It Bites
It
Bites - Once around the World |
Label: |
Virgin |
Site: |
Itbites |
Jaar: |
1988 |
Duur: |
54:50 |
Recensent: |
JProg |
Waardering: |
|
|
It
Bites is één
van de beste voorbeelden van prog-rock bands uit de midden
jaren '80 welke probeerden met een meer commerciële
opzet succes te hebben. Als tijdgenoten van o.a. Pendragon, IQ
en Marillion is er ook wel het stempel neo-prog opgedrukt,
hoewel dit begrip ook veelvuldig in andere contexten werd en
wordt toegepast. Maar ik denk dat dit hier wel een redelijk
zuivere markering is, passend bij de oerdefinitie van het begrip.
It
Bites maakte vooral popgeoriënteerde songs gebaseerd op muziek
die naast "new wave" invloeden evengoed tot "metal riffs" vervlochten
structuren bevatten. Zanger en gitarist Francis Dunnery, bassist
Dick Nolan, drummer Bob Dalton and keyboardspeler John Beck waren
niet alleen bekwame muzikanten, maar hebben een vijftal albums
nagelaten met zoveel bijzondere ingrediënten, dat zelfs de
meest conservatief ingestelde progliefhebber er plezier aan zal
beleven. Hoewel? De typische gedrevenheid en spelvreugde welke
It Bites kenmerkte zal daar zeker aan bijdragen.
De
productie van de band is niet erg groot geweest. Eigenlijk zijn
alleen 'The Big Lad in the Windmill', met een prachtig hoesontwerp,
en 'Once Around the World' de enige echte studioalbums. 'Eat
Me In St Louis' is een verzameling van oudere 'unreleased'
songs en wat nieuw werk en de twee live albums zijn afscheids-
en weer welkomconcerten. De band heeft in Engeland wel een toptien
notering behaald met het nummer 'Calling all the Heroes' van 'The
Big Lad in the Windmill'.
Het
album 'Once around the World' kan gezien worden als het meest
markante en overtuigende album van It Bites zonder nu direct de
andere vier werken te kort te willen doen. De eerste twee nummers,
'Midnight' en 'Kiss Like Judas', zijn erg traditioneel rockgericht
en daardoor nogal gladde neoprogsongs 'pur sang'. Op
'Yellow Christian' zingt Dunnery een mooie ballad met zijn buitenissige,
met weinig te vergelijken stem en wordt omlijst door interessante
keyboards en mooie gitaarlopen. Het geheel geeft direct een progressievere
wending aan de muziek. Het volgende 'Rose Marie'
is echter weer een snel rocknummer in de typische popstijl van
eind 80. Ook het niemendal 'Black December' is er één
van die soort en bovendien één die snel verveelt.
Maar dan is het moment daar waar het album pas goed op gang komt. 'Old
Man And The Angel' duurt ruim negen minuten en biedt veel ruimte
voor tempowisselingen, fel gitaarwerk, rockende keyboards en balladachtige
samenzang. Het eindigt vrolijk met buitelende gitaren en toetsen
omlijst met de expressieve zangkunsten van Dunnery. 'Hunting
The Whale' begint met een walsje, ontpopt zich tot een bombastische
ballad met mooie keyboards en ontwikkelt zich al snel vol geluidssamples
tot een meezinger. Eigenlijk een erg commercieel nummertje. In 'Plastic
Dreamer' laat It Bites in nauwelijks vier minuten horen waar ze
toe in staat is. Een zeer experimentele popsong met een waterval
aan details. De titelsong 'Once Around The World' is de kraker
met een speelduur van bijna vijftien minuten. Het opent met rustig
toetsenwerk waarna Dunnery het voortouw neemt voor een reis in
de tijd en rond de wereld. Diverse stemmingen in alle denkbare
tempi maken de faam van de band volledig waar. Het is een absoluut
hoogtepunt en maakt het album, voor zover er nog twijfels waren,
definitief tot één welke in een breed georiënteerde
progverzameling niet mag ontbreken. Hoewel ik de discussie "is
dit wel prog?" ook wel weer zie verschijnen. It Bites zoals it
bites.
JProg (05-2004)
Bezetting:
John
Beck - keyboards, vocals (background)
Bob Dalton - drums, vocals (background)
Francis Dunnery - guitar, vocals
Dick Nolan - guitar (bass), vocals (background)
Het modeverschijnsel van het herstarten van topbands uit het verleden is ook overgeslagen naar de progressieve muziek. In navolging van o.a. Led Zeppelin en Queen heeft It Bites de draad weer opgepakt. Een veelvoorkomend bijverschijnsel is dat een prominent lid uit het verleden niet wil of meer kan meedoen. Zeker als dat de zanger betreft ligt daar toch een levensgroot probleem. Zo ernstig dat nauwelijks van een reünie kan worden gesproken, zeker als het onder de oude naam gebeurt.
Francis Dunnery was de kenmerkende zanger van It Bites in hun relatieve glorietijd. De echte grote doorbraak is altijd uitgebleven. De mogelijkheden waren er, maar het is bij twee en een half studioalbum gebleven waaronder hun “Finest Hour”, ‘Once Around the World’ uit 1988. Maar tegenwoordig is It Bites weer bij elkaar, althans John Beck, Dick Nolan en Bob Dalton. Maar geen Dunnery, die had er geen trek in. En wie zien we nu als zanger en frontman? John Mitchell van Arena, Kino, Frost* en nog wat projecten, die duikt in heel wat formaties op. Een prima gitarist maar een matige zanger gaat It Bites op de meest bepalende positie opvullen. Hoe is dat uitgepakt?
