B

Peter Banks - Instinct
Label:
HTD Records / Castle Music Ltd
Site:
Castlemusic.com
Jaar:
1993
Duur:
56:03
Recensent: H. 'JoJo' de V.
Waardering:

Peter Banks: al tijden niets meer van gehoord. En toch deed het me een beetje pijn toen ik zijn album Instinct uit 1993 in de ramsjbakken zag liggen tussen de risee van het (inter)nationale lied. Naast de prijs sprak de hoes direct aan. Schilderijen van gitaren 'gemaakt' door de grote meesters met daartussen de gitaar van Banks. Vrolijk en goed verzorgd artwork. Geldt dat ook voor de muziek?
Banks heeft zijn bescheiden naam in de progwereld te danken aan zijn lidmaatschap van Yes rond 1970. Ook staat de man bekend om zijn moeilijke gedrag. Wellicht is dat de reden dat hij op Instinct zelf alle instrumenten bespeelt. En dat gaat hem goed af. Hij is niet alleen een verdienstelijk gitarist maar kan ook goed uit de voeten op de keyboards, al is zijn drumwerk wat simpel. Banks stelt op de inlay 'I have done the listener a great service by leaving out any vocal yodelling and warblings …. it's a case of music rather than language that sustains'. Geen zang dus. Er is wel heel wat vocal sampling te horen als lijm tussen de tracks. De strekking daarvan is niet altijd even duidelijk.
De schijf begint veelbelovend met het rustige "No Place like Home", dat op het repertoire van Jan Akkerman niet zou misstaan, gevolgd door het ijzersterke "All Points South". Een pompend ritme waarover Banks zijn gitaar op een Hackett-achtige wijze uitbundig laat soleren en lardeert met Spaanse akkoorden en mysterieuze stemmen die uit Marokko lijken te komen. Hij voelt zich altijd beter thuis in een warm klimaat, schrijft hij als toelichting op dit nummer. Dat is goed te horen.
Het dreigende "Fogbound" - 'guitar synths at sea in a mist' - vormt de smaakvolle overgang naar "Sticky Wicket". Op dit mindere nummer gebruikt Banks op virtuoze wijze de Midi Guitar Synthesizer. Het wat lullige of zoals u wilt naïeve thema, ademt de sfeer van Steely Dan. Shortcomings komt met de snelheid van een TGV in een houseritme voorbij en kent vele 'shortcomings' waaronder de lengte in combi met de compositorische armoede, al blijft het gitaarspel steeds overeind. Volgens Banks zelf een 'Steve Vai imitatie'. Op het prachtige atmosferische "Code Blue" volgt het hoekige Angels, een niemendalletje met een bossa nova ritme en poppy thema. Van de overige vijf tracks is afsluiter "Never the Same" nog het vermelden waard waarin Banks in het Dimeola-idioom zijn overleden moeder op een subtiele wijze eert.
Resumerend moet worden gezegd dat Instinct met hoorbaar plezier door Peter Banks is gemaakt, geen enkele referentie kent met Yes, excellent gitaarspel bevat, lekker wegdraait maar, op een enkele uitzondering na, compositorisch slechts een magere voldoende scoort. Toch heeft het me nieuwsgierig gemaakt naar zijn andere werkstukken ….

H. 'JoJo' de V (2003).

Peter Banks - guitars & all other instuments
Discografie:
Solo

Peter Banks with Jan Akkerman 1972
Two Sides of PB 1973
Instinct 1993
Self Contained 1995
Reduction 1999

Met Yes
Yes 1969
Time and a Word 1970

Met Flash
Flash 1972
In the Can 1972
Out of our Hands 1973
Psychosync 1997

Beardfish - The Sane Day
Label:
Beard
Site:
beardfish.argh
Jaar:
2005
Duur:
56:14 + 55:52
Recensent: JoJo
Waardering:

Mike is verlaten door zijn vriendin. Deze voor hem traumatische gebeurtenis brengt hem tot de dramatische keuze zoveel mogelijk in het donker te leven. In het daglicht leven immers de mensen die hij veracht. De donkerte dan wel de somberheid nemen hem terug naar zijn kinderjaren en de belevenissen die hij in die heldere tijd had. Hij gaat op reis door zijn eigen historie maar komt ook op plaatsen die hij niet kent maar die blijkbaar wel in zijn geheugen zijn opgeslagen. Zo bereikt hij het sluimerende stadje Gooberville waar een deel van de mensen rondloopt met hoofden gelijk de kop van een zeeleeuw. Hij ontmoet ook een ‘normaal’ mens’, Dwight, die hem weer aan het denken zet: ‘Life without joy is nothing’ geeft hij Mike mee. En zo is het, vindt ook hij. Want zonder plezier is het immers overal hetzelfde - een baan vinden, veel geld verdienen, er niet van genieten maar het op de bank zetten en dan vunzig rijk sterven op een bed van rozen - oftewel ‘The Sane Day of our Modern Age’. Bouw dan liever een piramide voor jezelf en begraaf je erin. En dat gegeven vormt met de track ‘The Reason of Constructing and/or Building a Pyramid’ het einde van dit fantastische conceptalbum. Een conceptalbum. Het lijkt een wat in het ongerede geraakte stijlfiguur te zijn geworden in notabene het muzieksegment dat conceptuele muziek min of meer heeft bedacht. De Zweedse band Beardfish heeft het gelukkig weer omarmd en het verhaal neergezet op een dubbelalbum. En hoe. Het is zo’n album waarbij je denkt “jammer dat ik moet gaan slapen, het is morgen het eerste wat ik weer opzet”. Slapen als hinderlijke onderbreking van muziek beluisteren.
Beardfish maakt een soort progfusion waarbij Frank Zappa, Isildur’s Bane, Parallel or 90 Degrees, Gentle Giant en Canterbury-invloed in de blender zijn gegooid met toevoeging van de typische Scandinavische ingrediënten die we kennen van bands als The Flower Kings, het vroege Kaipa en Landberk. De band voegt er ‘last but not least’ nog een dosis humor, satire en agressie aan toe. Uitschieters vormen het twaalf minuten durende ‘A Love Story’. Een zeer smaakvol, gevarieerd en verrassingsvol nummer dat de aanleiding voor het verhaal verbeeldt. En ook ‘The Gooberville Ballroom Dancer’ mag er zijn en doet mij denken aan ‘Billy the Mountain’ van Zappa & The Mothers of Invention. Met de hoge stemmetjes komen zelfs Howard Kaylan en Mark Vollman (Flo & Eddie) voorbij en het geheel is gelardeerd met die voor Zappa typische gesproken tekstflarden. Of wat te denken van de ‘distorted’ gitaarsolo, waar Zappa ook al patent op had, in het geweldige ‘Mystique of the Beauty Queen’. ‘Blue Moon’ geeft aan dat ook prog singlepotentie kan hebben. En zo gaat het maar door. Achttien tracks lang. Allen even sterk. Beardfish heeft met ‘The Sane Day’ haar meesterbrevet van vermogen afgegeven. Ik hoop dat men dit hoge niveau vast kan houden in de toekomst. Ik ga vanavond niet slapen. Want dat zou een vervelende inbreuk vormen op het luisteren ….. Ik ga helemaal niet meer slapen want dan kan ik net zo goed in een piramide gaan liggen.

