van de band volledig waar. Het is een absoluut
hoogtepunt en maakt het album, voor zover er nog twijfels waren,
definitief tot één welke in een breed georiënteerde
progverzameling niet mag ontbreken. Hoewel ik de discussie "is
dit wel prog?" ook wel weer zie verschijnen. It Bites zoals it
bites.
JProg (05-2004)
Bezetting:
John
Beck - keyboards, vocals (background)
Bob Dalton - drums, vocals (background)
Francis Dunnery - guitar, vocals
Dick Nolan - guitar (bass), vocals (background)
Discografie:
The Big Lad in the Windmill (1986)
Once Around the World (1988)
Eat Me In St Louis (1989)
Thank You and Goodnight - Live (1991)
Live in Montreux (2003)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved
|