Een voorproefje hadden we in 2007 al gekregen met een aantal live concerten van deze bezetting waar oude It Bites nummers werden vertolkt. De cd ‘When the Lights go Down’ ervan is verrassend goed, alleen de vraag blijft of het werkelijk wat toevoegt.
De nieuwe cd ‘The Tall Ships’ bevat louter nieuwe songs die ontegenzeggelijk een It Bites blauwdruk hebben. Dus een lichtvoetige muzikale opzet met een overwegend sobere toetseninvulling en veel ruimte voor de gitaar van Mitchell. En zijn zang natuurlijk. Hij wordt wel steeds beter als zanger, maar Dunnery was nu eenmaal een zangacrobaat. En dat blijft een gemis bij It Bites zonder hem. De nummers spoelen vlot over de luisteraar heen waarbij na zo’n veertig minuten enige luistermoeheid - of is het verveling - toeslaat. Goede songs passeren zoals ‘Playground’, ‘The Wind that Shakes the Barley’, ‘Fahrenheit’ en ‘For Safekeeping’ en een paar minder interessante waarbij de titelsong, ‘The Tall Ships’, verrassend ook behoort door de vele herhalingen. Onverwachts veert het album op met het bijna veertien minuten durende ‘This is England’ dat een boeiende en uiterst gevarieerde staalkaart is van het zonder discussie grote muzikale kunnen van de band. De bonustrack op de eerste uitgave moet wel gescoord worden hoewel het niet meer dan een aardig nummer is.
Het It Bites van 2008 is een prima band. De ritmesectie Nolan/Dalton is vanouds heel gedegen en John Beck vormt een uitstekend evenwicht met het grote kunnen van Mitchell op zijn gitaar. Die gooit er een handvol lekkere solo’s uit. Echter, de tijd moet nog leren of het album voldoende onderscheidend is om te blijven boeien.
JProg (12-2008)
Bezetting:
John Mitchell - guitar, lead vocals
John Beck - keyboards, vocals
Bob Dalton - drums, vocals
Dick Nolan - bass, vocals
Ongemerkt zijn er zo weer vier jaar voorbij sinds het laatste album van It Bites. Dit was de terugkeer van de Engelse groep zonder frontman Francis Dunnery maar met John Mitchell op zang en gitaar. Ook nu is er een lid van de oorspronkelijke bezetting vertrokken. Bassist Dick Nolan kon zich blijkbaar niet meer op de band focussen, kwam zelfs bij concerten niet opdagen en werd zodoende na zesentwintig jaar op straat gezet om vervangen te worden door Lee Pomeroy. Laatstgenoemde is kwalitatief ook prima in orde. Ondanks dat ik 'The Tall Ships' een goed album vond is het nooit een veeldraaier geworden. Het geheel wist me net niet genoeg te pakken en bleef, op de opening van het album na, niet heel erg hangen. Kwam het door de behoorlijke lengte, door de toch wat eentonige muziek of toch doordat de gedachte die ik nog steeds heb bij It Bites afweek van het album. Bij It Bites denk ik aan pakkende nummers als 'Underneath My Pillow' of het geweldige einde van 'Once Around the World'.
Let wel, ik weet dat het misschien oneerlijk is om de huidige band te vergelijken met de oude, daarom geef ik ook aan dat het onderbewust toch misschien van invloed was op mijn oordeel. De vraag is dan ook wat 'Map of the Past' teweeg kan brengen.
Om eerlijk te zien bevalt het prima, maar is het nog niet in zijn geheel blijven hangen. Met name het eerste deel gaat verder waar 'The Tall Ships' was gebleven en alleen de melodielijn van het titelnummer springt er voor mij echt uit. Iets anders dat opvalt is de orkestratie van John Beck op 'Sent no Flowers', een nummer dat overigens een onverwacht tweede deel heeft met een rustige passage met piano en gitaar.
Als er dan verder een stuk op het album is dat benoemd moet worden is het een deel dat afkomstig is van kant vier van het vinyl. 'Meadow And The Stream' is een fraai nummer, maar de opvolger 'The Last Escape' wel het hoogtepunt. Dit had de band vijfentwintig jaar geleden ook kunnen maken en is zeer pakkend. Met name Mitchell laat hier horen gegroeid te zijn als zanger en nog steeds op gitaar uitstekend uit de voeten te kunnen. Een outro met de toepasselijke naam 'The Exit Song' sluit het album af.
Ondanks dat 'Map of the Past' een tijd nodig heeft om los te komen en de band pas helemaal op het einde er echt voor lijkt te gaan, vind ik wel dat de groep in de huidige samenstelling verder door is gegroeid. Liefhebbers van neo-prog kunnen hier wel mee uit de voeten. Het album is ook op vinyl verkrijgbaar met als bonus een exemplaar op cd. Echter is er ook een 'limited edition’ dubbel-cd met een aantal live-nummers als bonus.
OProg (5-2012)
Discografie:
The Big Lad in the Windmill (1986)
Once Around the World (1988)
Eat Me In St Louis (1989)
Thank You and Goodnight - Live (1991)
Live in Montreux (2003)
When the Lights go Down (2007)
The Tall Ships (2008)
Map of the Past (2012)
© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved
|