JoJo (05-2006)

Bezetting:
Rikard Sjöblom - vocals, left speaker guitar, organ, keyboards, synthesizers, percussion
David Zackrisson - right speaker guitar, synthesizer, vocals, live sfx
Robert Hansen - bass, guitar, vocals
Magnus Östgren - drums


Beardfish - Sleeping in Traffic: Part One
Label:
Site:
beardfish
Jaar:
2007
Duur:
65:53
Recensent: JProg
Waardering:

Er komt veel progressieve rock en metal uit Scandinavië. Naast gevierde vertegenwoordigers zoals The Flower Kings, Isildures Bane, Pain of Salvation, Anekdoten, Landberk en Kaipa, om er maar een paar te noemen, komen steeds weer nieuwe bands bovendrijven. Beardfish is er zo één. Na een tweetal goede albums die in eigen beheer werden uitgebracht hebben ze nu bij Inside Out onderdak gevonden. Gaat een doorbraak lukken?
Beardfish is zoals zoveel groepen geïnspireerd door de z.g. seventies. Gentle Giant, King Crimson, Yes, Camel, Frank Zappa, maar ook eigentijdser in de vorm van Echolyn weerklinken in hun muziek. Vanaf het openingsnummer ‘...on the Verge of Sanity’ tot de afsluiter ‘Same Old Song (Sunset)’ is het een feest met boeiende complexe nummers vol vernuft en creativiteit. Progressieve muziek met folkelementen, fris en gedreven gespeeld. Bandleider, componist, multi-instrumentalist en zanger Rikard Sjöblom heeft een stem waar hij veel mee kan. Uitzinnige schreeuwen op ‘Sunrise’ tot ingetogen breekbare zang op ’Dark Poet’ slechts door piano begeleid. ‘Afternoon Conversation’ is zo’n merkwaardig mengsel van King Crimson tot Genesis waarbij de prachtige sologitaar de “Finishing Touch” is. Het hoogtepunt is het ruim twaalf minuten durende ‘Roulette’, een staalkaart van het kunnen van de band op dit moment met subliem samenspel tussen gitaar, toetsen en zang en een stevige gedreven ritmesectie als prominente achtergrond. Het samengaan van hammond en gitaar op ‘Harmony’ werkt heel aanstekelijk waarbij de overgang naar het blues georiënteerde tweede deel voor een daverende climax zorgt. Het instrumentale ‘The Ungodly Slob’ laat horen dat de band ook zonder zang volledig blijft staan.
Goed beschouwd heeft het album geen zwakke momenten. Origineel zijn kan heel goed op basis van klassieke progbands uit het verleden, dat blijkt maar weer eens te meer. Het heeft geresulteerd in elf sterke en vooral eigenzinnige composities die door een solide en hechte formatie vakkundig neergezet worden. Ingetogen waar dat moet en uitbundig waar dat nodig is zonder hysterisch te worden. De tekstuele rode draad is mij nog niet geheel duidelijk geworden, is het nu een concept album of niet, maar de boodschappen zijn boeiend en progressief. En dit is nog maar Part 1 - Part 2 is in de maak - dat belooft opnieuw veel moois.

JProg (5-2007)

Bezetting:
Rikard Sjöblom - vocals, guitars, keyboards, accordion, percussion
David Zackrisson - guitars, percussion
Robert Hansen - bass
Magnus Östgren - drums, percussion, screaming

Discografie:
Från En Plats Du Ej Kan Se (2003)
The Sane Day (2005)

Sleeping in Traffic: Part One (2007)

Birth Control - Increase
Label:
Repertoire Records
Site:
Krautrock.de
Jaar:
1977
Duur:
40:26
Recensent: H.'JoJo' de V.
Waardering:

Al lange tijd had ik het plan mij te verdiepen in de Duitse progressieve rockband Birth Control. De hoezen van hun werken uit de jaren 70 staan al tientallen jaren op mijn netvlies gebrand. Ze zijn niet alleen mooi maar ook opvallend en springen daardoor in het oog bij het afstruinen van CD-bakken op beurzen. En er kwam in het verleden weleens een flard Birth Control voorbij en dan dacht ik doorgaans "daar moet ik toch eens naar luisteren". Het grote moment is aangebroken. Door een gelukkig toeval vond ik voor een zachte prijs de heruitgave van "Increase". Eerst een korte terugblik.
Birth Control wordt doorgaans tot de Art Rock gerekend, een onderstroom van de progressieve rock waartoe ook Supertramp en Roxy Music behoren. Een stroming waarin de nadruk wat meer ligt op goed in het gehoor liggende en relatief korte songs waarin harmonie centraal staat. Je zou kunnen zeggen dat het tegen de popmuziek aanschuurt. Dat gaat zeker ook op voor deze Duitsers. Hoewel er een cesuur valt aan te brengen in hun ontwikkeling. Het materiaal uit de jaren 70 zit dichter tegen de progressieve muziek uit die tijd aan, kent wat meer complexiteit en laat echo's van bijv. Emerson, Lake and Palmer horen. In de jaren 80 en 90 schoof men meer op naar het maken van de wat simpeler en populaire rockmuziek. Birth Control bestaat nog steeds en heeft een vaste schare fans waarbij de mengeling van jong en oud opvalt. Een samenstelling die waarschijnlijk valt terug te voeren op die cesuur in de historie van de band.
Ik word bij beluistering van "Increase" heen en weer geslingerd. Soms denk ik "oei dit zit op het commerciële randje" en op andere momenten overheerst een gevoel van progressieve euforie. Tevredenheid overheerst zeker bij de eerste vier tracks. Birth Control imponeert in het openingsnummer "Skate Board Sue" waarin de muziek gedomineerd wordt door up tempo-ritmes, wervelende synthesizers en heerlijk orgelspel van Zeus B. Held en een knappe gitaarsolo van Bruno Frenzel . Associaties met Atomic Rooster en Fields schieten hier door het hoofd. Deze Bruno Frenzel kwam overigens in 1983 op tragische wijze om het leven ten gevolge van een stroomstoot op een Zwitserse bühne tijdens slecht weer. Een wel heel wrange invulling van het begrip "geboortebeperking" en de aanzet tot een switch in de muzikale richting van de band. Wat volgt in "Domono's Hammock" is EL&P-gestuurd. Het hammond orgel schiet alle kanten op en de snelheid van spelen valt op. Een goede compositie, al hadden de "oehs" en "ahs" wat mij betreft achterwege kunnen blijven. In "Fight for You" komt de rockkant van deze band goed naar voren. Een vrij stevig thema met een goed in het gehoor liggend refrein laat horen waarom men bij de Art Rock wordt ingedeeld. Aardig maar niet bijzonder. Bijzonder is wel het mooie en rustige "Until the Night" waarin Bernd Noske met een licht vibrato heerlijk zingt over een tapijt van synths. De arrangementen zijn mij echter net te poppy. Ronduit matig is "Get Up!", waarin men op een goedkope manier een goed in het gehoor liggend deuntje neerzet en natuurlijk regelmatig "Get Up" schreeuwt. Op het randje of eerlijk gezegd er net over. Men revancheert zich echter in het bijna acht minuten durende "We All Thought We Knew You". Een intrigerend en wat complexer nummer, een refrein dat blijft hangen en een tekst die mij aanspreekt: je denkt iemand te kennen en aardig te vinden maar na verloop van tijd blijken er minder leuke dingen in het koffertje met persoonlijke bagage te zitten. Een situatie die iedereen wel kent maar die – gelukkig maar - nooit went. Men sluit de CD af met één van de betere nummers "Seems My Bike's Riding Me". Los van de geweldige titel laat men in dit lange nummer de progressieve zijde van Birth Control zien.
"Increase" vormt een prima kennismaking met Birth Control uit de jaren 70. Voor progressieve euforie is dit werkstuk echter te inconsistent. Het hinkt teveel op twee gedachten: de complexiteit en diepgang van de progressieve muziek enerzijds en de commercieel verantwoorde deuntjes aan de andere kant. En tot een goede combinatie van die twee zijn alleen de hele groten in staat. Maar "Increase" zet zeker aan tot het onderzoeken van de andere albums van Birth Control uit die periode. Gezien de ontwikkeling die de band heeft doorgemaakt lijkt het mij echter verstandig om de latere werken uit de jaren 80 en 90 voorlopig in de bakken te laten staan.

H. 'Jo Jo' de V. (1-2004)

Bezetting:
Bruno Frenzel - guitars, harmony vocals
Horst Stachelhaus - bass guitar
Zeus B. Held - pianos, moog, hammond organ C3, backing vocals
Bernd 'Nossi' Noske - vocals, assorted percussion
Manfred von Bohr - drums, percusion

Discografie (selectief, alleen jaren 70):
Birth Control (1970)
Operation (1971)
Hoodoo Man (1972)
Knock, Knock Who's There (1973)
Rebirth (1973)
Goldrock (1973)
Live (1974)
Plastic People (1975)
Backdoor Possibilities (1976)
Increase (1977)
Titanic (1978)
Rock on Brain (1978) Live '79 (1979)

Tim Blake - The Tide of the Century
Label:
Voiceprint
Site:
Tim Blake
Jaar:
2000
Duur:
43:47
Recensent: JProg
Waardering:

Wie is Tim Blake? Een korte introductie lijkt me niet geheel overbodig. In de muziek is hij ooit begonnen als geluidsman bij Gong waar hij al snel de keyboards ging hanteren. Na wat artistieke strubbelingen verliet hij de band en begon in het zuiden van Frankrijk een studio, 'The Crystal Machine'. Hij keerde in 1972 terug bij Gong, wederom als toetsenist, ditmaal onder de naam Hi T. Moonweed. Na het uiteenvallen van de groep in 1976 toerde hij rond met een band genaamd Crystal Machine. Op zijn eerste album met de gelijknamige titel zijn livetracks van deze optredens te horen. In 1977 bracht hij zijn eerste studioalbum uit, Blake's new Jeruzalem, uiteraard in zijn eigen studio opgenomen. Vanaf 1979 voegde hij zich bij Hawkwind waar hij het tot 1980 volhield. Daarna werd het lang stil rond Blake totdat in 1991 Magick werd uitgebracht. Hij was regelmatig aanwezig bij reünieconcerten van de oude liefde Gong en in 2000 verscheen Tide of the Century, zijn nieuwste album.
Zijn werk kenmerkt zich door mystieke gegevens. De cd boekjes laten Blake zien als een 'synthesized marsman', maar ook als een normaal mens omringd door schitterende authentieke keyboard-knoppenkasten waar snoeren over en onder lopen en die er fantastisch surrealistisch uitzien. Zijn Direct-to-Disk recordings gebeuren op computers in zijn "Moulin a Vent de Coet-Bihan" in Questembert in Frankrijk. Opnames worden bij voorkeur bij volle maan gemaakt. Deze 'Le Studio Virtuel' is tot mooie dingen in staat. Een man groots in eenvoud, hoewel van de mens achter Blake weinig bekend is.
Wat nu te melden over het album Tide of the Century. Een artiest met bovenvermelde introductie kan wat potten breken. Het eerste wat opvalt is de warme sfeer niet in de laatste plaats door het speciale stemgeluid van Tim Blake. Wat hees, geen echte zanger, mengt hij weidse maar ook directe teksten met de elektronica. Teksten die enigszins Blake zelf belichten neem ik aan. Niet alle songs zijn even pakkend, maar je valt voor de muziek of niet. Een hoogtepunt is zeker de titelsong, waar alles erg mooi in elkaar valt, maar ook St Dolay, Chrystal Island en Byzantium Dancing mogen er zijn. Ondanks de uitgebreide technische hulpmiddelen blijft het eerlijke muziek. Gedreven en rustieke ritmes wisselen elkaar af, ouderwets en modern door elkaar, maar altijd erg elektronisch en "spacing" als op de beste Gong en Hawkwind ogenblikken. Zo klinkt spacerock en Blake kan dit als geen ander.
Prachtig zijn twee foto's in het boekje, één van zijn molen met een raam in de ronde muur en één met Blake zittend in hetzelfde venster. Het toont hem vanuit zijn molen met zijn rug naar binnen naar buiten kijkend en je kijkt met hem mee. Uit zijn veilig onderkomen, waar hij bij volle maan muziek maakt. Hij staart de volgende eeuw in en zal er niet door veranderen. Waarom zou hij.

JProg (2003)

Discografie:
Crystal Machine (1977)
Blake's new Jerusalem (1978)
Magick (1992)
The Tide of the Century (2000)


Blackfield - Blackfield
Label:
Helicon
Site:
Blackfield
Jaar:
2004
Duur:
36:57
Recensent: H.'JoJo' de V.
Waardering:

Blackfield is een project van Steve Wilson, voorman van één van mijn oogappels Porcupine Tree, en de Israëlische muzikant Aviv Geffen. Maar ik zou de volgende noodoproep uit willen laten gaan: "Opsporing verzocht want vermist: Aviv Geffen. Vermist reeds tijdens het maken van Blackfield". Ik heb natuurlijk zelf al pogingen ondernomen om hem te vinden, ik ken mijn burgerplicht, maar het is mij niet gelukt. Waar ik ook zoek, in alle hoeken en gaten van 'Blackfield', ik kan hem maar niet vinden. Zingt hij mee? Ik geloof niet dat ik het hoor. Welke instrumenten bespeelt hij? De hoes vertelt het mij niet. Welke nummers schreef hij zelfstandig? Het zijn er twee maar die hadden ook van Wilson kunnen zijn. Heeft hij onvermoede kwaliteiten uit Wilson gehaald en diende hij in die rol als inspirator en katalysator? Ook daar merk ik niets van want Blackfield klinkt als Porcupine Tree. Althans, als de wat commerciëlere versie van Porcupine Tree zoals we die kennen van hun laatsteling 'In Absentia'. U begrijpt het al. Steve Wilson is blijkbaar zo dominant in zijn werkwijze, tijdens het componeren en in het botvieren van zijn eigen creativiteit, dat de ongetwijfeld aanwezige kwaliteiten van Geffen jammerlijk het onderspit hebben gedolven. Het gevolg is dat we gewoon luisteren naar Porcupine Tree. Het feit dat ex-drummer Chris Maitland en de huidige drummer Gavin Harrison ook op 'Blackfield' meespelen, draagt daar op een bescheiden wijze ook nog aan bij. Kortom, ik twijfel derhalve zeer aan de toegevoegde waarde van het project Blackfield anders dan dat het voor Wilson/Geffen leuk zal zijn geweest om samen te werken.
Bovengenoemde kritiek en twijfels nemen niet weg dat 'Blackfield' een aardig werkstuk is. Het bewijst eens te meer dat Wilson niet in staat is om slechte composities te maken. Er staat zelfs een aantal topnummers op. 'Scars', 'Cloudy Now' en het titelnummer springen er bijvoorbeeld uit door hun smaakvolle arrangementen, mooie synths en mellotrons (of zijn het samples?). 'Glow' vind ik beklemmend, ook door de tekst: 'The glow was strong when I was a boy. But it's gone'. Dacht ik dat pas zèlf ook niet? Jammer dat het nummer wat vreemd eindigt; voor mijn gevoel is het niet af. Voor alle tracks geldt dat ze zeer toegankelijk zijn, zich snel vastzetten in het geheugen en uitdagen tot meeneuriën en meezingen. Het zijn dan ook nummers die gemiddeld zo'n drie minuten duren, daar lukt dat meestal wat gemakkelijker bij. Maar die toegankelijkheid heeft ook een schaduwzijde. De meeste nummers vind ik enigszins gemakzuchtig. De melodielijnen zijn te voorspellen, zelfs al bij eerste beluistering, ze komen me soms wel erg bekend voor en vormen derhalve een staalkaart uit de Porcupine Tree catalogus. En het veelvuldig en meerstemmig meezingen met de melodie die door de instrumenten reeds wordt gespeeld, is doorgaans een indicatie van commercialiteit. Zo ook hier. Het is helaas een weg die Wilson al eerder was ingeslagen .…..
Resumerend is 'Blackfield' een acceptabel werkstuk dat lekker wegdraait. Maar er had meer in gezeten als Aviv Geffen zijn Hebreeuwse kunsten wat meer had kunnen tonen. Er zou dan een synergie zijn ontstaan tussen Wilson en Geffen, resulterend in een 'nieuw' geluid. Eén plus eén had drie kunnen zijn. Hier is echter sprake van twee min één. En dan houden we Wilson over en luisteren dus naar meer van hetzelfde. Wat mij betreft hadden deze tracks dan ook als een extra CD kunnen worden bijgevoegd bij de volgende Porcupine Tree release. Daar hadden we best op kunnen wachten.

H.'JoJo' de V. (5-2004)

Bezetting:
Steven Wilson - performance and production of all songs
Aviv Geffen - performance and production of all songs
Chris Maitland - drums
Gavin Harrison - drums
Jeremy Kaplan - drums
Illusion Quartet - strings


Blackfield - Blackfield II
Label:
Snapper
Site:
blackfield
Jaar:
2007
Duur:
42:36
Recensent: JProg
Waardering:

Drie jaar na het opzienbarende eerste album van Blackfield, een samenwerkingsverband tussen Porcupine Tree’s Steve Wilson en de Israëlische muzikant Aviv Geffen, is er de langverwachte opvolger in de vorm van Blackfield II. Het debuut was kort, nauwelijks achtendertig minuten, maar sterk. Hoe is dit volgende hoofdstuk?
Beïnvloed door Aviv Geffen, hij schrijft de meeste muziek, is Blackfield een met een poppy-saus overgoten Porcupine Tree gerecht. Dat was al duidelijk na het eerste album en het eerste nummer van deze nieuwe cd, ‘Once’, bevestigt dit direct weer. Goed in het gehoor liggende songs die perfect uitgevoerd worden en de productie is opnieuw schitterend. Met wat “Airplay” zou de hitpotentie van dit nummer, het is ook als single uitgebracht, zomaar waar gemaakt kunnen worden. Maar er is ook ruimte voor aan ouder PT-werk refererende werk zoals het melancholieke ‘1.000 People’. Geffen zorgt voor een prachtig toetsentapijt en hij doet dit doorgaans nadrukkelijker dan PT’s Richard Barbieri. Op de tweede single ‘Miss U’ neemt Aviv de solozang voor zijn rekening, op alle andere tracks is dat Wilson, waarbij een catchy refrein en de eerste mooie gitaarsolo opvallen. Met ‘Christenings’ wordt duidelijk gas terug genomen en de laid-back sfeer, gevat in deze prachtige compositie, is bijna weldadig. De uitstekende communicatie over en weer tussen gitaar en toetsen op ‘This Killer’ illustreert de vruchtbare samenwerking tussen Wilson en Geffen. En dat proef je door het hele album heen, die twee gaan prima samen. De tegendraadse piano op ‘Epidemic’ kenmerkt dit nummer waarbij op de goede momenten voor meer power wordt gekozen. De rust keert terug met ‘My Gift of Silence’ waarop de gitaar domineert en de keyboards een ondergeschikte maar passende invulling geven. Aviv Geffen is evenals Steve Wilson met zijn teksten niet het zonnetje in huis zoals op ‘Some Day’, waarbij de meer dan uitstekende ritmesectie van Blackfield met drummer Tomer Z en bassist Seffy Efrati zeker vermeld moet worden. Het rockende, wat eenvoudige ‘Where is my Love?’ gaat de Geffen kant van Blackfield op waarna het afsluitende, door prominente toetsen gedragen ‘End of the World’ bevestigt dat het logisch is dat Wilson bijna alle leadvocals doet. Aviv Geffen is een goede zanger maar wat vlak en Steve Wilson is hier gewoon nog beter in.
Het gebeurt niet vaak - tweede album syndroom - dat een uitstekend debuut zo sterk wordt vervolgd als met deze Blackfield II. Iets langer dan de eerste cd, maar lang genoeg en Wilson en Geffen hebben in “A World which is a Prison for Dreams” hun droom opnieuw waargemaakt. Het biedt een perfecte melange van prog- en popmuziek, eigentijds, goed gedoseerd, zonder zwakke momenten. Een topalbum van 2007, dat is zeker.

JProg (3-2007)

Bezetting:
S
teven Wilson - vocals, guitars, additional keyboards
Aviv Geffen - vocals, keyboards, additional guitars
Daniel Salomon - piano
Seffy Efrati - bass guitar
Tomer Z - drums, percussion

Discografie:

Blackfield (2004)

Blackfield II (2007)

Bodin, Tomas - I Am
Label:
Site:
tomasbodin
Jaar:
2005
Duur:
63:23
Recensent: JProg
Waardering:
Het leven is niet altijd eenvoudig. Zeker niet als er een cd zoals 'I Am' te bespreken is die Tomas Bodin meent te moeten uitbrengen. Op voorhand vreesde ik dat hij met een soortgelijk album zou komen als de drie voorgangers, maar dit is geheel andere koek. Zoals gezegd, een redelijk zware opgave rest nu waarbij vele intensieve draaibeurten nodig zijn.
Wat maakt dit werk zo moeilijk te verwoorden? De conceptvorm? De niet eerder op een Bodin album vertoonde vocale bijdragen? De vele stemmingen en variaties? Het grote scala aan muzikale stijlen? Ik heb nog maar zelden een werkstuk onderhanden gehad dat enerzijds heel boeiend is omdat je voelt dat het langzaam wortelt en waarbij anderzijds het nieuwe en onbekende heel lang aanwezig blijft.
De cd, een prog-opera, is in drie suites verdeeld met de titels 'I', 'A' en 'M' van elk zo'n twintig minuten. Op hun beurt zijn deze weer in zes tot negen subtracks gesplitst die echter niet als track geïndexeerd zijn. Het concept is grotendeels autobiografisch, een persoonlijke zelfontdekking. Het handelt over filosofische en religieuze thema's en, waarom niet, reïncarnatie.
Bodin heeft zijn Flower King's maatje Jonas Reingold en de nieuwe FK-drummer Marcus Liliequist voor het ritmische gedeelte gevraagd. Als gitarist is Jocke JJ Marsh van de Glenn Hughes Band van de partij en de zang wordt verzorgd door Anders Jansson ondersteund door Pernilla Bodin en Helene Schönning. Deze Anders Jansson drukt een groot stempel op de muziek. Zijn zangstijl is erg expressief, soms duidelijk "Over the Hill", en zeker bij de eerste beluisteringen lijkt het geforceerd. Maar de scherpe kanten gaan er snel af en het is een zanger met veel mogelijkheden die de teksten met tal van stemmingen passend neerzet. Daarnaast zijn de vrouwelijke vocale bijdragen helder en goed gedoseerd. De muziek is uiterst progressief met ELP-achtige heftige toetsenpartijen afgewisseld met prachtige pianopassages. Marcus Liliequist slaat zich er op drums goed doorheen en lijkt een prima opvolger voor FK's Zoltan Csörsz. Jonas Reingold, die wel eens de neiging heeft de zaak tot gort te bassen, blijft nu goed op de plaats zijn werk uitstekend doen. Er is veel ruimte voor drama en emotie waarbij op zijn tijd een gitaarsolo in de stijl van Roine Stolt weerklinkt. Technisch is het een hoogstaand muziekstuk waarbij af en toe theatrale zangpartijen weerklinken die aan Pink Floyd doen denken. Maar ook jazz, metal en bluesinvloeden zijn in het uiterst creatieve muziekaanbod veelvuldig waar te nemen. De cd eindigt wel vreemd en heel plotseling, de reden heb ik waarschijnlijk nog niet door.
”I Am' mag een uiterst ambitieus, fascinerend maar geslaagd album worden genoemd waarbij de bestendigheid als meesterwerk nog bewezen moet worden. Het onderscheidt zich voldoende van The Flower Kings, het blijft een Bodin-album, en deze cd zal in menig jaarlijstje, zeker in de mijne, hoog eindigen. Je moet het wel veel luisteren en dus de kans geven.

JProg (5-2005)

Bezetting:
Tomas Bodin - keyboards
Jonas Reingold - bass
Marcus Liliequist - drums
Jocke JJ Marsh - guitars
Anders Jansson - vocals
Pernilla Bodin - vocals
Helene Schönning – vocals

Discografie:
An Ordinary Night In My Ordinary Life (1996)
Pinup Guru (2002)
Sonic Boulevard (2003)
I Am (2005)


Bozzio, Levin en Stevens - Situation dangerous
Label:
Magna Carta
Site:
Magnacarta
Jaar:
2000
Duur:
48:17
Recensent: JProg
Waardering: Max Score

Bij een cd op het Magna Carta label is kwaliteit in de regel verzekerd. De producten van het label onderscheiden zich daarnaast door stevige werkstukken van artiesten die de harde rand van de muziek niet schuwen. Situation Dangerous van Bozzio, Levin en Stevens vormt hierop geen uitzondering.
De opener Dangerous gaat dan ook flink uit de startblokken en geeft bij de eerste beluistering het gevoel "dit is weer zo'n hoor is hoe goed ik kan spelen" werkstuk. Nummers maken die bovendien een emotionele snaar raken is een ander verhaal. Maar de song ontwikkelt zich al snel tot een echt nummer met een rustiger gedeelte waardoor een goede balans ontstaat. De toon is gezet. Leviniaanse basloopjes, artrock drumwerk van Bozzio en veelzijdig spel van gitaarhero Stevens. Het lange Endless, wat toch na ruim 10 minuten ophoudt, is een prachtige midtempo song met hoogstaand zeer gevarieerd gitaarwerk gelegd op funky baspatronen en snaarloos drumwerk. Het volgende Crash is knap gespeeld maar ik vind het persoonlijk een mindere track. Een rommelige compositie die maar niet wel overtuigen. Zelfs de goede baspartij kan het nummer niet redden. Bij Spiral is het tijd om op de punt van de stoel te gaan. Wat een mooie akoestische gitaar en wat een schitterend thema. Levin en Bozzio volgen trouw Stevens gedetailleerde vingervlugheid. Drie topmannen met een topsong. De cd kan niet meer stuk. Op Melt wordt op de ingeslagen weg voortgegaan. Iets steviger van opzet, maar de spanning blijft er in. Stevens wisselt op Tragic van gitaar en ook dit geeft een fraai klinkend stuk. Het koningskoppel Levin/Bozzio houdt hem op het rechte spoor en zij schuwen tevens een gezamenlijk uitstapje niet. Tziganne heeft een Zuid-Amerikaanse sfeer. Akoestische gitaar met a-ritmische percussie en strakke baspartij. Geen opvallende compositie maar het mag er zijn. Het afsluitende Lost is het hoogtepunt van het album. De rode gitaardraad van Steve Stevens blijft in de kop zitten en het stuwende ritme wordt op een unieke wijze door Terry Bozzio aangevuld. Maar ook Tony Levin laat nog eens horen dat hij een super basbespeler is. Wat een nummer, weergaloos. En wat kunnen die mannen spelen. Vijf maal OJE.

JProg (2003)

Bezetting:
Terry Bozzio - Drums en electronische tape loops
Steve Stevens - Gitaar
Tony Levin - Bas en Stick

Discografie:
Black Light Syndrome (1997)
Situation Dangerous (2000).

Jack Bruce Band - Live '75
Label:
Polydor
Site:
-
Jaar:
2003
Duur:
57:18 + 53:50
Recensent: H. 'JoJo' de V.
Waardering: Max Score

'Close to the Edge of Progressive Music' is één van de uitgangspunten van OJE Music: het richten van albumbesprekingen op bands of artiesten die minder bekend zijn of zich aan de rand van het genre bevinden. Past een recensie van een album van Jack Bruce binnen dit uitgangspunt? Zeker. Hoewel de man een naam hoog te houden heeft, is hij toch minder bekend en succesvol dan Eric Clapton, zijn vroegere maatje uit Cream. En Bruce bevindt zich met name met zijn oudere werk minimaal op de zijlijn maar nog vaker op het speelveld van het genre 'progressive'. En dan is er nog een praktische reden: de Polydor- en RSO-catalogus van Bruce wordt op dit moment op een prima wijze geremasterd. Vandaar de aandacht voor het concert dat The Jack Bruce Band gaf op 1 juni 1975 in The Free Trade Hall te Manchester.
Deze opnames zijn pas nu beschikbaar gekomen. Bij de research voor de remasters kwamen de twee tapes boven water. Tot verbazing ook van Bruce die ze van een dermate hoge kwaliteit vond dat een release 28 jaar nadien gerechtvaardigd was. Bovendien zijn het de enige live recordings van een integraal concert van deze band die naast Bruce nog twee grote namen bevatte te weten gitarist Mick Taylor, die net de Stones verlaten had, en keyboardspeler Carla Bley die toen al en nog steeds hoge ogen gooit in de jazz. Bruce zit er in zijn beoordeling niet naast: het geheel kent een uitermate hoge kwaliteit. Met name speeltechnisch worden op deze dubbelaar hoogstandjes geleverd, ijzingwekkende solo's gegeven en wordt in de improvisaties een knappe synergie bereikt tussen de diverse instrumenten.
De eerste schijf begint met het schitterende en altijd te korte 'Can you Follow?', zangtechnisch een gewaagde opener voor een concert maar wat klinkt de karakteristieke stem van Bruce hier mooi. De band moet enigszins op dreef komen in 'Morning Story', maar de grandioze interplay tussen de rhythm guitar van Taylor en het orgel en de mellotron van Bley vormen reeds een voorbode van wat gaat komen. 'Keep it Down', bekend van het album 'Out of the Storm', is altijd een favoriet van mij geweest. Je kunt het refrein zo heerlijk mee schreeuwen en het is zo'n track die de gehele dag door je hoofd blijft spelen. In het subtiele 'Pieces of Mind - op 'Out of the Storm' nog Peaces of Mind (?) - hebben de dame en heren elkaar in de armen gesloten en beginnen de stukjes op hun plaats te vallen. Het wat experimentele tussenloopje - met een virtuoze elektrische piano van Ronnie Leahy - doet mij denken aan de lijm die Gentle Giant zo her en der in hun composities aanbrachten. En dat is toch een curieuze vergelijking die ik bij de studio albums van Bruce niet zo snel zou maken. Maar live komen bij Bruce dit soort invloeden bewust of onbewust wèl voorbij. Hoogtepunt van de eerste CD vormt het 24 minuten durende 'Tickets to Waterfall/Weird of Hermiston/Post War', een cocktail van de albums 'Songs for a Tailor' en 'Harmony Row'. In deze track heb ik ook al van die verrassende associaties in dit geval met King Crimson, hetgeen in belangrijke mate terug te voeren is op de mellotron van Bley met daaroverheen het plukken aan de bas door Bruce. Het inleidende pianospel van Leahy is uitmuntend, de gitaarsolo's van Taylor zijn sterk en de track blijft ondanks zijn lengte de aandacht tot aan het einde gevangen houden. Alleen deze uitvoering is de aanschaf al meer dan waard. 'Spirit' vormt de instrumentale afsluiter van het eerste deel van het concert, een cover van Tony Williams in jazz-rock-sferen.
CD 2 bestaat uit drie lange tracks. Er wordt wederom een heerlijke cocktail opgediend in 16 minuten 'One/You Burned the Tables on Me' afkomstig van achtereenvolgens 'Out of the Storm' en 'Harmony Row'. De bas van Bruce knalt uit de speakers, zoals alles eigenlijk. En wat klinkt die mellotron weer lekker, dat geluid kan ik niet vaak genoeg horen. Van mijn stoel viel ik bij de 24 minuten durende interpretatie van 'Smiles and Grins'. Wat gebeurt hier allemaal? In een groot aantal passages heb ik het gevoel alsof King Crimson ten tijde van 'Starless and Bible Black' een nummer van Jack Bruce speelt. De mystiek van Crimson is in ieder geval aanwezig. Er wordt - zo is mijn indruk -veel geïmproviseerd, drummer Bruce Gary houdt de zaak vakkundig bij elkaar, Bruce geeft een wervelende solo op bas en de beide toetsenspelers toveren ijzingwekkende klanken uit piano, orgel en weer mellotron. De afsluitende gitaarsolo van Mick Taylor is van een schoonheid die kippenvel geeft. Ik heb de solo al een aantal malen gemarkeerd in de CD-speler en hem dan vier à vijf keer achtereen beluisterd. Wat een topband. O ja, het geheel wordt ook nog afgesloten met een wervelende uitvoering van de Cream-klassieker 'Sunshine of Your Love'. Maar dit terzijde.
Ten slotte. Het geluid van dit live concert is prima al zitten er typische live onvolkomenheden in die men volgens de hoestekst en in overleg met Jack Bruce met opzet heeft laten zitten. Prachtig dat deze opnames na zo'n lange tijd opgedoken zijn. Het betreft hier immers een historisch document dat in geen enkele verzameling mag ontbreken.

H. 'JoJo' de V (2003).

Bezetting:
Jack Bruce - vocals, bass guitar, piano
Mick Taylor - guitars
Carla Bley - organ, synthesizer, clavinet, mellotron, electric piano
Ronnie Leahy - piano, electric piano, synthesizer
Bruce Gary - drums

Discografie:
Songs for a Tailor (1969)
Things we Like (1970)
Harmony Row (1971)
Out of the Storm (1974)
How's Tricks (1977)
Jet Set Jewel (1978)
I've Always Wanted to do This (1980)
Jack Bruce (1980)
Automatic (1983)
A Question of Time (1989)
Somethin Els (1993)
Cities of the Heart (1993)
Monkjack (1995)
Sitting on Top of the World (1997)
Shadows in the Air (2001)
Doing This (On Ice) 2001
Live '75 (2003)


Bush, Kate - Aerial
Label:
EMI Records
Site:
www.katebush.com
Jaar:
2005
Duur:
38:02 + 42:04
Recensent: JoJo
Waardering:

Haar ‘sabbatical period’ duurde zo’n jaar of twaalf. Dat wil ik ook wel. Kate Bush wijdde zich aan huishoudelijke en familiaire bezigheden, liep in die
context hoogstwaarschijnlijk vrij associërend rond en putte daar haar inspiratie voor nieuwe songs uit. Begeleid door muzikale sleutelfiguren als Peter Erskine, John Giblin, Stuart Elliott, Eberhard Weber en Gary Brooker, leidde dat wat mij betreft tot haar meesterwerk ‘Aerial’.
‘Aerial’ is een afgewogen dubbelalbum bestaande uit twee delen, ‘A Sea of Honey’ en ‘A Sky of Honey’, gevuld met relatief rustige en wat mystieke tracks die aanzetten tot wegdromen en turen over de heuvels van Kent, in mijn geval staren over de honderden jaren oude achtertuinen van mijn randstedelijke vestingstad. Maar die ook stimuleren tot nadenken over op het oog onbenullige en energievretende huiselijke besognes. Want een aantal tracks handelt daarover: over door kinderschoenen aangebrachte modder op de vloeren en op volle toeren draaiende wasmachines. De Bush-eigen spirituele en filosofische invloeden ontbreken echter ook niet, terug te vinden in haar lofzang op de natuur en de beeldende kunst. En tot uiting gebracht in de prachtige buiten- en binnenhoes: de was aan de lijn, wapperend in de wind .… of zijn het ronddolende spoken? Bush heeft immers nog steeds dat heksen- en toverkollenimago.
Ik luister naar een perfect in elkaar gestoken werk, waar zowel composities, zang, sfeer en instrumenten op de beste plek vallen. De stem van Kate Bush klinkt soms wat onvaster dan in het verleden maar dat maakt de stem fragieler en het past geweldig bij de breekbare songs. Zij heeft nooit onder stoelen of banken gestoken dat Peter Gabriel een grote invloed op haar heeft gehad. Niet alleen is het haar buurman maar ‘zijn’ wereldse ritmes en curieuze keyboardgeluiden en samples waren vaak terug te vinden op o.a. haar voorlaatste album ‘Red Shoes’. Op ‘Aerial’ is deze invloed geringer en vind ik er op disc één de meest duidelijke sporen van terug in het sterke ‘King of the Mountain’, de enige track die zich leent voor een single, en in het schitterende ‘Joanni’. Deze laatste blinkt uit door het dreigende Gabrieleske ritme, de donkere synthesizers en het excellente basspel van, naar ik vermoed, Eberhard Weber. ‘Bertie’ is een ode aan haar zoon, in de zetting van kamermuziek en met een folky inslag. Vroeger zou ik mijn twijfels hebben gehad over een dergelijk lofdicht maar sinds ik zelf vader ben begrijp ik het wel. Dit soort emotie kan niet anders leiden dan tot een prachtige track. Het absolute hoogtepunt van de eerste schijf is ‘Mrs Bartolozzi’. Ik heb de antecedenten van deze dame niet kunnen achterhalen maar het door de piano geplaatste thema is onwerkelijk mooi, de bas van Giblin indrukwekkend en dan deze tekst: “Out of the corner of my eye, I think I see you standing outside. But it’s just your shirt, hanging on the washing line. Waving it’s arm as the wind blows by. And it looks so alive. Nice and white. Just like it’s climbed right out of the washing machine”. Poëzie op grote hoogte.
Koerende duiven bepalen het ritme van ‘Prelude’, de entree van disc twee. ‘Prologue’ is gebouwd op een via de piano repeterend thema, ondersteund door strijkers en heerlijk basspel van Giblin. En pas nu, na zeven tracks, vallen de drums weer in. Beide tracks bouwen de spanning op naar een volgend hoogtepunt ‘An Architect’s Dream’, waarin de engel Gabriel rondwaart en kippenvel mij bevangt. Wederom sombere, dreigende synths. Dit nummer kan mij niet lang genoeg duren. Tenzij er iets moois volgt. En dat gebeurt in het gevoelige ‘The Painter’s Link’, het jazzy ‘Sunset’ en het iets populairdere ‘Nocturn’. En zo sluimert de hoge kwaliteit maar voort, zonder enige terugval, tot en met de relatieve disco in het afsluitende titelnummer. Alwaar zij mij in verbazing en genot achterlaat.
Kate Bush levert met ‘Aerial’ een eigenwijs en ontroerend document af dat een testament vormt van haar ‘sabbatical’ en tegelijkertijd een proclamatie is van alles wat nog gaat komen. Moge het net zo mooi zijn.

JoJo (12-2005)

Bezetting:
Kate Bush – vocals, piano, keyboards
Peter Erskine, Stuart Elliott, Steve Sanger – drums
Eberhard Weber, John Giblin, Del Palmer – bass
Bosco D’Oliveira – percussion
Dan McIntosh – electric and acoustic guitars
Gary Brooker – hammond organ
Rolf Harris – didgeridoo
Lol Creme, Gary Brooker, Paddy Bush – backing vocals
Michael Kamen – orchestral arrangements

Discografie:
The Kick Inside (1978)
Lionheart (1978)
Never For Ever (1980)
The Dreaming (1982)
Hounds Of Love (1985)
The Whole Story (1986)
The Sensual World (1989)
The Red Shoes (1993)
Kate Bush Live At Hammersmith Odeon (1994)
Aerial (2005)

© 2003-2024 OJE Music OJE Web All Rights Reserved